Creatine:

Creatine ( Grieks: kreas = vlees ) Brutoformule: C4H9N3O2
IUPAC: 2-(carbamimidoyl-methyl- amino)azijnzuur
Synoniemen: α-methylguanido azijnzuur, alpha-Methylguanidinoacetaat,
( alpha-Methylguanidino acetic acid), Kreatine, methylguanidine-azijnzuur,
N-amidinosarcosine, Methylglycocyamine
De molmassa is 131,14 g/mol; de dichtheid is 1,33 g/cm3 en
het smeltpunt ligt bij 303 oC.
De Franse wetenschapper
Michel-Eugène Chevreul ontdekte als eerste in 1835 een component in
het spierweefsel die hij later creatine noemde.
In 1847 zag de Duitse wetenschapper Justus von Liebig dat bij fysieke
inspanning de hoeveelheid creatine in het spierweefsel van dieren
toenam. Hij opperde het idee dat de spieren stikstof bevattende
moleculen gebruikte als energie voorziening. Deze stikstof bevattende
moleculen werden later bekend als aminozuren, waarvan creatine er een
is.
 |
 |
Michel
Eugène
Chevreul
(1786-1889) |
Justus von Liebig
(1803-1873) |
Creatine is een lichaamseigen stof die een belangrijke rol speelt in
de energie productie van het lichaam.
Alle cellen gebruiken ATP als de direct beschikbare energiebron, maar
omdat de voorraad ATP beperkt is, dient ATP geregenereerd te worden via
metabole routes zoals de glycolyse en de oxidatieve stofwisseling.
Bij de enzymatische verwijdering van fosfaat uit ATP komt energie vrij
en er ontstaat ADP ( adenosine difosfaat ) en anorganisch fosfaat.
Creatine en zijn gefosforyleerde vorm fosfocreatine zijn essentieel
voor de regeneratie van ATP uit ADP.
Bij een hoge energievraag zal het fosfaat van fosfocreatine afgesplitst
worden om de energie te leveren voor de re-synthese van ATP.
Fosfocreatine dient als tijdelijke energiebuffer in die gevallen wanneer
de ATP consumptie groter is dan de synthese van ATP.
Een toename in creatine- en fosfocreatine spiegels zal bij hoge
energie vraag tot een toenemende resynthese van ATP leiden.
De totale hoeveelheid opgeslagen creatine in een gemiddeld persoon van
ongeveer 70 kg. is ongeveer 120 gram. Dagelijks wordt ongeveer 1,6% van
de totale hoeveelheid creatine omgezet.
Ongeveer de helft van de benodigde creatine wordt door het lichaam zelf
gesynthetiseerd; de rest zal uit het voedsel moeten komen.
Hoge concentraties creatine vindt men in rundvlees, varkensvlees en vis.
- rundvlees: 4,5 gram per kilogram
- varkensvlees: 5 gram per kilogram
- haring: 6,5-10 gram per kilogram
- zalm: 4,5 gram per kilogram
Lichaamseigen creatine wordt voornamelijk in de lever en de nieren
gesynthetiseerd uit Arginine, Glycine en Metheonine. Creatine wordt in de bloedstroom naar de verschillende
weefsels getransporteerd
( zoals het brein, het hart en de spieren ). De grootste hoeveelheid
wordt in de skeletspieren gevonden
( ongeveer 95% ). Creatine wordt uit de bloedbaan gebracht middels de
creatinetransporter SLC6A8. Een klein deel (ca. 1,5%) van het in de
cellen aanwezige creatine wordt dagelijks spontaan omgezet in creatinine,
een metabool eindproduct. Creatinine wordt uitgescheiden door de nier.
Creatine is een tussenproduct in de stofwisseling; in spieren is
creatine gekoppeld aan fosforzuur tot creatinefosfaat als energierijke
verbinding waaruit ATP gevormd kan worden m.b.v. het enzym creatine (fosfo)
kinase, afk. CK. Creatine(fosfo)kinase (afk. CK, voorheen CPK) is
een enzym, dat in staat is om de fosfaatgroep van creatinefosfaat over
te brengen naar ADP, zodat het energierijke ATP ontstaat, dat is o.a.
nodig voor de spier contractie; Van CK bestaan iso - enzymen, nl.
Creatinine kinase (CK of CPK : creatinine phospho-kinase)
Creatine fosfokinase komt voor in de gestreepte spieren, de
hartspier, de darm en de hersenen. Na beschadiging van een gestreepte
spiercel komt het CK zeer snel vrij in het serum, na hersenbeschadiging
stijgt CK langzaam. Het enzyme wordt zeer vlug uit het bloed verwijderd.
CK is waarschijnlijk een van de beste indicatoren van hartinfarct: het
stijgt zeer vlug en het komt zeer weinig in andere weefsels voor.
Het feit dat minimale traumata van de skeletspieren ook CK stijging
kunnen veroorzaken maakt deze gevoelige indicator echter weinig
specifiek: spierarbeid, een val, een intramusculaire injectie zijn
voldoende om de CK-spiegels omhoog te jagen.
CK heeft drie isoënzymen: MM, MB, BB. Ze kunnen met verschillende
technieken gescheiden worden. MM (M voor muscle) komt voor in spier- en
hartweefsel. BB (B voor brain) komt voor in de hersenen. MB komt
uitsluitend voor in de hartspier.
In normaal serum vindt men MM en een spoortje MB. MB komt in grote
hoeveelheden in het serum na myocardinfarct. BB wordt soms gevonden na
acuut hersenletsel, maagcarcinoma, prostaat carcinoma, en bij patiënten
die chronische dialyse of coronaire bypasschirurgie ondergaan.
Voor het bepalen van
CK-MB wordt een immunologische techniek
gebruikt waarbij alle M-componenten geïnactiveerd worden (MM en het
M-deel van MB). Daarna wordt de overblijvende activiteit gemeten, die
dus (meestal) een maat is voor de activiteit van CK-MB.
Klinisch nut:
- Spierziekten
acute en voortschrijdende spiernecrose
veroorzaakt een astronomische stijging van CK:
deze stijging is een gevolg van de beschadiging
van actieve spiervezels, en is dan ook het
hoogst in het begin van de ziekte. Naarmate de
spiermassa vermindert, vermindert ook de
hoeveelheid circulerend CK en de enzyme
activiteit heeft weinig prognostische of
diagnostische waarde bij gevorderde
spieraandoeningen.
CK-activiteit is hoger dan normaal bij de meeste
vrouwelijke carriers van musculaire dystrofie (Duchenne
- X-chromosoom gebonden), zonder evenwel
diagnostisch te zijn.
Ook polymyositis, dermatomyositis, zware
hypothyreoïdie met spierafwijkingen geven
verhoogde CK-waarden.
- hartziekten
de aanwezigheid van CK-MB is de meest
gevoelige "marker" van myocardinfarct. CK-MB
verschijnt vroeg (binnen de 24 uur na een
infarct). Het stijgt niet na longembolen,
hartdecompensatie, angina pectoris (men heeft
evenwel ook stijging van CK-MB beschreven na
spiertrauma, langdurige tachy-arythmieën, zeer
zware angina).
Het is waarschijnlijk niet mogelijk uit de
stijging van CK-MB conclusies te trekken
betreffende de omvang van het infarct: de
stijging van de enzyme-activiteit in het serum
hangt niet alleen af van de uitgebreidheid van
de celnecrose maar ook van de relatieve
concentratie CK-MB in de aangetaste vezels en
van de bevloeiing van het geïnfarcteerde deel.
Het is belangrijk bij de diagnose van een
hartinfarct een vrij strikte timing aan te
houden: CK-MB is het eerste enzyme dat in
meetbare hoeveelheden in het serum vrijkomt na
een infarct: het kan soms aangetoond worden
binnen de 3 tot 6 uur na het begin van de pijn,
vóór de stijging van het totale CK. Het maximum
wordt gewoonlijk bereikt na 12 tot 24 uur, en
men vindt opnieuw normale waarden na 24 tot 48
uur. Het is dan ook belangrijk een serumstaal te
nemen bij opname, en controles te doen na 24 en
48 uur. Sommigen raden zelfs een bloedname om de
12 uur aan om een (eventueel kleine) stijging
van CK-MB niet te missen.
|
|
Synthese:
- L-arginine + glycine =
L-ornithine + guanidinoacetate
C6H14N4O2
+ C2H5NO2 = C5H12N2O2
+ C3H7N3O2
Enzym: Glycine amidinotransferase
(
ExPASy:
EC 2.1.4.1 )
Synoniemen voor dit enzym: L-arginine:glycine amidinotransferase
Human Genetic Disease:
Glycine amidinotransferase deficiency
OMIM:
602360
OMIM: Clinical Synopsis
- Guanidoacetate
+ S-adenosyl-L-methionine <=> S-adenosyl-L-homocysteine +
creatine
C3H7N3O2
+ C15H23N6O5S
<=> C14H20N6O5S
+ C4H9N3O2
Enzym:
Guanidinoacetate N-methyltransferase
( ExPASy:
EC 2.1.1.2 )
Human Genetic Disease:
Guanidinoacetate methyltransferase deficiency
OMIM:
601240
OMIM:
Clinical Synopsis
- Creatine transporter gene
( SLC6A8 )
OMIM:
300036
Human Genetic Disease:
creatine transporter deficiency
OMIM:
300036
Zie ook: Creatine deficiency syndrome, X-Linked
OMIM:
300352
OMIM: Clinical Synopsis


- ATP + creatine = ADP +
phosphocreatine
C10H16N5O13P3
+ C4H9N3O2
= C10H15N5O10P2
+ C4H10N3O5P
Enzym: Creatine kinase
( ExPASy:
EC 2.7.3.2 )
- creatine => creatinine
C4H9N3O2 =>
C4H7N3O + H2O
 |
Hoofdmenu |
|