|
Alle Schetsen |
||||||||||||||
Geogebra applet Gebruik de applet om de schets van deze bladzijde te onderzoeken. Schets Alle afbeeldingen worden vergroot door er op te klikken. Voor de verschillende bewijsstappen zijn aparte afbeeldingen gemaakt waarin de relevante lijnen in kleur geaccentueerd zijn. Omdat de kwaliteit van het drukwerk van het oorspronkelijke werk uit 1646, De Organica Conicarum Sectionum In Plano Descriptione beter is dan dat van de "Mathematische Oeffeningen", staat hieronder een schets uit de "De Organica". |
| ||||||||||||||
Applet Het instrument werd door Van Schooten op bladzijde 299 behandeld in IV Hoofdstuk. In Moderne Wiskunde editie 10 staat het instrument in opdracht 8 van de ICT paragraaf van keuzeblok 2 van wiskunde B deel 3 voor 6 vwo. |
| ||||||||||||||
Heath Van Schooten verwees naar het werk van Apollonius en Cavalieri. De betreffende proposities zijn opgezocht in Heath en opgenomen in de tekst. |
Vertaling Het taalgebruik van Frans van Schooten laat zich niet zonder meer vertalen omdat voor de hand liggende woorden niet in overeenstemming zijn met hedendaagse definities. Frans van Schooten maakte nog niet gebruik van het cartesisch assenstelsel met loodrechte assen omdat dat nog niet bestond. Bovendien was zijn aanpak meer meetkundig dan algebraïsch. Voor hem waren scheve kegelsneden een uitdaging. Hij is van voor de analytische meetkunde en de affiene meetkunde. Voor hem was een scheef assenkruis heel gewoon, terwijl hedentendage een assenstelsel loodrecht is. Een ellips en een hyperbool hebben twee symmetrieassen; de hoofdas en de nevenas. De hoofdas wordt ook wel lange as genoemd, of dwarse as, of reële as of axis transversum, dan wel latus transversum. De nevenas wordt ook wel korte as genoemd, of rechte as, of imaginaire as of toegevoegde as of geconjugeerde as. De nevenas staat altijd loodrecht op de hoofdas, vandaar de naam rechte as. Van Schooten gebruikte bij zijn ellipsen meestal twee loodrechte assen, maar liet op bladzijde 303 ellipsen zien met scheve assen. In de uitleg worden zijn dwarse en rechte as vertaald met hoofdas en nevenas. Het snijpunt van beide assen is het centrum. Iedere koorde van de ellips die door het centrum gaat, heet middellijn, of ook wel diameter, omdat het centrum de middellijn in twee deelt.
Brandpunten Een ellips en een hyperbool hebben twee brandpunten. De brandpunten van de ellips liggen op de hoofdas, die van de hyperbool in het verlengde van de hoofdas. In Moderne Wiskunde (deel 6 vwo wiskunde B) staat het zo:
Een ellips met brandpunten F1 en F2 en lange diameter k
is de meetkundige plaats van alle punten P waarvoor geldt d(F1,P) + d(F2,P) = k. Een hyperbool met brandpunten F1 en F2 en kortste afstand k
is de meetkundige plaats van alle punten P waarvoor geldt dat
|d(P,F1) − d(P,F2)| = k. | ||||||||||||||
Hyperbolen Frans van Schooten toonde, in navolging van Apollonius, bij voorkeur hyperbolen met scheve "assen". Hij noemde het assen, tegenwoordig noemt men het middellijnen. Daartoe tekende hij parallellogram DFHM. De diagonalen zijn de asymptoten van de hyperbool en de zijden van het parallellogram raken de hyperbool. De diagonalen snijden elkaar in het centrum. Bij Van Schooten is dat meestal punt A. De deellijnen van de asymptoten zijn de symmetrieassen. Omdat de binnen- en de buitendeellijn van twee lijnen altijd loodrecht op elkaar staan, daarom staan ook de symmetrieassen altijd loodrecht op elkaar. Van Schooten trok middellijnen evenwijdig aan de zijden van het parallellogram. De middellijnen gaan door het centrum van het parallellogram. Een ander woord voor middellijn is diameter. Kenmerkend voor een middellijn is dat het alle koorden evenwijdig aan de betreffende zijde van het parallellogram middendoor deelt. Van Schooten noemde deze lijnen vaak EK en LI en noemde ze assen. Hier worden ze middellijnen genoemd, tenzij de lijnen door de constructie loodrecht op elkaar staan, bijvoorbeeld op bladzijde 308, bladzijde 310, bladzijde 325 en verder. Op die bladzijden is de dwarse as daadwerkelijk symmetrieas van de hyperbool. Elders zijn het geen assen omdat ze niet loodrecht op elkaar staan. Van Schooten gebruikte de woorden dwarse as en rechte as, of in het Latijn, transversa diameter en recta autem huic conjugata. Frans van Schooten tekende bij zijn hyperbolen steeds een parallellogram. Van Schooten bleef dicht bij Apollonius en koos daarom voor scheve lijnen (middellijnen), maar hij had net zo goed lijnen kunnen kiezen die loodrecht op elkaar staan. Een bijzondere eigenschap van de hyperbool is dat er heel veel parallellogram zijn waarvan de diagonalen de asymptoten zijn en de zijden de hyperbool raken. Speciaal is de rechthoek omdat daar de middellijn en deellijn samen vallen. De rechthoek raakt de hyperbool loodrecht in de top van de hyperbool, het snijpunt van de hyperbool met de symmetrieas. De diagonalen van het parallellogram (de rechthoek) zijn de asymptoten voor twee paar hyperbooltakken. Bij iedere hyperbool hoort een geconjugeerde hyperbool met dezelfde asymptoten en dezelfde assen. De geconjugeerde hyperbool heeft dezelfde assen, maar de hoofdas en nevenas zijn wel verwisseld. Een andere naam voor geconjugeerde hyperbool is toegevoegde hyperbool. Evenzo wordt gesproken over middellijn en geconjugeerde middellijn, of over reële middellijn en imaginaire middellijn. Voor elke hyperbool geldt dat de oppervlakte van ieder parallellogram even groot is als de oppervlakte van de rechthoek. |
| ||||||||||||||
Latus Rectum De parameter, in het latijn latus rectum, is een bijzonder eigenschap van een ellips of hyperbool. De parameter is de lengte van de koorde door het brandpunt evenwijdig aan de nevenas. Van Schooten kende uit het werk van Apollonius het verband tussen de lengte van twee middellijnen en de parameter. Apollonius introduceerde in propositie 11 het begrip "latus rectum" als een parameter van de "ordinates". De ordinates zijn bij een ellips de assen en bij een hyperbool de asymptoten. In de tekeningen van Heath is PL de latus rectum, bij Van Schooten is dat KQ. Van Schooten gebruikte dat woord niet in de Nederlandse editie, maar in de Latijnse versie noemde hij op bladzijde 10 KQ zowel de "tertia proportionalis" als de "latus autem rectum principale".Frans van Schooten werkte met verhoudingen. Op bladzijde 288 en verder benoemde hij een ellips met middellijnen KL en GP en parameter KQ.
Daar is KQ de derde evenredige van LK en GP:
Op bladzijde 306 en bladzijde 308 benoemde hij hyperbolen met middellijnen EK en LI en parameter KQ. Daar is KQ de derde evenredige is EK en LI:
|
|
transcriptie | uitleg bij de transcriptie | extra uitleg | |||||||||
1
| Algemener gezegd: de lengte van de nevenas is het dubbele van AB − BE, waarbij afhankelijk van de configuratie de lengte van BE positief dan wel negatief is. (zie stap 18) Rechte lijn AD wordt niet als zodanig benoemd. Met AB = BD wordt op deze website bedoeld |AB| = |BD|, de lengte van beide lijnstukken zijn even lang. | ||||||||||
2
| |||||||||||
3
| zodat AG = AP = AF. | ||||||||||
4
| In stap 18 wordt duidelijk waarom de eerste conclusie algemeen is en de tweede specifiek voor deze configuratie. | ||||||||||
5
| zodat BE = BF = BI.
| ||||||||||
6
| |||||||||||
7
| a: | ||||||||||
8
| Volgens de omgekeerde stelling van Thales (als punt E op de cirkel met middellijn FBI ligt, dan is ∆FEI een rechthoekige driehoek. Daarom staat IE loodrecht op FE en dus ook loodrecht op AD. | ||||||||||
9
| |||||||||||
10
| In de vergelijking
Apollonius bewees in propositie 15 dat de lengte van die latus rectum de derde evenredige (third proportional) is.
Dat is de reden waarom Van Schooten op deze plaats in het bewijs lijnstuk KQ opnam.
| ||||||||||
11
| b: | ||||||||||
12
| c: d: | ||||||||||
13
| Omdat ON evenwijdig is aan EF, daarom is vierhoek ONEF een parallellogram en dus is FO = NE. e: f: | ||||||||||
14
| g: | ||||||||||
15
| In moderne algebra met x en y staat er dat y² iets van x² is, waarbij x = AN en y = EN:
| ||||||||||
16
| Van Schooten gebruikte hier het woord "oneyndig" voor het eerst. Op de volgende bladzijde verwees hij naar de stelling der ondeelbare van Cavalerie. Het zou dus kunnen dat Van Schooten iets bedoelde met oneindig klein. Omdat op de volgende bladzijden het woord "oneyndig" gebruikt wordt zonder verwijzingen naar Cavalerie, is mijn interpretatie dat Van Schooten bedoelde "voor ieder punt N en dat daar oneindig veel van zijn. Op bladzijde 290 gebruikte Van Schooten de letter n om een willekeurig punt N aan te duiden. | ||||||||||
17
| |||||||||||
18
| Als punt E aan de andere kant staat, onstaat weliswaar ook een ellips, maar as LK is nu de nevenas en as GP is nu de hoofdas. De lengte van BE zou dus eigenlijk negatief moeten zijn. De formules voor de lengte van de assen blijven ongewijzigd:
Als je wilt zien wat er gebeurt als punt E gespiegeld wordt in punt D, kan Geogebra starten om het resultaat zelf te zien. | ||||||||||
19
| |||||||||||
20
| Van Schooten begon hier een nieuw bewijs zonder introductie. In stap 28 staat wat hij wilde bewijzen: De oppervlakte van een ellipssegment is de middelevenredige van de oppervlakte van het grote en het kleine cirkelsegment, dat wil zeggen van het cirkelsegment van de omgeschreven en van de ingeschreven cirkel. | ||||||||||
21
| Hier had Van Schooten meer woorden mogen gebruiken om te verduidelijken wat hij van de tekening gebruikte. In stap 20 benoemde hij lijn nei evenwijdig aan lijn GP. Hier ging hij verder met lijn nFεri evenwijdig aan GP met nF = NE en nr = NI. Door de constructie nε = nF + Fε en ni = nr + ri. k: Deze propositie stelt dat als
| ||||||||||
22
| |||||||||||
23
| m: n: | ||||||||||
24
| |||||||||||
25
| p: | ||||||||||
26
| |||||||||||
27
| In de vergelijking
| ||||||||||
28
| Modern geformuleerd staat hier dat de oppervlakte van de hele ellips de wortel is van het product van de oppervlakte van de grote en de kleine cirkel. opp. ellips =
De oppervlakte van een ellipssegment is de wortel uit het product van de oppervlaktes van de bijbehorende grote en kleine cirkelsegmenten. De eerste conclusie is vrij triviaal, maar de tweede conclusie is minder voor de hand liggend. |
Van Schooten over Cavalieri
Andersen schreef in 1985 in Cavalieri's Method of Indivisibles (zie Archive for History of Exact Sciences, Volume 31, Number 4 / December, 1985 dat Frans van Schooten in 1650 aan Huygens liet weten dat hij positief stond tegen de techniek van Cavalieri. (zie Oevres, September 27, 1650).
TORRICELLI'S way of employing indivisibles was accepted by many of his colleagues; their confidence in his work is illustrated in a letter FRANS VAN SCHOOTEN wrote to CHRISTIAAN HUYGENS September 27, 1650 (HuYGENS Oeuvres, vol. 1, pp. 130-132). In this letter VAN SCHOOTEN commented upon some examples HUYGENS had composed to warn against the use of "CAVALIERI'S principles" (ibid., p. 131). VAN SCHOOTEN found that HUYGENS was too sceptical and that one should not be afraid of building something on these principles as long as it was done as TORRICELLI had done in his demonstrations.
DBNL stelt de correspondentie van Christian Huygens online beschikbaar. Gallica stelt de Oevres online beschikbaar, maar de kwaliteit is minder.
Voetnoten bij bladzijden 289 tot en met 291.
Frans van Schooten gebruikt de "stelling der ondeelbare" van Cavalieri op verschillende plaatsen in de "Mathematische Oeffeningen",
bijvoorbeeld op bladzijde 420 en 421.
Verwijzingen
Gebruik is gemaakt van onderstaande literatuur en internetbronnen als PDF's.
Frans van Schooten,
De organica conicarum sectionum in plano descriptione, tractatus. Geometris, opticis; praesertim vero gnomonicis & mechanicis utilis, Cui est Appendix, de Cubicarum Æquationum resolutione. Lugd. Batavor. Ex. Officina Elzeviriorum. AO MDCXLVI, 1646, Leiden, Elzeviriorum
M.N. Fried, S. Unguru,
Apollonius of Perga's Conica, 2001, Leiden, Brill
T.L. Heath,
Apollonius of Perga, treatise on conic sections, Cambridge 1896, (PDF)
J.L. Heiberg,
Apollonii Pergaei quae Graece exstant Opera, Leipzig (Teubner) 1891
J. Hogendijk,
Kegelsneden in de Griekse oudheid
in: A. Grootendorst (ed.) Vakantiecursus kegelsneden en kwadratische vormen, CWI Syllabus no. 40, Centrum voor Wiskunde en Informatica (Amsterdam 1995), pp. 1-14.
b. Cavalieri,
Geometria indivisibilibus continuorum nova quadam ratione promota
K. Andersen,
Cavalieri's method of indivisibles, Archive for History of Exact Sciences, Volume 31, Number 4 / December, 1985
P. Palmieri,
Cavalieri's practice of mathematics, Archive for History of Exact Sciences, Volume 63, Number 5 / September, 2009
J. Rutgers, Meetkunde der Kegelsneden, Groningen 1939