Transcriptie Voorwoord
Toe-eygeninge
Aan alle Lief-hebberen der Lant-meet-konst, en Geometrische Speculatien.
Dienende voor een Voor-reden deses Boeckx.
Seer Beminde Vrienden,
Alsoo eenigen tijdt herwaerts, de Practijcke des Landt-metens, wel eer ghemaeckt door Jan Pietersz. Dou,
seer schaers te krijgen is geweest, en tot noch toe (mijns wetens) niet en wort herdruckt,
en nochtans een seer noodigh Boeck voor de Lief-hebberen dese konste is, soo was ick schier genegen 't selve te laten Drucken:
om alsoo de Wereldt weder te versien,
verhandelen, als 't gene eygentlijck noodigh tot de practijcke dient geweten.
Als ten eersten een toeganck te maken, door 't verklaren der Konst-woorden, en Aritmetische Spetien, soo tot de voorsz. konste noodig is;
voorder de noodighste Propositien, uyt de 6 eerste Boeken Euclidis, oock de handelinge des Passers, en daer na de practijcke des Lant-metens,
soo als die op't Papier geleert wert: dat men de Theorie noemt, en ten laesten soo als die op't Velt,
in der daet in alle voorvallen gepractiseert kan worden.
En dat soo wel in't Meten, als Scheyden, en Deelen, van alle formen van Landen, soo als die voor-vallen konnen.
Oock mede 't maecken van Dijcken, en 'tschieten of graven der Slooten, en voorder alles wat mijn dochte, dat in de practijcke dagelijcx voor-vallen kan.
Met voordacht voorby gaende, de on-eyndelijcke Speculatien, en vermaeckelijcke werck-stucken, die uyt dese konste konnen getrocken worden:
alsoo die meer strecken om het verstant te oeffenen, als om de pracktijcke op het Velt te verlichten
Oock om dat al voor lange tijden, by verscheyde Wis-konstenaars, van sulcke saecken zijn geschreven.
Gelijck noch kortelinge heeft gedaen, den vermaerden Heer Fr: Verschoten, Professor tot Leyden geweest zijnde:
die ons sijne Wis-konstige wercken, als tot een Testament, voor zijn afsterven heeft nagelaaten.
Maer dewijl mijn meyninge is, alleen een Toe-padt te wijsen (door dit mijn kort onderwijs) tot het verstant,
van sulcke gheleerde Schrijvers haar werck; soo moet ick nootwendigh van de eerste beginselen, mijnen aenvangh nemen,
en soo met Trappen op-klimmen, tot dat ick mijn Ooghmerck sal hebben bekomen:
't welck is te eyndigen, daer die Geleerde Lieden beginnen.
De reden die mijn bewogen heeft sulcx aen te vangen, is eensdeels spruytende, uyt de gtoote genegentheyt die ick tot de Konste hebbe,
en die ick geerne sagh, dat al de werelt verstonr, op hope datter dan meerder geregeltheyt soude wesen;
ander-deels om dat ick verscheyde Leerlingen hebbe gehadt, en noch hebbe; die ick an dese ordre gewoon ben te onderwijsen,
als bevindende dese wijse, de bequaemste te wesen om te volgen, zijnde kort, eenvoudigh, ende klaer, immers in mijne opinie.
Wenschende van herten dat U.L. dit aen soo goeden eynde wilt aen-vatten, als ick het U.L. opdrage.
En soo der eeenige fauten mochten ingeslopen zijn,
(dat ick nochtans niet vertrouwe) dat gelieft ten besten te duyden:
denckende dat men altijds beter, ander liedens wercken kan Corrigeren, als sijn eygen, om reden dat men de fauten daer in te veel toegeeft,
en als over't hooft siet, 't welck geschiedende sullen wy achten, onsen aen-genomen Arbeydt wel te hebben besteet.
En blijve hier mede uwen geringhsten Dienaer,
M: van Nispen,
Dordrecht den 6.February, 1662.