|
|
|
|
EEN
VILLA-SCHOOL
DOOR
FRANS
NETSCHER |
|
|
|

Huize Beresteyn
(voorzijde), Instituut "Wullings". H.B.S. 5j. c. |

N de nabijheid onzer
groote steden, gewoonlijk op de lommerrijkste gedeelten der
hoofdverkeerswegen, treft men heden ten dage nog de weinig
overgeblevene van een
serie van patricische buitenverblijven aan, waar de rijke
families uit de steden in de
18e eeuw hun „Sommerfrische" kwamen zoeken. — Gewoonlijk scheidt
een sloot of
beek die landhuizen van den weg. Steenen palen met ijzeren
hekken flankeerden een
brugje, waarover men door een schaduwrijke oprijlaan het huis,
met een stoep of bordes er voor,
bereikte. Tuinen, bosschages, een warmoezierderij en een
oranjerie lagen op zij of er achter, en
vormden een bezitting van vele hektaren grootte, getuigend van
een tijd toen de grondprijzen
nog niet zoo exorbitant waren opgedreven als nu. Een koetshuis
en een groote stal, verscholen
terzijde onder hooge boomen, bewijzen nog, dat de vroegere
bewoners welgestelde lieden waren,
die met hun karossen zorgden, dat zij daarbuiten toch niet al te
eenzaam bleven. — Vele van
die deftige huizingen zijn reeds onder de mokerslagen van
sloopers gevallen; de hooge linden en |
 |
beuken zijn geveld om
plaats te geven voor den bouw van zoogenaamde villatjes in
koeken-
bakkersstijl en van 'n paar honderd gulden huur, opgetrokken
door spekuleerende aannemers
architekten, die tegenwoordig onze landwegen met hun steenen
misbaksels vergiftigen; de oranjerie
is een broeikas voor een bloemkweeker geworden en in het
koetshuis huist nu de tuinknecht van
een rentenierenden kruidenier uit de naastbijzijnde stad. Alleen
de naam op een scheef gevallen
hek of de steenen paal van een inrij doen nog vermoeden, dat
hier vroeger iets deftigs en
patricisch gestaan heeft.
Enkele zijn blijven staan als getuigen van het landleven van
een vorig geslacht. Maar van die |
 |
enkele is dan gewoonlijk
de bestemming veranderd;
het zijn geen landhuizen meer, waar patricische
families uit de stad van het buitenleven komen
genieten — het geslacht van heden noemt die
huizen duur en omslachtig om te bewonen, de
gangen te hoog, de kamers als zalen te groot,
enz. — maar zij zijn dan in beslag genomen voor
doeleinden, waar groote kamers en hooge gangen
juist voor te pas komen.
Zoo'n oud patricisch landhuis treft men ook
nog bij Voorschoten aan. Komt men van den
kant van Leiden en is men de zilverfabriek van
Van Kempen voorbij, dan ligt daar vlak naast,
achter en onder hoog oud geboomte, zoo'n deftige
heerenhuizing uit de achttiende eeuw; er is een |

Huize Beresteyn (zijaanzicht). |
sloot met
een vijvervormige verbreeding tusschen den straatweg en den
voortuin, waar eenden
zich in verlustigen; er is een bruggetje; een laan van statige
beuken, die naar het bordes voert
en 't is er stil en rustig, met vogelgetjilp in de takken der
boomen en 't vroolijk opklinken van
jongensstemmen.
En als men dit hoort, vraagt men zich af, of de bewoner van
dit eerwaardige landhuis misschien
een buitenpartij voor de vriendjes van zijn zoon geeft. — Neen.
— Hier woont geen oudadellijke
of patricische familie.
„Beresteyn" — want zoo heet deze oude buitenplaats — is van
bestemming veranderd ; het |
is geen
rustplaats voor den zomer meer voor
bewoners van het Rapenburg of van Heeren- en
Keizersgracht. — Er is nu een Instituut in
gevestigd, en de vroolijke jongensstemmen zijn
die van de leerlingen, welke zich in het park
vermaken.
En nu zal men mogelijk willen weten, hoe
een van Neerland's beroemdste kostscholen daar
zoo gekomen is. — We zullen 't zeggen.
Ruim dertig jaar geleden bestond er te Loos
drecht een kostschool, die zich in een goede
reputatie verheugde en dan ook druk bezocht
werd. 't Was een bloeiende inrichting. De eigenaar,
die in de onderwijswereld een goeden naam genoot,
was de heer WULLINGS. Niets deed vermoeden, |
 |

Schoollokalen
van het Instituut "Wullings". |
dat deze
onderwijsinrichting spoedig uit de rij der kostscholen zou
verdwijnen, totdat de eigenaar
plotseling ongesteld werd en na een kortstondige ziekte kwam te
overlijden. Dit was een ramp
voor het Instituut. Want met de zorg en het beheer van deze
inrichting bleef nu de zoon van
den heer WULLINGS zitten, die, ofschoon ook onderwijzer, zijn
leeftijd, zijn jeugdigen leeftijd,
tegen had. Tenminste in de oogen van de ouders van verscheiden
schoolgaande kinderen, die hun
zoons niet aan de hoede van een jongmensch van even in de
twintig durfden toe te vertrouwen.
Zij riepen hun kinderen naar huis en het aantal leerlingen liep
weldra tot een zevental terug.
Nu sloeg ook den onderwijzers, die aan de school verbonden
waren, de schrik om 't hart, en |
Slaapzaal in het
Instituut "Wullings".
 |
denkende
dat het schip zinkende was, trachtten
zij zich intijds te bergen.
In heel korten tijd zag 't er dus slecht voor
dit Instituut uit. — Maar zij, die geen vertrouwen
in den jeugdigen heer WULLINGS gesteld hadden
en dachten, dat hij 't niet houden zou, kwamen
bedrogen uit. Hij verloor geen oogenblik zijn
hoofd. Toen het water hem aan de lippen scheen
te staan, ging hij eens om raad naar een ouderen
kollega. En toen wist hij, wat hij doen zou. Zijn
„plan de campagne" stond vast. De kostschool zou
worden voortgezet, maar hij zou haar verplaatsen.
Hij had vertrouwen in zichzelf en in de toekomst,
en hij geloofde, dat 't wel gaan zou. En de loop
der gebeurtenissen heeft hem in het gelijk gesteld. |

Tennisbaan in
het Instituut "Wullings". |
De heer
WULLINGS kwam te weten, dat er te Voorschoten, dus in de
nabijheid van de
Universiteitsstad Leiden met haar gymnasium en hoogere
burgerschool, en ook niet ver van
Den Haag — dus in een rayon, dat gunstig mag genoemd worden voor
een onderwijs-inrichting
— een groot, ruim, luchtig huis, met een tuin als een park (want
deze is zes hectaren groot !)
te huur was. Toen bedacht hij zich niet lang en weldra had hij
er zich het bezit van verzekerd.
— Met het restantje der leerlingen van dè school van zijn vader
trok hij er heen. — En daar
zat hij nu in Voorschoten. — Wat zou 't geven?
Het gaf dit: dat terwijl andere
kostscholen van naam in dien tijd gekomen en gegaan |
zijn, het
Instituut WULLINGS met het jaar
gegroeid is, en dat het handjevol jongens, dat
hij uit Loosdrecht meebracht, thans geklommen
is tot een flink getal leerlingen, een school is
geworden met een naam zoowel in ons geheele
land als in Indië, en dat in den loop der jaren
honderdtallen ouders hun kinderen aan zijn zor
gen en opleiding hebben toevertrouwd, zoodat
er, bij wijze van spreken, thans over den ge
heelen aardbol mannen van Hollandsche afkomst
gevonden worden, zelfs al huisvaders, die de
carrière, welke zij gemaakt hebben, danken aan
het voorbereidend onderwijs, dat zij op „Beresteyn"
te Voorschoten ontvingen. Want het onderwijs,
dat zij bij den heer WULLINGS ontvangen, is |
Eetzaal in het
Instituut "Wullings".
 |

Recreatiezalen
in het Instituut "Wullings". |
voorbereidend onderwijs; het bereidt hen voor tot andere
inrichtingen van onderwijs, hetzij tot het
Staatsexamen, dat de Universiteit voor hen opent, hetzij tot het
eindexamen der H.B.S., zoodat
zij naar Delft kunnen gaan, of ook wel tot de-Militaire Akademie,
de Kadettenschool, Willemsoord,
de Zeevaart- en Landbouwscholen, de Posterijen of tot Candidaat
O.-I.-Ambtenaar.
De opleiding is er dus wel op een breede basis geschoeid; zij
is varieerend en ruim.
Een inrichting dus om jongens voor een examen klaar te
stoomen? — Neen ! — Dit afschuwelijk
systeem wordt hier vermeden. Een systeem dat hierop neerkomt,
dat de hoofden der leerlingen
worden volgepropt met net zooveel kennis, dat de slachtoffers
door hun examen rollen, dan uitgeput |
 |
neerzinken, terwijl van het aangeleerde later zoo
goed als niets blijft hangen : een systeem van
intellektueele marteling en afstomping.
De heer WULLINGS volgt een breederen en
ruimeren weg van opleiding, die evenwel ook tot
hetzelfde resultaat leidt, want het percentage der
geslaagden voor examens van dit Instituut is groot,
waarmee dus bewezen is, dat er behalve het brute
klaarstoomsysteem ook nog wel een àndere methode
te volgen is, om goede resultaten te bereiken.
Het systeem op het Instituut van den heer WUL‑
LINGS is er op gericht, om den leerlingen ook
een algemeene ontwikkeling bij te brengen. Geen
pompmethode. Geen geestelijke marteling. Maar,
terwijl die basis der algemeene, ruime ontwikkeling |

Recreatiezaal in
het Instituut "Wullings". |
gelegd
wordt, worden de leerlingen, die zich voor een bepaalde carrière
willen bekwamen, nog
afzonderlijk genomen, om hen datgene bij te
brengen, wat nu bovendien nog noodig is voor de
examens, die den toegang tot die loopbaan moeten ontsluiten.
We zouden 't zoo willen uitdrukken: op de instamp- en
pompscholen worden de jongens
behandeld als paarden, die oogkleppen op hebben, opdat zij niet
naar terzijde, maar alleen recht
naar voren (het examen) kunnen zien; en op de school van den
heer WULLINGS worden die
nodeloos martelende oogkleppen
afgedaan, opdat de blikken naar alle kanten kunnen uitzien,
terwijl het doel van de reis toch zonder ongelukken wordt
bereikt. |
We zeiden
immers zoo juist, dat Voor‑
schoten zoo bizonder gunstig gelegen is
tusschen Leiden en Den Haag met hun
vele onderwijsinrichtingen. En daar be
doelden we dit mee, dat het den heer
WULLINGS daardoor mogelijk
is geweest
te profiteeren van de nabijheid der leer-
krachten aan die inrichtingen ten behoeve
van zijn Instituut. Zoo is hij er in geslaagd
vele dier leerkrachten ook aan zijn school
te verbinden. En als men de lijst van het
leeraars-personeel van dit Instituut raad-
pleegt, dan zal men er de namen op aan-
treffen van leeraren van het gymnasium
en de H.B.S. te Leiden of van Den Haag.
Men mag dus gerust zeggen, dat 't aller- |
 |
 |
beste wat
er aan leerkrachten is te krijgen, aan deze opleidingsschool
verkregen is. — Maar toch
dit niet alleen. — Er is nog meer. — De heer WULLINGS zorgt er
niet slechts voor, dat het
onderwijs door alleszins bekwame krachten gegeven wordt, maar
als de leerlingen 's avonds na
afloop van de schooluren, hun studiewerk hebben te verrichten,
blijft er toezicht op dit werk bestaan
door onderwijskrachten, die kunnen assisteeren en voorthelpen,
zoodat 't doodende van het blokken
wordt ondervangen en voorkomen.
De jongelui staan dus onder een intellektueele training, want
er moet gezorgd worden, dat het
doel, waarvoor zij dit Instituut bezoeken, bereikt wordt. Aan
het einde van de studies aan deze
inrichting ligt een nieuw studieveld, ter verdere opleiding tot
een maatschappelijke loopbaan
open. Dáár moeten zij zich op begeven. — En daar het Instituut
WULLINGS wettelijk erkend
en in 1921 aangewezen is als een inrichting, waar ook het
School-Eindexamen wordt afgenomen,
gelijkstaande met dat van een H.B.S. met 5 j. c., overeenkomstig
art. 45 tredecies der Wet op
het Middelbaar Onderwijs, staat deze school in elk opzicht
gelijk met de openbare H.B.S.
met 5 j. c.
Maar de boog kan niet altijd
gespannen zijn. Dat weet de heer WULLINGS ook. En daarom
heeft hij er voor gezorgd, dat dit het geval niet behoeft te
wezen.
Na intellektueele inspanning kunnen de jongelui zich ook
lichamelijk verpoozen. Daarvoor
vinden zij in de eerste plaats gelegenheid in het ruime park van
de oude buitenplaats met zijn
oppervlakte van 6 bunder, vol belommerde lanen,
met oud schaduwrijk geboomte, met zijn
prachtige
vergezichten over landerijen naar een verren horizon, en zijn
typische oude grot. Een park, dat
den jongens meer den indruk moet geven, dat zij uit logeeren
zijn op een groote buitenplaats bij
een welgesteld familielid, dan dat zij een „kostschool"
bezoeken. Maar bovendien is er een tennis-
baan op aangelegd, bevindt er zich een voetbalveld, en is de
rekreatiezaal voorzien van piano,
biljarten, alsook een ontvangtoestel voor draadlooze telefonie
en telegraphie, waarmede de radio
concerten uit binnen- en buitenland, de verslagen van het
persbureau Vas Diaz over internationale
wedstrijden, enz. kunnen opgevangen worden.
Zouden aan dit gelukkig samengaan van geestelijke in- en
lichamelijke ontspanning niet voor
een deel ook de resultaten toe te schrijven zijn, die met de
studie der leerlingen op dit Instituut
in een reeks van jaren verkregen zijn? — Wij gelooven 't zeker.
— En dat de ouders van
schoolgaande jongens in ons land en in
de koloniën eveneens dit vertrouwen zijn gaan krijgen,
wordt, meenen we, bewezen door 't met het jaar toenemend aantal
leerlingen, dat zij aan de
zorgen van den heer WULLINGS toevertrouwen.

|
|
|
|