Antonius Driessen
(* 1682 — † 12-11-1748)
Gedachten
over de Openbaring van Johannes
'De bekering is een bovennatuurlijke kennis, die wij door de onmiddellijke werking van de Heilige Geest door het Woord moeten ontvangen. Dit blijkt uit de bevinding van de heiligen, die allen moeten getuigen dat — hoever zij ook in de letterkunde zijn gevorderd — wanneer zij in zielsangsten kwamen en in hun ellendige akelige en rampzalige toestand van nature waren ingedommeld, hun letterkennis hun ontviel en zij zich met geen aangeleerde waarheden meer konden behelpen.
Ik heb dit duidelijk gezien in een professor onder wie ik studeerde; die eens terwijl ik bij hem was zulke vreselijke zielsangsten had dat hij — hier dus op aarde zijnde — reeds in het diepst van de hel scheen te wezen, daar hij als een worm langs de grond kroop, roepende: ’o God, is er nog een weg van ontkoming, maak hem mij bekend’.
En deze man had reeds vóór die tijd zijn Gratia Victrix (De overwinnende genade van God) uitgegeven'.
'Het leven van het geloof op de belofte':
... Van Christus' verhoging tot zijn wederkomst, om zijn koninkrijk op te richten, zijn er drie voorname tijdkringen: onder de zegels, onder de bazuinen, en onder de fiolen, en in elk van die zijn er weer zeven tijdkringen, waarvan elk zijn bijzondere beloften heeft, door welke de Kerk geleid wordt, zoals hij, die er lust in heeft de openbaring en het profetische woord aandachtig na te gaan, licht bespeuren zal; zodat al de gelovigen, die sterven, voordat de zaken vervuld worden, in hun leven moeten aangemerkt worden, als door de beloften geleid te zijn, zonder de vervulling gezien te hebben.
En dat is zeer duidelijk omtrent de oude gelovigen, want zij zagen de dingen maar van ver en duister, door weinige beloften, die duidelijk moesten zijn door de nadere belofte van de heerlijke komst van de Messias.
Abraham zag het tegemoet, doch in zijn tijd, omdat het licht toen pas aan het opgaan was, slechts in het duister gehuld van ver 2).
En in dit opzicht, moeten zelfs de gelovigen van het Nieuwe Testament in het geloof sterven, zonder vele beloofde zaken van de val van de antichrist, van de heerlijke kerkstaat (beter: vrederijk, {dcb}) van de heerlijkheid van de hemel, enz. te verkrijgen. Maar zij zien ze van ver als in een spiegel en in een duistere rede.
In de preek over Jeremia 31.9 zegt Comrie:
In een onlangs uitgekomen werk van Mobachius, welk bekend is om zijn uitgebreide studie over Jeremia 31, waarin hij handelt over 'de lang gewenste en vast aanstaande bekering van het volk van de Joden, zegt Mobachius: 'Wij houden het voor ons daarvoor, dat het in zijn eerste betrekking geschreven en gegeven is tot troost van Gods volk in Babel, en om hen te verzekeren van hun verlossing en wederbrenging in hun land; ondertussen zo, dat vele dingen bij die gelegenheid invloeiende, niet rechtstreeks op da geval ziende, maar op volgende tijden; en hetgeen er in is, zal vervuld worden bij de bekering van de Joden in de laatste dagen, waarvan de verlossing uit Babel een pand en profetisch voorbeeld geweest is.'