|
Gemene bekentenissenAanleiding om dit boek bij het onderzoek te betrekken is dat Van Schooten verwijst naar de 10de en 11 "gemene bekentenissen", terwijl de moderne literatuur er maar vijf kent. Dou geeft een lijst van 12 "gemene bekentenissen". Deze lijst komen we ook tegen in andere 17de, 18de en 19de eeuwse vertalingen en bewerkingen, in verschillende europese talen. Achtereenvolgens bespreken we het voorwoord, het slotwoord en presenteren we op deze webpagina de lijst van 12 gemene bekentenissen. De woordkeus in de volgende passages is zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst gehouden. Voorwoord
Dou noemt in het voorwoord Willem Holtzman, professor Grieks aan de Universiteit van Heidelberg als vertaler van de eerste zes boeken van Euclides. Van hem is de vertaling uit 1562 uit het Grieks naar het Hoog-Duits. Ook bedankt hij Symon Fransz van Merwen, professor en leraar mathematische kunst in de duytsche college der universiteit van Leiden omdat deze hem veel heeft uitgelegd over de achtergrond en logica van de bewijsvoering. Zijn tweede bron is de Franstalige vertaling van Errad de Barle-Duc, ingenieur van de koning van Vrankrijk. Deze bron is voor Dou veel belangrijker vanwege de vele illustraties en demonstraties. Dou verdedigt zijn voorkeur voor niet-hollandse naamgeving. Hij spreekt over perpendiculaer, parallel, circumferentie, triangel, quadraet, cirkel en parallellogram. Onder invloed van Stevin hanteert Van Schooten wel de nederlandse namen. Hij heeft het over loodrecht en evenwijdigheid. Dou wijst erop dat hij geen letterlijke vertaling presenteert, maar een met aanvullingen. Deels van hemzelf, deels van anderen. Boeiend is zijn onderscheid tussen "even groot" en "gelijk". Waar andere auteurs Euclides volgen en driehoeken naar hun grootheid gelijk stellen, neemt Dou ook aspecten als de vorm mee. Van Schooten kiest voor de euclidiaanse traditie: driehoeken met gelijke oppervlakte zijn even groot en dus gelijk. SlotwoordIn het slotwoord levert Dou een bijdrage aan de discussie over Geometrie en Arithmetica. Hij maakt twee opmerkingen. Volgens hem is geometrie een kunst apart met eigen regels. Meetkunde heeft geen getallen nodig en kan het dus stellen zonder rekenen. Het is volgens hem een misverstand dat meten ook rekenen impliceert. Hij ontkracht dit door te verwijzen naar zijn boek over de praktijk van het landmeten. Daar staan voorbeelden hoe lengtes te bepalen (zonder die te berekenen) van afstanden tussen punten waar men niet komen kan. Ghemeene bekentenissen
|
|