1. De situatie sinds 1961
De dispositie van het orgel bij mijn benoeming als organist in april 1961 was, zoals de orgelbouwer J. de Koff het orgel in 1928 had achtergelaten. Veranderingen hadden zich in die tussentijd niet voorgedaan. Reeds op 17 mei 1961 richtte ik aan het College van Kerkvoogden een schrijven met de vraag of er voor het kerkorgel reeds een restauratie-commissie was ingesteld, zodat alle belangen betreffende het orgel voor een nodige restauratie met kennis van zaken konden worden behandeld.
In september 1964 werd mij officieel verzocht plannen naar voren te brengen voor de restauratie van het orgel. Het zou nog tot februari 1966 duren voordat de adviseur de heer L. Erné namens de Orgelcommissie der Nederlandse Hervormde Kerk met een rapport zou komen inzake het orgel.
2. De toestand van het orgel
Het rapport van Erné gaf de situatie van 1966 weer. Gewezen werd op het zeer sterk rammelen van de toetsen. Het manuaal van het Hoofdwerk had een abnormale diepgang van 16 à 17 mm. Het Bovenwerk had een vrij normale diepgang van 10 mm. Ook werd het toetsbeleg van de klavieren genoemd, wat de witte toetsen betreft celluloid. De frontons van Knipscheer waren nog aanwezig. De windladen hadden beide in hevige mate door- en bijspraak. Het pijprooster van de verdwenen pijpen van de Mixtuur 3-4 st. op het Bovenwerk was nog aanwezig. Erné noemt de volgorde van het pijpwerk op de lade aldus vanaf het front:
Hoofdwerk: Prestant 8', Bourdon 16', Holpijp 8', Octaaf 4', Quint 3', Octaaf 2', Mixtuur 3-4 st., Cornet 4 st., Trompet 8', Roerfluit 4'.
Bovenwerk: Principaal 8', Viola di Gamba 8' D, Holpijp 8', Fluit 4' Octaaf 4', Octaaf 2', Viola di Gamba 8', Dulciaan 8'.
In het rapport stond verder: "Het frontpijpwerk heeft expressions, het binnenpijpwerk is beschadigd door stemmen, spreekt ten dele slecht aan, terwijl het geheel ongeveer 1/4 toon onder normaal staat".
Het orgel zoals Erné het in 1966 aantrof.
Alle mechanieken, zowel toets- als registermechanieken waren zeer uitgesleten en functioneerden slecht. Voorts schreef Erné nog: "Als algemene opmerkingen dienen nog te worden toegevoegd: de vervuiling van het orgel, aantasting der houten delen door houtworm en de vele storingen, die zich tijdens de bespeling voordoen, tengevolge van de desolate toestand, waarin het geheel zich bevindt".
3. Herstel van het pijpwerk volgens het rapport van 1966
De volgende gegevens zijn ontleend aan het rapport uit 1966 van L. Erné ten aanzien van de herstelwerkzaamheden aan het pijpwerk:
a. Uitdeuken, opronden en solderen van die scheuren, tengevolge waarvan de bovenrand niet moet worden afgesneden en opzetstukken moeten worden aangesoldeerd.
b. De pijpranden, welke deerlijk gehavend zijn door vele kleine scheurtjes, zullen van nieuwe boveneinden moeten worden voorzien, van een dusdanige lengte, dat noch onnodig oud metaal wordt weggesmeten, noch een te korte nieuwe rand wordt aangezet, tengevolge waarvan bij het stemmen met de stemhoorn, hernieuwd pijpwerk wordt beschadigd.
c. Pijpen welke slecht of onvoldoende goed aanspreken, zullen moeten worden bijgesteld bij de monden van de pijpen, teneinde een zo egaal mogelijke toon in het desbetreffende register te verkrijgen. Kernsteken mogen niet worden verwijderd, tenzij te grote inkepingen door dichtwrijven vanuit de voet verbeteringen in de klankgeving kunnen bewerkstelligen.
d. Het register Trompet 8 zal wat de bekers betreft eveneens moeten worden hersteld, waarbij moet worden nagegaan of de bekerlengten niet zijn gewijzigd. De tongen, kelen en koppen moeten worden hersteld, evenals de stevelhuizen. Oxyde moet op voorzichtige wijze worden verwijderd en wel op een dusdanige manier, dat de tongdikte daar nauwelijks door geschaad wordt. Stemkrukken in goede staat kunnen zonder meer worden gehandhaafd.
e. Geoxydeerde voeteinden zullen, daar waar afbrokkeling dreigt, in zo klein mogelijke proporties moeten worden vernieuwd.
f. Tenslotte zal een algehele inventarisatie vam het pijpwerk en opmeting van alle mensuren gegevens moeten verstrekken om vast te stellen welk pijpwerk van Knipscheer is en welk pijpwerk uit de bouwperiode van het orgel.
g. Aanwijzingen hieruit verkregen kunnen eventueel nog detail-gegevens opleveren voor kleine correcties, indien e.e.a. in het kader hiervan noodzakelijk mocht blijken.
h. De huidige toonhoogte zal moeten worden gehandhaafd, tenzij tengevolge van de onder f. verkregen gegevens het tegendeel blijkt.
4. Herstel van de windladen volgens het rapport van 1966
Het rapport uit 1966 van Erné zegt over het herstel van de windladen het volgende:
a. De windladen dienen geheel te worden ontleed, aangezien beperkt herstel in de zin van uitgieten met lijm van de laden slechts een resultaat van korte duur zal bewerkstelligen. Alle onderdelen van de laden zullen voorzichtig moeten worden schoongemaakt en waarnodig gevlakt en wel op een dusdanige wijze dat de mensuur van de windladen daarvan geen schade ondervindt.
b. Hetzelfde geldt voor de ventielen, welke daarenboven, evenals de windladen en de pijpenstokken, zullen moeten worden beleerd. Voor Bas- en Discantdeling die tengevolge van een recente restauratie tot complete registers zijn geformeerd, zij verwezen naar het onder 1.[na demontage gedragslijn vaststellen]gestelde.
c. Mede in verband met plannen boven de reeds aanwezige voetverwarming in de kerk een suppletoire warmeluchtverwarming als ruimteverwarming aan te schaffen, zal voor een duurzaam goed functioneren van de windladen en het stemminghouden van het pijpwerk, een verend modern systeem tussen pijpstok, sleep en bovenbedekking en cancellenraam moeten worden aangebracht, waarvan de keuze in gezamenlijk overleg met de Rijdsadviseur, de adviseur en de orgelmaker moet worden vastgesteld.
d. De ventielveren zullen van een uniform formaat moeten zijn, zowel voor boven- als hoofdwerksladen. De pijpstokken zullen alvorens met leer beplakt te worden, eveneens gevlakt moeten worden, terwijl de uitgepropte gaten in de Mixtuurstok moeten worden geopend en het daarbij behorende pijpwerk moet worden hersteld, teneinde het te reconstrueren register Mixtuur weer te kunnen plaatsen gelijk de oude dispositie uit 1835 vermeldt.
e. Het pijpenrek voor dit register behoeft wat de oude gaten betreft niet gewijzigd te worden, aangezien de mensuur van het register daaruit blijkt.
5. Het herstel van de mechanieken volgens het rapport van 1966
De adviseur Lambert Erné stelde ten aanzien van de mechanieken in zijn rapport van 1966 het volgende:
De mechanieken, welke in aanleg eveneens van Knipscheer zijn, dienen op de draaipunten gereviseerd te worden. Het koperdraad moet vernieuwd worden. De klavieren, zowel van het manuaal als van het pedaal, dienen eveneens dusdanig rammelvrij te worden gemaakt, dat kleven en/of hangen voorkomen wordt. De registermechanieken dienen eveneens naar dit principe in de huidige structuur te worden hersteld, waarbij een eventuele reconstructie van de Bas- en Discant-tractuur als onder 1.[na demontage gedragslijn vaststellen]moet worden opengelaten. Te sterk geoxydeerde gedeelten welke uit metaal zijn vervaardigd moeten in het algemeen incidenteel worden vernieuwd en wel op een bij het geheel passende wijze.
6. De voortgang van het restauratieplan
Op een aantal punten liep de samenwerking met de kerkvoogdij bepaald stroef. Zo werd ik ter verantwoording geroepen omdat in de krant had gestaan dat de toestand van het orgel [omstreeks 1966] zeer slecht was. De kerkvoogdij vroeg zich af of het eigenlijk wel verantwoord was dat ik er orgelconcerten op had gegeven!
Het krantenartikel van 16 september 1966, waar men behoorlijk over viel
Verder vond de kerkvoogdij het raadselachtig dat mijn vrouw het orgel bespeelde zonder goedkeuring van de eigenaresse, de kerkvoogdij. In de brief stond: "Na dat dit door een van onze broeders was geconstateerd heeft u hiervoor toestemming gevraagd in uw brief van 14 juli 1966. De kerkvoogdij is immers de eigenaresse van het orgel?". Ook de opmerkingen die ik geplaatst had over de heteluchtverwarming die aangeschaft zou worden in het kader van de kerkrestauratie werd mij niet in dank afgenomen. Er was toestemming door mij gevraagd om orgelconcerten te mogen geven op 3, 10 en 17 september 1966. De kerkvoogdij schreef: "Uit de aanplakbiljetten is ons echter gebleken dat er twee door u zijn uitgevoerd n.l. op 3 en 17 sept. doch het concert op 10 sept. is door Mevrouw Damman-Pieters gegeven, dit was niet volgens de afspraak. Overigens zijn wij hierover heen gestapt zonder u ter verantwoording te roepen". Het rapport van de Orgelcommissie van februari 1966 bereikte mij pas begin januari 1967! Van enige voortgang was geen sprake meer.
Het was voor mij aanleiding om per 1 mei 1967 een benoeming als cantor-organist te aanvaarden van de Verlosserkerk te Bussum. Nadien, van 1969 tot 1971, ben ik ook nog cantor-organist geweest in Wilp. Op 15 augustus 1971 heb ik opnieuw de benoeming aanvaard als organist van de Ned. Hervormde Kerk te Muiden. Toegezegd was, dat er nu voortgang zou worden gemaakt met de restauratie van het orgel. In die tussentijd zijn achtereenvolgens in Muiden de organisten Frits Heil, Carl Schulz en Wim Zevering werkzaam geweest.
Het zou tot 1973 duren voordat een orgelbouwer een offerte op tafel had gebracht overeenkomstig de richtlijnen genoemd in het rapport van de Orgelcommissie uit 1966. De voortgang werd bemoeilijkt doordat de adviseur Lambert Erné op 19 maart 1971 kwam te overlijden. Als nieuwe adviseur werd Willem Retze Talsma toegewezen. Deze adviseerde de Kerkvoogdij de opdracht onder te brengen bij de orgelbouwer K.B. Blank & Zn. in Herwijnen.
7. De werkzaamheden van orgelbouwer Blank
De offerte van K.B. Blank & Zn., bij name van de hand van de heer S.F. Blank, was gedateerd 10 juli 1973. Het was samengesteld aan de hand van het gedegen rapport uit 1966. Al het pijpwerk zou in de kerk blijven en op rekken in het koor worden opgeslagen. De orgelkas zou aan de binnenkant tegen houtworm worden behandeld. De blaasbalg zou ter plaatse worden nagezien en de windkanalen zouden waarnodig opnieuw beleerd worden. Alle verdere te restaureren onderdelen zouden naar de werkplaats worden vervoerd.
Al het pijpwerk was door Blank tijdens de restauratie in 1974 opgeslagen in het koor van de kerk. Het pijpwerk mocht niet de kerk uit, uit angst voor klimatologische wisselingen, waardoor de eeuwenoude structuur van de pijpen onherstelbaar beschadigd zou kunnen raken en daarmede de indrukwekkende klank van dit orgel. Ook bij de vorige restauratie door de firma De Koff is het pijpwerk niet de kerk uit geweest. In de kerk is het vochtigheidsgehalte in de regel vrij hoog. Mogelijk dat de vroegere loop van de Vecht langs de kerk hier debet aan is.
De restauratie werd in 1974 begonnen en als leen kregen we de beschikking over een kistorgel met 5 stemmen voor de begeleiding van de gemeentezang.
De slepen werden als volgt gerestaureerd: de dammen werden gevlakt en weer opgelijmd; onder de slepen werd leer gelijmd, dit leer werd nog eens vlak geschuurd. De slepen werden in grafiet gewreven. De laden werden in de orgelmakerij gecontroleerd en de gang van de slepen werd zorgvuldig afgeregeld. De ventielen zijn met dubbelleer belijmd en op de oude wijze (vast) bevestigd.
De klavieren en koppeling werden nagezien, te veel speling werd verholpen. Het koperdraad werd vernieuwd van iets dikker koperdraad. Alle leren moeren werden vernieuwd. De uiteinden van de abstracten werden met vissersgaren opnieuw omlijmd. De stiften van het wellenbord naar het Bovenwerk werden vernieuwd van een iets dikkere maat. Het pedaal werd zo goed mogelijk rammelvrij gemaakt door nieuwe toetsen in de oude bekisting te plaatsen. Voor het Bovenwerk werd de verdwenen registratuur nieuw bijgemaakt.
De beide manualen met de door Blank gerestaureerde koppelingsmechaniek. De pennen zijn vrij dun, zodat de moeren weinig grip hebben op de draad. Vastlijmen is daarbij de enige remedie.
Het pijpwerk werd waarnodig zorgvuldig opgevormd en beschadigingen werden hersteld. Gescheurde houten pijpen werden gelijmd. De Viola di Gamba 8' werd verwijderd van de plaats van de Mixtuur. Voor de Mixtuur van het Bovenwerk werd nieuw pijpwerk vervaardigd. De Vox Célèste 8' D werd teruggestemd tot Viola di Gamba 8' D. De Dulciaan kreeg houten stevels. De omtrekken van de oude stevels waren op de pijpenstok nog zichtbaar. Nieuwe registerplaatjes werden naar het oude model geschilderd.
Alle onderdelen werden weer speelklaar ingebouwd. Het pijpwerk werd teruggeplaatst, geëgaliseerd en gestemd. Overwogen was nog om nieuwe frontpijpen te vervaardigen naar de (Duyschot) Prestant pijpen op het Bovenwerk, maar de kosten f. 7.192,00 incl. b.t.w. vond het College een overbodige uitgave, zodat dit (helaas) niet door ging.
De door orgelbouwer Blank gereviseerde abstracten naar het Bovenwerk.
Op het Hoofdwerk werd wel de Prestant 8' D weer dubbel gemaakt, naar het concept dat aanwezig bleek te zijn, omdat de boringen aanwezig waren op de pijpenstok. Voorts werd ook het toetsbeleg weer vervangen door ivoor. Op het laatste moment werden ook de labia van de frontpijpen nog van bladgoud voorzien. In principe werd met deze restauratie het orgel weer teruggebracht naar de situatie omstreeks 1885.
8. De ingebrachte stemming in het orgel
De orgelbouwer Blank had in overleg met de adviseur, de heer Talsma en de Rijksorgeladviseur, de heer Wiersma een afwijkende "Van Biezen"-stemming in het orgel gelegd. De orgelbouwer De Koff had het orgel altijd gelijkzwevend gestemd. De heer Talsma was van mening dat de vraag of er een gelijkzwevende of ongelijkzwevende temperatuur moest worden gelegd niet zo eenvoudig lag in Muiden. Hij was van mening dat het Duyschot-pijpwerk ongetwijfeld in een middentoonstemming heeft gestaan, hetgeen zeker tot ver in de 18de eeuw in Holland gebruikelijk was. Knipscheer zal normaal gesproken gelijkzwevend hebben gestemd. Het orgel is dus niet altijd gelijkzwevend gestemd geweest. Hij liet het laatste woord hierover vallen door de Rijksorgeladvieur, de heer Wiersma. In overleg met de heer Blank is toen besloten om de zogenaamde "Van Biezen"-stemming in het orgel aan te brengen. Het was voor de heer Blank een zwaar punt waar hij niet van af zou stappen. Het was ook precies de tijd (1975) waar oude stemmingen weer opgang deden en de schoonheid ervan werd ervaren.
Ervaring met de "Van Biezen"-stemming had ik in 1975 niet en kon toen geen conclusie trekken over de juistheid van het standpunt. In de huidige muziekpraktijk moet ik zeggen dat ik het over het algemeen niet als hinderlijk heb ervaren, het oude pijpwerk klinkt heel ontspannen.
Hieronder volgt de brief van de heer W.R. Talsma, als adviseur, over de restauratie en de aan te brengen stemming in het orgel.
De brief van de heer W.R. Talsma, als adviseur, over de restauratie en in het bijzonder de stemming van het orgel. De brief is van juli 1973, dus ruim twee jaar voor de ingebruikneming van het gerestaureerde orgel.
9. De officiële ingebruikneming
De buitenkant van de kerk was grondig gerestaureerd in de jaren 1971-1975. Inmiddels waren ook van het interieur delen gerestaureerd, o.a. de consistoriekamer. Ook de opstelling van de banken in het koor was gewijzigd. De nieuwe hete-lucht verwarming was geïnstalleerd en al eerder in gebruik genomen. Op zaterdagavond 25 oktober 1975 was de officiële ingebruikneming van de kerk en het gerestaureerde orgel. Het orgel was nog niet geheel klaar. De registerplaatjes waren nog niet bevestigd bij de registers van het orgel, zodat we ons moesten behelpen met nummertjes bij de registrekkers, zonder te zien wat er achter zat. Van 19:45-20:00 uur was er al meteen orgelspel door de eerste organist Koos Damman. Hij speelde achtereenvolgens Fantasie op de manier van een echo, Jan Pieterszoon Sweelinck; Praeludium en fuga in g, Dietrich Buxtehude; Fantasie in toccata-stijl over Psalm 24, Cor Kee; Improvisatie. Daarna samenzang van Psalm 149, vers 1 en 2. Een welkomstwoord werd gesproken. Bijbellezig en gebed. Toelichting op de restauratie en overdracht van de kerk door de heer H.F. Rappange, architekt. Presentatie van het orgel door de organist van de kerk, Koos Damman. Hij speelde achtereenvolgens: Fantasia en fuga in c, Johann Sebastian Bach; Nous chanterons pour Toi, Seigneur (6 variaties), Jacques Berthier. Toelichting op de restauratie en overdracht van het orgel door de heer S.F. Blank, orgelbouwer. Acceptatie en overdracht van kerk en orgel door de voorzitter van de kerkvoogdij, de heer W. Jongeneel aan de voorzitter van de kerkeraad ds. M. Ravenhorst. Bespeling van het orgel door Koos Damman: Sonate II, Felix Mendelssohn-Bartholdy. Voorlichting en toelichting op het ter gelegenheid van de restauratie geschreven boekwerk "Muiden en haar middeleeuwse kerk", door de auteur, de heer Mr. W.G.M. Cerutti, alsmede overhandiging van het eerste exemplaar. Bespeling van het orgel door de 2de organist van de kerk, Wim Zevering: Psalm 84, Jan Zwart. Sluiting door ds. M. Ravenhorst.
Het interieur van de kerk omstreeks 1975 met de nieuwe rangschikking van de banken, oplopend in het koor.
10. Kritiek
De orgelbouwer Blank was aanvankelijk niet van plan geweest om de tremulant van De Koff weer in werking te stellen, daar hij van mening was dat de oorspronkelijke tremulant inliggend en alleen voor het Bovenwerk was. Hij wou de tremulant van De Koff daarom ook verwijderen. Het bleek niet mogelijk om een inliggende tremulant te realiseren in het bestaande windkanaal, zodat het orgel het verder maar zonder tremulant moest stellen. Met veel moeite is uiteindelijk toch beslist dat de oude tremulant weer in werking moest worden gesteld. Blank heeft toen met behulp van een stuk draad de registerknop weer in verbinding met de tremulant gebracht. Het systeem is onbetrouwbaar en door een bepaalde knik in de draad aan te brengen kan de tremulant bediend worden.
Het pedaal was niet rammelvrij en ook de heer Talsma was van mening dat dit opgelost zou moeten worden. Helaas is het daar nooit meer van gekomen.
De nieuw bijgemaakte registertrekkers voor het Bovenwerk rechts, zijn niet symmetrisch ingedeeld ten opzichte van de registers links. Er is toegegeven dat het in feite een constructiefout was, maar het is verder nooit hersteld.
De registermechaniek werkte vanaf het begin erg zwaar. Blank heeft onvoldoende rekening gehouden met de verschillen in temperatuur en het verschil in relatieve vochtigheid die voor de slepen rampzalige gevolgen heeft. Bepaalde registers zijn soms niet te gebruiken en de Bourdon 16' D is al een keer kapot getrokken...
Op 23 juli 1976, 9 maanden na de oplevering, schreef de Orgelcommissie der Nederlandse Hervormde Kerk aan het College van kerkvoogden te Muiden dat zij nimmer geantwoord hadden op vragen van de heer Damman, omdat het orgel naar hun mening nog niet geheel was afgewerkt. De orgelmaker zou nog eerst enkele wijzigingen aanbrengen, waarna zij nogmaals een bezoek aan het orgel zouden brengen en een keuringsrapport doen toekomen. Volgens mijn gegevens moet een en ander nog steeds plaatsvinden...
De brief van Adriaan Engels waarin erkend wordt dat er nooit gereageerd is op vragen over de afwerking van het orgel. Negen maanden na de oplevering waren inmiddels verstreken. De koppeling werkte niet naar behoren. Het mechaniek was luidruchtig. Het pedaal was verre van rammelvrij. Hangers bleven niet uit. Stiften braken. Er waren talloze gebreken die nooit zijn opgelost. De Orgelcommissie is ook niet meer komen kijken.
Een groot probleem was dat de adviseur de heer Talsma inmiddels in Marbella in Spanje woonde. Voor zover ik weet is hij slechts sporadisch in Muiden geweest om een kijkje te nemen naar de voortgang van de restauratie van het orgel. Ook bij de ingebruikneming was hij niet aanwezig.
De speeltafel van het gerestaureerde orgel in 1976.
11. De praktijk
Reeds een jaar na de restauratie van orgelmaker Blank waren er houten pijpen van de Bourdon en Holpijp gescheurd door de enorme hoge temperaturen die in de kerk door de nieuwe heteluchtverwarming werden veroorzaakt. Soms werd de verwarming op zaterdag al hoog opgestookt, zodat het orgel niet alleen ontstemd was, maar ook de registers muurvast zaten en de houten pijpen scheurden en niet of nauwelijks meer aanspraken. Een thermostaat in het orgel moest zorgen dat de temperatuur in de kast onder de 25 graden Celsius bleef, lager kon niet, want dan zaten de mensen beneden in de kerk in de kou! In de wintermaanden een hopeloze toestand.
Van armoe ben ik toen zelf de gescheurde houten pijpen maar zo goed mogelijk gaan lijmen en de storingen die optraden gaan verhelpen. Het was een hard gelag om te constateren dat een gerestaureerd orgel binnen zo korte tijd klonk alsof het aan restauratie toe was.
Het orgel is nadien nog een paar keer door de zoon van S.F. Blank (Bas) bijgestemd. De heer S.F. Blank beëindigde zijn werkzaamheden als orgelbouwer in 1995. Zijn zoon heeft het bedrijf niet voortgezet.
12. Dispositie en huidige situatie
Het orgel heeft sinds de restauratie van S.F. Blank geen veranderingen meer ondergaan. Onderstaand volgt de dispositie aan de hand van de registertrekkers van het orgel sinds 1975.
Hoofdwerk (onderste manuaal), omvang C - f3
(linkerzijde claviatuur)
1. Bourdon 16' Groot octaaf (C-d), 2. Holpijp 8', 3. Roerfluit 4', 4. Quint 3', 5. Mixtuur 3 st. B., 6. Trompet 8' Groot octaaf (C-d) 7. Koppel B. (Hoofdwerk + Bovenwerk) 8. Ventiel
(rechterzijde claviatuur)
9. Bourdon 16' (es-f3), 10. Praestant 8' 1-2 st., 11. Octaaf 4', 12. Octaaf 2', 13. Mixtuur 4 st. D., 14. Cornet 4 st. D., 15. Trompet 8' (es-f3), 16. Koppel D. (Hoofdwerk + Bovenwerk)
Bovenwerk (bovenste manuaal), omvang C-f3
(linkerzijde claviatuur)
17. Principaal 8' B., 18. Holpijp 8' B., 19. Praestant 4' B., 20. Fluit 4' B., 21. Octaaf 2' B., 22. Mixtuur 3 st. B., 23. Dulciaan 8' B., 24. Tramulant.
(rechterzijde claviatuur)
25. Principaal 8' D., 26. Holpijp 8' D., 27. Viola di Gamba 8' D., 28. Praestant 4' D., 29. Fluit 4' D., 30. Octaaf 2' D., 31. Mixtuur 4 st. D., 32. Dulciaan 8' D.
Het pedaal is aangehangen aan het Hoofdwerk, omvang C-c 1.
De bas en discant deling vindt plaats op b/c 1, de Bourdon en Trompet delen op d/es.
Samenstelling van de Mixtuur van het Hoofdwerk:
C: 2' - 1 1/3' - 1', c: 4' - 2 2/3' - 2', c 1: 4'- 2 2/3' - 2' - 1 1/3', c 2: 5 1/3' - 4' - 2 2/3' - 2'
Samenstelling van de Cornet van het Hoofdwerk:
c 1: 8' - 4' - 2 2/3' - 1 3/5'
Samenstelling van de Mixtuur van het Bovenwerk:
C: 1' - 2/3' - 1/2', c: 2' - 1 1/3' - 1', c 1: 2 2/3' - 2' - 1 1/3' - 1', c 2: 5 1/3' - 4' - 2 2/3' - 2'
De toonhoogte op a1 = 436,5 Hz. De winddruk is 83 mm WD.
Van 1994 tot 1998 heeft het interieur een
ingrijpende restauratie ondergaan, waarbij de gehele kerk afgesloten is
geweest. Deze restauratie van het interieur van de kerk heeft het orgel geen
goed gedaan.