Waterpas bevat lang niet álle stadsgedichten die ik schreef. Er moesten keuzes gemaakt worden, en daarom haalde het volgende het net niet.
Pleinvrees
Een uithoek, ja, maar waarom ook
als verdomhoek op de kaart gezet?
Houdt niemand ons dan uit de wind?
De hemel te hoog, de zee te breed -
snel denk je daardoor dat je groeit
terwijl je krimpt tot niets.
Al wordt met ijver en volharding
wonder wat tot stand gebracht, dat
malle park heeft ons hart begraven.
Recht is recht en krom is krom,
maar alleen aan dovemans ogen
doet scheefstand geen zeer.
Altijd doet domheid kortzicht de das om,
een negatief waarvan geen afdruk lukt.
***
Op 25 september 2010 vierde HDC, De Helderse Damclub, haar honderdjarig bestaan. Als zoon van de ex-voorzitter kreeg ik een uitnodiging voor de receptie.
Vader
Vader damde, zat daarbij zijn club
jarenlang ook voor. Onlangs haalden zij
de honderd, waarop hij zelf zo'n
vijfentwintig jaar tekort kwam.
Ik nam hem waar, sprak ouderen
voor wie hij nog een voornaam was,
hij leeft voort met iedere steen
die men verzet. Anders vader
werd hij daarvan. Thuis luister ik naar
Mendelssohn, een van de Lieder
ohne Worte. Ik hoor nog hoe kortademig
hij snoof als hij het speelde. Andante
grazioso opus 62 nummer 6, A groot.
Als hij knikte sloeg ik de bladzij om.
***
Steengoed
Niets blijft. Wij wonen in geleende ruimte, huizen
in tijd die ons niet langer toekomt dan hij duurt.
Maar toch, ooit bouwde
Licht en Lucht steengoed,
uit noodzaak evenzeer als ter verheffing: wonen
moest ademen, want liefdeloos gestapeld steen
was de woestijn, minachting van menselijke maat.
Straten vol woningen stonden als een huis,
het gewone kleurde het bijzondere, ornamenteel
de taal van leien, speklaag, kruiskozijnen.
Lang hield de tand des tijds gelijke tred met
een sloopdrang die leek ingehamerd. Huisgoden
grepen in en wat ontkwam, gloreert door te bestaan.
Neem eens de doorgang Van Galenstraat richting
het Poortgebouw. Wees even stil en hoor hiervan
de verre echo: steen dat groeide tegen de tijd in,
erfgoed dat steeds meer van zichzelf bedoelde.
Open Monumentendag 11 september 2010. Het op een schildersezel geplaatste gedicht viel al op dezelfde dag aan vandalisme ten prooi...
Opgenomen in 'Wout Smit en Dick Stoll - Even buurten bij verborgen schoonheden',
uitg. Regio VVV Kop van Noord-Holland
***
PP
Petrus en Paulus, arme heiligen,
jullie woonden eigenlijk altijd maar in,
leenden aan de trotse bezitter enkel
je naam, waren daar waar men verstijfd
in knelbanken knielde minder nog thuis
dan in de naaste pastorie, dat eertijdse
bolwerk van het rijkste Roomse leven.
De clerus wil van huis en tuin nu af, want
het godsbedrijf schrijft louter rode cijfers,
kosten gaan voor de baat niet langer uit.
Als bidden niet meer redt, amputeer je de parochie?
Voor wat nog van de kudde rest is dit het punt:
het bisdom lijkt de schaamte ver voorbij.
Hoe kent men aan apostelen de martelaar...
***
***
Triade
Een rijk verbond, drievuldigheid,
maar willen alle muzen niet
het grage lokaas zijn
voor wie met instrumenten
zang en dans verovert,
vol van verbeelding
naar nieuwe schepping taalt?
Weet dat in kunst
wat van gewicht is oplicht
en gloedvol weerspiegelt
wat ten diepste leeft
en naar vervulling haakt -
vrijgevig perspectief voor ieder
die zichzelf hier vervolmaakt.
***
Vrijheid, en leerdicht
Van vrij tot vrijzinnig zijn er honderden woorden
met vrij. Vrijheid daar een van, een woord
uit het boekje, aan vrijmoedig vooraf,
ver weg van bevrijding dat met vrijheid
niet meer van doen heeft dan dat wie
echt vrij is nooit hoefde te worden bevrijd.
Heeft vrijheid een naam, verdraagt zij een leider,
is zij ooit haar eigen gelijk waard? Nooit
kan vrijheid partij zijn; zij schreeuwt geen leus,
juicht niet te vroeg of te luid, gaat niet opzichtig gekleed,
is geen parade van vlaggen, is niet van papier.
Is altijd vrij wie alleen durft te gaan? Vrijheid is niet
de vrijheid van de een of de ander, want daaraan
bezwijkt zij. Niets gevaarlijker dan vrijheid
die aan zichzelf genoeg heeft, luchtspiegelingen
dragen haar honend ten grave. Meedogenloos
kan zij zijn, vragen om offers, zelfs het ultieme:
vrijheid die omwille van vrijheid vrijheid juist opgeeft.
Altijd wordt vrijheid verheerlijkt en dat het goede
het kwade bevecht, maar oorlog en vrede delen
dezelfde ruimte, geven in hetzelfde niemandsland
thuis. Heeft oorlog het spreekrecht, brengt vrede
het zwijggeld van de bittere waarheid dat het tellen
van doden alleen de plicht is van levenden.
Zij vergeten door niet te kunnen vergeten, laten
de toekomst niet rusten, herdenken. Herdenken
dat er hier bij 117 bombardementen 179 doden vielen,
dat er twintig stierven
in den ondergrondschen strijd,
dat er 3800 huizen werden gesloopt of vernield,
dat het geluid van de vrijheid angst was,
dat de stad werd verpuind en geschonden,
dat banaler dan afbraak het kwaad niet kan zijn.
***
Met scherp
Fabianne Cherisma had in Port-au-Prince geluk.
Ze overleefde, kon op zoek naar verder bestaan.
Vond onverwachte schatten, rende met wel drie
kunststukken weg - de krant sprak van wanddecoraties.
Een van de taferelen laat zich zien: een sierkom
met daarin een plant met paarse bloemen,
dezelfde kleur als het patroon van haar jurk.
Foto of schilderij, ze moet het mooi gevonden hebben.
Deze was voor thuis, de andere vielen voor nuttiger
te ruilen, papa en mama konden trots op haar zijn.
Voorover ligt zij en haar hoofd past precies in een lijst.
Een stroompje bloed boetseerde een grillige arabesk.
Een schot volstond en daarvoor was rechtvaardiging
genoeg. Vijftien, geen kans dat zij nog werd gered.
***
Bevinding
Dat dood vrij maakt
je iets doet bezitten
wat je niet verliest, geheim
van niet meer te zijn
dan weten dat wat je ziet
voor het eerst of voor
het laatst niet is
maar de glans heeft
van wat zweeft in
een eindeloos gerekt
onbestaanbaar ogenblik.
***
***
Kunstuitleen
Zoals uit het onzichtbare
het zichtbare voortkomt
- al dat kijken dat
zijn oog aan je leent -
blijft wat zich zien laat verborgen.
Een ruimte die leeg was
en daarmee zich vulde.
Overvloed zelf die je kiest.
***
De Harmonica
Pierement dat om oude kleuren ooit
kanariepiet of spinazieketel werd gescholden,
drankorgelhumor op de grens van straat
en salon, een folklore die verviel.
Authentiek Marenghiorgel met Gavioli's
pneumatische aftastsysteem, dus
opgekalefaterd, want doordraaien zul je,
wind aanjagen en dwingen in een vast patroon
als kalme erotiek, mannenwerk derhalve,
zelfs mansfelders houden zich verre.
Muzikale kitsch klinkt als een klok
oprecht tegen de toon aan, zuivere lyriek
van felle violen en sonore trombones,
daaronder een zware bourdon -
het zingt, maar zingt ook niet. Poppen
gaan met bekken, trom en kleppers
op pijpenfronten driftig tekeer.
Niemand danst, maar wie stilstaat,
niet van de manser stuurs wegkijkt, gul
bijdraagt, gaat verder met lichtere tred,
omdat even de wereld in klank werd gezet.
***
Licht aan zee
Denk over licht niet te luchtig, het is
een kunst licht te zien in zeeën van licht
en daarvan het verschil van dag en nacht
te maken, brug over schaduwen heen.
Niets lokt lichtgelovigen als een brandende zee
en verdrijft ze. Op zoele avonden hoor je het
opgewonden wijzen naar de wondere schijnsels
van zeevonk, het flitsen van zwiepende algjes.
Onverschillig test kilte de volgende dagen.
Zwoelte verdampt, zeevlam stuwt zeemist,
bleke rook zet huiver op ontstelde gezichten.
Zo het Helderse licht. Het straalt als geen ander
maar schenkt zich geen warmte, ongemakkelijk
houdt het de zon in zijn vensters voor blind.
Verjaag wat het kluistert en laat het ontluiken.
Stadsgedicht t.g.v. de opening van de culturele manifestatie 'Licht aan zee'.
Opgenomen in 'Verzen van verbondenheid, Stadsdichters uit Nederland en Vlaanderen bijeengebracht door Gerard Beense', uitg. Kontrast, 2008
***
T.g.v. Open Monumentendag 2009
Opgenomen in 'Wout Smit - Den Helder op de kaart',
uitg. Gemeente Den Helder
***
Sporen
Al wat je bent een moment
een aardkundige tijding
nooit ga je spoorslags
en voetstoots sporadisch
wat grondig verdwijnt laat
zich in omwegen vinden
tredend in weefsels
van uitleg
het spoor dat je volgt van
verkleuring en as
oor dat je wel of niet leende
blik die wel of niet aankwam
al wat je nalaat
is de mond op het glas.
T.g.v. Open Monumentendag 2008
Opgenomen in 'Wout Smit - Het leven in en om de Stelling van Den Helder',
uitg. Gemeente Den Helder
***
Merelnest
Een gedicht schrijven zoals een merel
zijn nest bouwt. Hij voelt dat het tijd wordt
maar weet niet waarvoor, er is een drang
maar waarnaar, heeft meteen al zijn bek vol,
begint zonder weet van voor het eerst
of het laatst, de viburnum een plaats
waarin je je heel goed kunt vinden.
Hem gaan helpen met reepjes katoen,
eindjes touw, wat hij allemaal wel wou,
maar liever dan watten nam hij het mos
uit de dakgoot waarmee hij in omwegen
aanvloog en in zijn beschutting verdween.
Zonder vloek of zucht hem zien werken
aan wat hem volmaakte: het nodige
nest en zoveel onzichtbaarheid
als je je daarin mag wensen.
***
Carillon Helden der Zeeplein
Wilt heden nu treden in de zeewind
klinkt Valerius ijl, botsen de boventonen.
Ken je de melodie, luister je mee:
Merck
toch hoe sterck nu int werck sich al steld -
de beiaard speelt en spant de kroon.
Baksteen volhardt boven het maaiveld uit,
monument dat de Atlantikwall trotseerde.
Anker en keien werden later bijgeplaatst.
Ooit stond hier Wilhelmina in het wit
tegenover wie zich sindsdien aan beide
smalle kanten onverzettelijk houden:
knoestige kerels, het stuurrad vast in handen,
hun koppen louter kaak en loerend oog.
De gemaal weet van de prins geen kwaad
en ziet op afstand toe hoe bijna speels
een scheepje op de golven ploegt;
gelukkig weten zeven redders weg ermee.
Op de zijde die hem wordt ontzegd draagt
op een onaards tableau een naakte held
een naakte drenkeling in volle overgave -
als hun beschermheer bleek hij een succes.
De laatste klanken zijn aan het verwaaien.
Wie kent nog
Wat voor vijand durft ons naken?
Pas als het stil is weet het je te raken.
***
Zomaar een dag
Opgestaan.
De ander laten liggen.
Gordijnen dichtgelaten.
Deuren van slot gedaan.
Met radio en verwarming aan
de dag op weg geholpen.
Thee gezet. Ontbeten. De krant
gelezen, twee puzzels opgelost.
Een anonieme oproep neergelegd.
Samen koffie gedronken.
In de badkamer de tijd genomen.
Aangekleed. Nog eens de krant gepakt.
Niets wat van belang was gebeurde
voor het eerst of voor het laatst
op de dag waarop alles eindigde
alsof er nooit wat begon.
***
Voorlichting
Dat het vlees beter is dan de benen was
de enige grap die ik me van mijn vader herinner.
Dat het ook de enige voorlichting was die hij gaf
besefte ik pas later. Het was genoeg.
Maar als op zondagavond tante vaste visite
al na het eerste glaasje haar knellende
schoenen uitschopte, haar pootjes kuit en dij
onder haar rok trok en bij het aangeboden plakje
metworst vroeg of deze volgende week
ook weer zo fijn gecutterd zou worden,
begreep ik niet waarom niemand lachte
en vader zijn gezicht van oorwurm trok.
***
Na de slacht
Vanuit het keukenraam
keek je recht in de stal
de mongool die je oom was
roerde daar 's maandags het bloed
schraapte op andere dagen
het vlees van de botten
dagelijks zoeter de geur
maar geen dood voor de vliegen
op de beenderkar laadde men
bakken met maden
door merg en been
het gegil van de varkens.
***
Toeval
Begin deze week, tegen elven, we zaten
achter aan tafel, lazen de krant, keken
we op van een tik tegen het raam.
Een lijster, dachten we nog in een flits
gezien te hebben, maar buiten viel hij
niet te vinden, hij leek genadig te zijn
vrijgekomen met de schrik. Alleen wat
veertjes die resteerden in een vlek.
Drie dagen later, zelfde tijd, was er in huis
een geluid dat niet viel thuis te brengen -
geen post die op de deurmat viel,
geen deur die boven dichtsloeg.
Maar met de boodschap van je dood
zagen we in de voortuin op haar zij
de merel die zich daar stukgevlogen had.
Geaarzeld. Opgepakt. In een krant
gewikkeld en in de compostbak bijgezet.
Toen ook de vogel achter weggeblazen.
Het raam met tissues schoongemaakt.
***
Spookdiertje
Hoe dierlijk kun je zijn?
Egel die zich afwerend oprolt,
mol die zich rot rent, ondergronds
zijn gang gaat, ook dood
nooit boven water komt?
Er schuilt pas een beest in mij
als ik een ons weeg en meer oog
dan hersens uitsluitend nog
als nachtdier leef, schrik
van reptielen, schorpioenen.
Klamp me liefst vast aan sterke
stam, spring verder dan ik kan,
leef solitair in kleine groep
voor mensen nauwelijks bang.
gepiep en als dat klaar is wordt
er negen maanden vol gedragen.
Word niet bedreigd. Nog niet.
Noordhollands Dagblad, 4 okt. 2007
Werelddierendag
***
Papaver rhoeas
Zeventienduizend zaden produceert
de grote of gewone papaver per plant.
Rustig kunnen talloze daarvan een eeuw
of langer in de bodem overleven om na
verstoring van de grond waardoor ze eindelijk
het licht ontvingen toch nog tot bloei te komen.
Geen weet van welk wachten ook maar
omhoog gebracht, in welke zin ontkiemd.
In Vlaanderen telt men ze met miljoenen
in onze tuin verrassen er een stuk of tien.
***
De hoed van Breitner
Nicolaas Wijnberg,
22-11-1918
- 11-06-2006
Op de muur boven Wijnbergs Breitnerlitho
(1990, nr. 27/300) liep een wollig spinnetje
zo ongeveer de route van de hoed,
vanaf de Walvis via het Kodakboxje
waarachter de schilder zelf
nog staat naar rechts.
Precies boven het brutale steile schaamhaar
van het kouwelijk model - kijk mamma
nu toch eens - vond het een week na
Wijnbergs dood tussen duim
en wijsvinger zijn einde.
***
Robert Vollekindt
Sculptuur 46.07.17
Trotse strijder
snuivend paard
moeder met kind
ledenpop Jezus
liefdespaar
verbeeld het beeld
dat werd bevrijd
uit blok of steen
dat nog alleen
hartgrondig
voorstelt.
***
Geen droom
Je staat waar je moet staan
de buitenplaats je binnenplaats.
Op ooghoogte draag je het hart
dat zichtbaar is voor wie dat weet
die niet vergeten wil dat J.J. L.
hier ooit iets deed met D.M. Z.
althans dat graag probeerde.
Zo wilde je wel aangetast als
bast waarop het leven vat heeft.
Het bleef bij een - geen droom
die je kon houden. Straks:
gekapt, verhakt, vermalen.
Doodsnood een stroom
waartegen je niet langer opgroeit.
uit: Kastanjegedichten, uitg. Passage, Groningen 2006
***
uit: Vroeger of later, uitg. Bellevue, Noordwijk 2003
***
Leeg
Het is te veel geweest.
Ik had willen zijn waar ik thuishoorde
maar kwam niet verder dan waar
ik achterbleef, dit vivarium
waarin ik op jouw getijden langzaam
verdrink of te haastig verdroog.
Ik houd me wel staande, maar moet
grijpen aan de scherpste randen.
Nu is hier nog maar weinig.
Wacht maar tot ik weg ben.
uit: Frieda Snel - Wacht maar, uitg. Bellevue, Noordwijk 2001
Zie voor alle gedichten uit de bundel
de
website van Frieda Snel.
***
De nieuwe Frieda Snel bundel
Lees
hier de recensie op Meander.
Frieda Snel -
Kruisgang
De Manke God, Den Helder 2013
84 blz.; 12,50
ISBN: 9789490869052
Bodemloos
Je had niets te verbergen
dan te willen verbergen
bedroog met geen waarheid
keerde de leugen
kwam daar beter mee weg
het zingt in je rond
tot het zwicht
tot het wankelt
tot voor het verleden
het staat.
Bodemloos zijn
het is niet te bevatten.
uit: Frieda Snel - Kruisgang
***
Wie schrijft die blijft
De beitel die de steen zal houwen,
het mes dat kerft in zachter hout,
de griffel op de lei gedouwd,
de pen die letters doet aanschouwen,
als je gedachten wilt ontvouwen,
uit scheppingsdrift of zelfbehoud,
dan mag op straf van een black-out
geen schrijfmiddel je ooit berouwen.
Dus dames, muis in eigen hand,
zet maar een spatie bij vibratie,
en breng op 't wijde net uw tekst tot stand.
Veel heren kennen, ook pikant,
wel and're vormen van creatie
en gaan als potloodventer door het land.
uit: '
Mogen we éven @frekenen?, 52 Liechtensteiners door Chris Coolsma, Edith de Gilde, Joop Leibbrand en Ans Wijnstroot', uitg. Servo, Assen 2001
***
Met het samen met Wop Rienks geschreven Het inflatoire ik, dat verscheen op 7 juli 1967, begon het.
Alleen de titel heeft de tijd overleefd.
Niet ik
Ik ben nog jong, maar achter
mij leggen de dagen
namen uit die tellen.
De jonge dichters, de beloftevolle
(want / dus bekroonde) prozaïsten -
van ver lees ik over
de transsubstantiatie van brug tot
brug, over de transsignificatie
van geest tot geest
(wat iets anders is).
Het maakt duidelijk hoe een
grote geest over de brug komt.
(Eerste gedicht van
Het inflatoire ik.)
***