Oorlogsbelevenissen J.A. van Houdt mei 1940. |
Hoofdstuk 2 Op zoek naar gegevens via internet, boeken en ter plaatse. |
Hoofdstuk 2.1 Zoektocht naar persoonsgegevens. |
Allereerst ben ik op internet, direct, gaan zoeken naar J.A. van Houdt via de zoeksite Altavista. Daaruit kwam het volgende resultaat (figuur 7): |
|
Figuur 7. Zoekresultaat via internet zoekmachine Altavista |
Hierdoor kwam er een website naar voren met een overzicht van alle Nederlandse onderscheidingen. Ook de vermelding dat J.A. van Houdt de Bronzen Leeuw als onderscheiding had ontvangen, werd op deze site vermeld. Echter dit was dan ook alle informatie die hier vermeld stond. Nadat ik de website-beheerder had gemaild of hij geïnteresseerd was in verdere informatie, kreeg ik bericht terug dat hij zeker meer gegevens wilde hebben. Nadat ik hem de gegevens toegestuurd had, zijn deze keurig toegevoegd tot een compleet geheel. Op het volgend figuur is een weergave te zien van de aangevulde gegevens die op de website zijn terug te vinden.Het adres van deze website op de linkpagina terug te vinden bij; onderscheidingen: |
| ||
| ||
H2.2 Wat betekenen de verkregen onderscheidingen? | ||
Op de website http://www.onderscheidingen.nl/ zijn ook omschrijvingen terug te vinden van de inhoudelijke betekenissen van de verkregen onderscheidingen. Op deze site wordt de Bronzen Leeuw en het Oorlogsherinneringskruis als volgt omschreven: | ||
| ||
|
|
|
| |
|
J.A. van Houdt was gemachtigd om de volgende gespen te dragen, die hier in figuur 13 te zien zijn. |
H2.3 Waar en hoe de feiten van het verhaal naar boven kwamen.
|
![]() |
Overzicht van plaatsen waar de Duitse luchtlandingen plaats- vonden op 10 mei 1940. De onderste 3 rode vierkantjes worden behandeld in de oorlogsbelevenissen van J.A. van Houdt
|
Een tweede actie was misschien nog wel gedurfder. Een deel van de troepen zou rond Den Haag landen en had de opdracht koningin, regering en legerleiding gevangen te nemen. De oorlog in Nederland zou, zo dacht men, hooguit één à twee dagen duren. De aanvalsdoelen waren strategisch gekozen. Het doel van de bruggen mag duidelijk zijn. De vliegvelden werden vooral uitgekozen vanwege hun strategische ligging. Vanuit Ypenburg kon men de gehele Oostflank van Den Haag beheersen. Valkenburg leverde een strategische positie voor een aanval vanuit het Noorden en Ockenburg bestreek de Zuidflank. Bij een geslaagde landingspoging zou men zo de stad Den Haag vanuit een omsingelingspositie kunnen aanvallen. Daarnaast zouden drie belangrijke vliegbases onbruikbaar worden voor de Nederlandse vliegtuigen. | |
Het was een riskante onderneming. Het gebruik van luchtlandingstroepen was zeer nieuw. De luchtlandingstroepen zouden ver in vijandelijk gebied landen, waarbij allerminst zeker was dat zij succes zouden hebben. Daarnaast was men afhankelijk van een snelle opmars van de 9.Panzerdivision. Op een redding, wanneer men in enig opzicht zou falen, hoefde niet gerekend te worden. | |
|
Figuur 15. De landing van Duitse valschermjagers zuidelijk van de Moerdijkbruggen. Links is de verkeersbrug duidelijk zichtbaar (foto, gemaakt door Duitse Propaganda Kompanie). |
De Duitse troepen
Speciaal voor de luchtlandingen was een nieuwe Luftlandekorps in het leven geroepen. Hierin waren de al bestaande 7.Fliegerdivision van Generalleutnant Kurt Student en de 22.Luftlande Infanteriedivision van Generalleutnant Graf von Sponeck, ondergebracht. Student kreeg het formele bevel over het gehele Luftlandekorps. De 7.Fliegerdivision was samengesteld uit de Duitse Fallschirmjäger, welke vanaf 1936 was opgebouwd en een, oorspronkelijk vanuit het regiment "Herman Göring" samengestelde, mobiele luchtlandingeenheid. Deze eenheid ontstond uit zowel Fallschirmjäger als uit Luftlandetruppen en was in 1938 geformeerd voor de Duitse inval in Tsjecho-Slowakije. De betiteling 7.Fliegedivision kwam omdat de Luftwaffe tot dan bestond uit 1. t/m 6.Fliegerdivision, de vliegende verbanden van de Luftwaffe. De 22.Luftlandedivision werd in 1937 geformeerd uit de 22.Infanteriedivision. Het totale Luftlandekorps had voorts 430 transporttoestellen van het type Junkers Ju 52/3m tot haar beschikking, al met al een formidabele macht. Voor de overval op de bruggen over het Hollandse Diep bij Moerdijk, over de Oude Maas bij Dordrecht en in Rotterdam, had men de 7.Fliegerdivision beschikbaar gesteld. Deze was aangevuld met het 16.Infanterieregiment uit de 22.Luftlandedivision ter compensatie van het afstaan van een bataljon en een compagnie voor de aanval op Den Haag. Student had voor deze actie zijn divisie in vijf groepen verdeeld Gruppe Süd viel aan bij de Moerdijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gruppe Süd
Doel: De Moerdijkbruggen en de bruggen bij Dordrecht Eenheden: Ie en het IIe bataljon van het 1.Fallschirmjägerregiment (I./Fallschirmjägerregiment 1 en II./ Fallschirmjägerregiment 1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Commandant: Oberst B.O. Bräuer Bijzonderheden: Alle troepen dienden zich te concentreren op de Moerdijkbruggen. De bruggen bij Dordrecht dienden te worden veroverd door slechts de 3e compagnie van het Ie Bataljon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Nederlandse verdediging
Aangezien men vooral rekening hield met kleine luchtlandingsoperaties bij de Nederlandse vliegvelden, waren er elders geen speciale maatregelen getroffen om een luchtlandingsoperatie het hoofd te kunnen bieden. Toch werden diverse strategische punten voldoende beschermd.
Het
zuidelijke gedeelte van de Vesting Holland, bij de Moerdijkbruggen, werd
verdedigd door de zogeheten Groep Kil. Dit was een speciaal samengestelde
eenheid, bestaande uit leden van het 28e Infanterie Regiment (28 R.I.), een
extra compagnie mitrailleurs, veldartillerie en luchtdoelartillerie. De
Groep Kil werd aangevoerd door reservekolonel J.A.G. van Andel.
Bruggenhoofd Moerdijk (zuidzijde bruggen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luchtlandingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdam en de Moerdijkbruggen
De aanval op de Moerdijkbruggen werd rond 04.00 uur ingeleid met een zwaar luchtbombardement, gevolgd door het neerdalen van het IIe Bataljon van het 1.Fallschirmjägerregiment (II./FJR.1) ten noorden en ten zuiden van de bruggen. Deze eenheid stond onder leiding van Hauptmann F. Prager. Ten zuiden van de bruggen wisten zij de Nederlandse verdediging (4e Sectie 12e Mitrailleurcompagnie onder leiding van Reserve-1ste luitenant J.M. Broekman) snel te overmeesteren. Ook ten noorden van de bruggen wisten de para's de verdediging geheel te verrassen. Slechts sporadisch konden kleine groepjes Nederlandse soldaten nog de strijd aan te binden. Ondanks heldhaftig verzet moesten ook zij echter de gevechten snel staken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 16 en 17. Verovering van de Moerdijkbruggen door Duitse valschermjagers, die worden beschoten vanuit de Hoekse Waard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandse tegenacties bij Dordrecht en de Moerdijkbruggen
Majoor J.F.W. Hendriksz trok direct na het bekend worden van de Duitse inval met zijn 6e Grensbataljon in de richting van de Moerdijkbruggen. Echter niet eerder dan nadat hij zijn opdrachten tot het vernielen van wegen en bruggen naar het zuiden toe had uitgevoerd. Dit uitvoeren van een onzinnige opdracht zou de hulp van de Fransen nog danig in de war schoppen. Voor de oorlog was de opdracht gegeven dat, bij een vijandelijke aanval Nederland de neutraliteit zou blijven trachten te voeren, door alle toevoerwegen, dus ook richting België, te versperren of te vernietigen. Aangekomen nabij het Duitse bruggenhoofd, verzuimde majoor Hendriksz om de Duitse troepen direct onder druk te zetten. Deze waren immers nog steeds bezig hun verdediging in gereedheid te brengen en een snelle, geconcentreerde tegenaanval had hier roet in het eten kunnen gooien. Toen op 10 mei, om 17.15 uur, een eskader van vier Fokker C.X toestellen een bomaanval op de Duitsers uitvoerden, werd wederom niets ondernomen om eventueel van de verwarring onder de Duitse troepen gebruik te maken. Majoor Hendriksz kwam pas in actie toen vanuit het zuiden versterking op kwam dagen, in de vorm van de Franse Colonel Dario met zijn 6e Régiment Cuirassiers. Deze besloot een detachement, onder leiding van Chef d'Escadron Michon, naar de Moerdijkbruggen te zenden, teneinde met de Nederlanders een aanval te ondernemen. De troepenbeweging werd echter door Duitse verkenningsvliegtuigen ontdekt en zwaar onder vuur genomen door een eskader Junkers Ju 87 Stuka's. De verliezen waren zo groot, dat de aanval werd afgebroken, nog voordat deze goed en wel was aangevangen. Op 12 mei, rond 16.45 uur, werd de situatie volledig anders toen de eerste Duitse tanks van de 9.Panzerdivision over de Moerdijkbruggen rolden. Al snel bleek de situatie onhoudbaar en zou het Eiland van Dordrecht geheel in vijandelijke handen zijn. Vervolgens trokken de Duitse panters door naar Rotterdam, waar de Fallschirmjäger en Luftlandetruppen nog steeds in hevig gevecht waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conclusie:
De luchtlandingen in de Vesting Holland, waren voor de Duitse troepen
slechts gedeeltelijk een succes. De toegangsbruggen naar de Vesting Holland
werden, nagenoeg allemaal, in handen gehouden tot de Duitse grondtroepen
arriveerden. Alleen bij de laatste bruggen, in Rotterdam, wist het
Nederlandse leger
stand te houden en had bij een iets andere situatie, “een brug te ver”
kunnen zijn voor de Duitse luchtlandingstroepen. In tegenstelling tot hun
Britse "collega's" bij Arnhem, ruim vier jaar later, waren de Duitse
grondtroepen echter wel op tijd om hun kameraden de helpende hand te bieden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H2.3.3 Wat speelde zich af in Moerdijk op 10 mei 1940? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een drietal boeken wordt er geschreven over de gebeurtenissen in Moerdijk. Via de discussiesite http://www.grebbeberg.nl/ werd ik attent gemaakt op het feit dat de gevechtshandelingen waarin J.A.van Houdt betrokken was hierin worden vermeld Deze informatie geeft een precies beeld van wat zich daar in en rond Moerdijk precies heeft afgespeeld op de tiende mei van 1940. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1] Zoals vermeld lag hier slechts een met twee sectiën zware mitrailleurs versterkte compagnie infanterie. .[2] Het is niet te achterhalen geweest, van wie dit bevel is uitgegaan. Het valt zeer te betreuren, daar door het standhouden van het detachement de in de namiddag ingezette aanval van 6 G.B. zou zijn vergemakkelijkt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1] Een officier en zes man van 3-III-28 R.I., een officier van 28 Bt. 6 veld, een vaandrig en een man van 19 Bt.Lu.A., twee man van Veer 2 C en een marechaussee. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 24. Overzichtsfoto van de haven van Moerdijk, genomen in de richting van het Hollands diep anno 2006. Volgens figuur 26 zou het schip ‘De Mathilde’ vanaf de rechterzijde van de haven ontsnapt zijn, dit gegeven staat op die kaart vermeld als Veer 2C (woonaak). |
Figuur 25.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 27. (Boven);
Overzichtskaart Moerdijk mei 1940.
Figuur 26. (Links); Overzichtskaart van Nederlandse militaire stellingen en vijandelijke landingen van valschermjagers rondom Moerdijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Figuur 29 t/m 31 zijn foto’s genomen in Moerdijk, op de splitsing van Havendijk en Steenstraat Ongeveer op deze plaats hebben de gevechtshandelingen plaats- gevonden op 10 mei 1940. Figuur 31. Op deze foto is links vermoedelijk de oude Marechausseekazerne te zien in de Steenstraat.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H2.3.5 Oorlogsgedenkteken te Moerdijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
Figuur 32,33 en 34; oorlogsmonument en plaquette te Moerdijk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 35a en geeft een beeld van de Marechausseekazerne in de Steenstraat die tijdens de bevrijding (november ’44) van Moerdijk door de Eerste Poolse Pantserdivisie zwaar beschadigd werd, fig. b is de tegenwoordige situatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook Duitse gesneuvelden zijn op deze site terug te vinden. Hieronder volgt een overzicht van de Duitse strijdkrachten die in de directe omgeving van Moerdijk op 10 mei 1940 zijn omgekomen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H2.3.8 Gebeurtenissen 10 mei 1940 beschreven op website;’’war Over Holland’’. (update die is toegevoegd aan de tweede druk) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit hoofdstuk is een toevoeging die in de tweede druk toegevoegd is. Tijdens voortgaand onderzoek op internet na de eerste uitgave kwam deze uitleg van de gebeurtenissen op 10 mei 1940 te Moerdijk in beeld. De gegevens zijn van de volgende site overgenomen; http://www.waroverholland.com/zfh/index.php?page=bruggenhoofd-moerdijk-2 Ook hier wordt J.A. van Houdt vernoemd, echter als ‘’van ‘t Houdt’’, dat duidt dat er informatie is verkregen uit officiële stukken zoals het rapport dat in H3.2 te zien is. In dit hoofdstuk zijn de betreffende zinnen rood aangeduid. Er wordt zeer diep en uitgebreid ingegaan op de gebeurtenissen van 10 mei 1940 te Moerdijk. Wat ik zelf wel typisch vind is dat de foto’s die zijn gebruikt op de site veel overeenkomsten hebben met de foto’s die ik zelf ter plaatse in Moerdijk (2006) heb genomen bij de haven. Verder zorgen deze extra gegevens voor een nog veel duidelijker beeld van wat zich daar heeft afgespeeld. Na de eerste versie van de site gegevens , heb ik ook enkele aanvullingen toegevoegd, die na 18 december 2009 op de site zijn toegevoegd De alinea's met aanvullingen zijn in wit weergegeven in dit hoofdstuk. Auteur van deze informatie is Albert Goossens; Het Bruggenhoofd Moerdijk was zwak bezet, zo werd al duidelijk in de proloog. De bezetting door een compagnie infanterie [3-III-28RI] met ondersteuning van een MC [12MC] en twee stukken 6-veld [sie 28 Bt 6-veld] werd een voorlopige bezetting geacht [1, 100c]. Zou de oorlog uitbreken dan zou 6.GB – na haar taken aan de grens met België te hebben volbracht – het Bruggenhoofd versterken en de commandant 6.GB de nieuwe Bruggenhoofdcommandant worden [1]. In feite was de bedoeling dat er sprake zou zijn van aflossing van de veiligheidsbezetting door 6.GB. Het is niet helder of in die gedachtegang een wijziging is gekomen vlak voor de inval, en de veiligheidsbezetting gehandhaafd zou blijven naast 6.GB. Volgens de stafverslagen van Groep Kil was echter sprake van aflossing van de bruggenhoofdbezetting door het grensbataljon. Hoewel met de geprojecteerde aflossing een betere bezetting van deze cruciale positie zou worden gevormd, achtte men de veiligheidsbezetting van het Bruggenhoofd kennelijk toch te zwak. Die conclusie zou men vooral kunnen trekken uit de gebeurtenissen tussen 6 en 10 mei. Op 6 mei bezocht Winkelman de Groep Kil en schouwde gezamenlijk met de Groepscommandant de zuidzijde van het kantonnement. Op 7 mei ontving ook Groep Kil de telex met het algemene bevel dat alle verloven ingetrokken werden. Er waren aanwijzingen dat de Duitsers ieder moment konden binnenvallen. Op 8 mei werd ineens een inspectie uitgevoerd van het Bruggenhoofd door de luitenant-adjudant [Groep Kil] D. de Vries om te bezien of en waar er eventueel versterkingen konden worden gehuisvest [100c, 192]. Eveneens op 8 mei werden bevelen uitgegeven om posten uit te zetten op het Eiland van Dordrecht tegen luchtlandingen rond de hoofdwegen [1, 8, 100c]. Ten noorden van de bruggen werden op bevel van de C-VH zware mitrailleurs bij de betonnen weg geplaatst, en een mobiele patrouille met zware mitrailleur werd bij Maasdam op constante paraatheid gehouden [1, 192]. Ten zuiden van de bruggen werd een sectie van 12MC belast met deze pikettaak [195], en zo’n 250 meter zuid van de verkeersbrug bij de weg geposteerd. Deze maatregelen dienden dagelijks gedurende de periode van 0330 – 0800 uur van kracht te zijn. Toen op 9 mei de hoge staat van paraatheid weer werd gematigd, bleven voornoemde maatregelen voor beveiliging van de hoofdwegen van kracht. Onduidelijk is of dat op bevel van de C-VH geschiedde of op initiatief van de Groepscommandant. De luitenant-adjudant de Vries schouwde op die dag zelf de genomen maatregelen tegen vijandelijke vliegtuigen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en verkende vervolgens opstellingsplaatsen voor waarnemingsposten die zich moesten inspannen alle in het gebied gelande vliegtuigen te melden. Of er een correlatie tussen het bezoek van de OLZ op 6 mei en de vele extra maatregelen bestond, komt niet helder uit de bronnen naar voren, maar de suggestie gaat er wel vanuit. De extra wegbeveiligingen bleven ondanks de intrekking van de status van 7 mei immers intact, en er werden initiatieven ontwikkeld om versterking van het Bruggenhoofd Moerdijk voor te bereiden. Het heeft er alleszins de schijn van dat de OLZ en zijn staf op 6 mei ingezien hebben dat de deur naar het zuidfront bepaald niet potdicht zat en dat men duurzame maatregelen ter verbetering wenste. De op 9 mei geïnitieerde instructie aan het Veldleger dat in de loop van de nacht van 10 mei de hoogste graad van strijdvaardigheid zou moeten intreden, was door de C-VH niet aan de beide Groepscommandanten in Vesting Holland doorgegeven [1, 7, 192]. Hij achtte het zuidfront niet direct bedreigd en wilde kennelijk de manschappen aldaar maximale nachtrust bieden. Zodoende was in het Bruggenhoofd Moerdijk sprake van ‘normale’ strijdvaardigheid. Dat hield in dat er geen bijzonder maatregelen van beveiliging waren genomen. Daarbij was een uitzondering – zoals al zoeven genoemd – dat de plaatsing van zware mitrailleurs op de wegen en de wachtpiketten [bij de bruggen en in Zevenbergsche Hoek] bleven bestaan. Bovendien waren de batterijen luchtdoelartillerie wél in hoogste staat van paraatheid [8, 303], daar dit voor de luchtafweer vanwege neutraliteitshandhaving verordonneerd was. De dislocatie der onderdelen binnen het bruggenhoofd was in de nacht van 9 op 10 mei 1940 als volgt:
* Res Kapitein Adriaansen was in april 1940 bevorderd. Hij zou een eigen commando krijgen, maar was in afwachting daarvan commandant rechter groep, waaronder vielen 1-3-III-28RI en 1e en 2e sectie 12MC. Tot voor zijn bevordering was hij sectiecommandant geweest van de 3e sectie en plv.c.12MC. * *Tevens commandant luchtverdedigingspunt Willemsdorp. Duits aanvalsplan [*][*] Aanvulling of wijziging op 18 december 2009 op basis van de in november 2009 verkregen copy van het bataljonsverslag van II./FJR1, inclusief Erfahrungsbericht, bron no. 464.
0400 - 0450 uur: dorp Moerdijk Het was rond 0400-0415 uur dat Duitse verkenners zich boven het Bruggenhoofd vertoonden, waarop 19.Bt LuA direct actief werd [303]. Rond 0430 kwamen de eerste aanvalsvliegtuigen, daarna een groter verband bommenwerpers en jagers, vrij spoedig gevolgd door de hele vloot Ju-52 die weer door jagers werd geëscorteerd. Enkele bommenwerpers die ruim voor de transportvloot uit waren gevlogen namen diverse doelen onder handen. De eerste bommen vielen rond het barakkenkamp en de vlakbij gelegen batterij Vickers 7.5 tl no.1 in Moerdijk [100c, 303]. Ook rondom Zevenbergsche Hoek en Lage Zwaluwe werden de stellingen van de eenheden – die nog in hun kwartieren elders lagen – met enkele bommen bestookt [100c, 195]. Bovendien vielen de Luftwaffe bommenwerpers de pelotons luchtdoelmitrailleurs bij de bruggen aan [305]. Jagers bestookten ondertussen alles wat ze zagen lopen of rennen op de grond en mitrailleerden met enfilerend vuur alle loopgraven die ze konden onderscheiden.
De 19e Batterij Luchtdoel Artillerie had de beschikking over drie stukken Vickers van 7,5 cm, waarvan echter het tweede stuk al een eerder gerapporteerde storing in de elektrische overbrenging vertoonde [303]. Het was daarom niet vuurgereed. De beide in de batterij aanwezige Spandau mitrailleurs voor bescherming tegen laag vliegende toestellen waren niet opgesteld omdat er nog geen munitie voorhanden was en de hoge affuiten ontbraken [303]. De batterij had een aantal stagiaires in de gelederen, en was daarom goed voorzien van (aspirant)officieren. Maar liefst twee vaandrigs [van Dalfsen, jhr. Vegelin van Claerbergen) had men in de bezetting naast de batterijcommandant, de 1e luitenant Faber en plaatsvervangend commandant, de 1e luitenant Van Teeckelenburgh. Daarnaast 99 minderen [8]. De batterijbezetting was uitgerust met karabijnen met ieder twee 5-schots clips op de man. De stukken waren opgesteld op korte afstand van het barakkenkamp, waarin de batterijmanschappen hun kwartier hadden. Dat kamp was gebouwd op de fundamenten van het oude station, aan de noordoostzijde van het dorp. De opstellingsplaats van de stukken was achter de dijk, zuidoost van de kruising Steenweg – Zwaluwsche Dijk, op het oude spoortalud. Dit was vlakbij de Havenkant die naar het haventje van Moerdijk leidde, en ook dichtbij het gemaal Schuddebeurs dat voor de inundatiestelling van belang was. Rond 0400-0415 verscheen een eerste hoogvliegende verkenner boven het Bruggenhoofd, welke direct door de batterij onder vuur werd genomen. Het betrof hier vrijwel zeker een staftoestel van KG4 [van de taskforce Gruppe Putzier] die de bombardementen rond het zuidfront op zich zou nemen. Spoedig volgden de eerste aanvalsvliegtuigen die de instructie hadden de luchtafweer, stellingen en de legeringen te bombarderen en mitrailleren [59, 500]. De batterij stond tijdens de parate nachtbezetting onder commando van vaandrig (jhr.) Vegeling van Claerenbergen. Hoewel de batterij conform centrale instructie in hoogste graad van gevechtsgereedheid was, waren zowel de batterijcommandant als zijn plaatsvervanger in hun kwartier aan de Steenweg – hetgeen apert tegen de geldende instructies was [8]. De commandant had kennelijk in de aanwezigheid van de beide aspirant-officieren een kans gezien om de batterijofficieren meer rust te gunnen, in plaats van aan beide luitenants een stagiair te koppelen die de dienst van de dienstdoende batterijofficier lerendewijs meeliep. Toen na 0430 uur de eerste aanvalsvliegtuigen boven het bruggenhoofd verschenen, waren de luchtafweerstellingen de eerste doelwitten die gezocht werden. De batterij was niet beschermd en niet ingegraven omdat de opstelling ervan een neutraliteitsopstelling was. Het tweede stuk [in de batterij opstelling werden de stukken genummerd hetgeen voor geleid vuur essentieel was] had een storing die veroorzaakt werd door slecht contact in de sleepringen die voor verbinding met de kaarthoekklok vanuit de vuurleiding zorgden. Zodoende kon het stuk niet geleid vuren, en was als daarom niet in gebruik. Na enkele salvo’s kreeg bovendien het eerste stuk een vastloper. Zodoende bleef slechts het derde stuk over.[303] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19.Bt LuA werd als eerste doelwit in de sector aangevallen door een Ju-88 (¹), die de batterij in duikvlucht bombardeerde. Twee bommen vielen midden in de batterij en schakelden door kabelbreuk de vuurleiding uit. De batterijmanschappen vlogen in blinde paniek uit elkaar, en het kostte de vaandrig de nodige moeite een ieder weer in het gareel te krijgen. Gewonden liet hij direct afvoeren naar het barakkenkamp. Met getrokken revolver herstelde hij de tucht.[303] (¹) Het is een aanname van auteur dat dit vermoedelijk een Ju-88 betrof. In principe waren het de Ju-88 bij III/KG4 die primair waren geïnstrueerd met duikaanvallen de luchtafweer uit te schakelen. Hoewel vaak van Stuka [een term die in de regel met een Ju-87 wordt verbonden] werd gesproken in verslagen, was er slechts één Gruppe Stuka’s actief boven Nederland op 10 mei [IV/LG1] en die had vooral taken op te treden in de regio Rotterdam. Zij waren niet verbonden aan de Gruppe Putzier die was bedoeld om de luchtlandingen direct te ondersteunen. Bovendien wordt in verslagen telkens gesproken van het lossen van twee bommen per duikaanval, hetgeen voor een Ju-87 hoogst ongebruikelijk was. Het markante gehuil van de cyclonen in de landingsgestellen van de Ju-87 wordt ook in geen enkel verslag gemeld. Alles bij elkaar duidt het niet op een Ju-87, maar meer op een Ju-88 aanval. Het is echter niet uit te sluiten dat het desondanks wél een Ju-87 was. [303] Vlak na deze gebeurtenis arriveerden de beide luitenants per fiets in de batterij, en 1e luitenant Faber nam direct het bevel van de vaandrig over. Hij nam persoonlijk het stukscommando van het laatste werkende stuk, dat nu slechts ongeleid stukkenvuur kon geven. Dat vuur was alleen voor het moreel van belang, want met tijdontstoken granaten was er zonder vuurleiding slechts een zuiver theoretische trefkans. Toen vervolgens een tweede bomaanval op de batterij werd ondergaan, met een serie van zes 50 kg bommen, was de koek op . Luitenant Faber was bij deze aanval zelf door een scherf gewond geraakt. Plaatsvervangend commandant (res.) 1e luitenant van Teeckelenburgh nam het effectief commando over, en liet na afstemming met luitenant Faber de batterij onmiddellijk evacueren toen hij de inmiddels landende parachutisten waarnam. Men zou zich vanuit het barakkenkamp verder verdedigen. Het derde stuk werd onklaar gemaakt door de slagpin uit te nemen. Het ontbrak de batterij aan een lang aftrekkoord om de stukken met een granaat te doen exploderen. Bovendien stond het defecte tweede stuk nog onder dekzeilen en was het eerste stuk wegens de vastloper op geen enkele manier middels de klassieke methode te vernielen. Luitenant van Teeckelenburgh schoot wel twee revolvermagazijnen leeg in de vuurleiding, zodat deze duurzaam vernietigd leek. Ook werd de hoogtemeter met enkele karabijnschoten onklaar gemaakt. Hierop werd de batterij geëvacueerd en trokken de laatst overgebleven manschappen richting barakkenkamp, waar de rustploeg [die de dagploeg was voor de 10e mei] onder leiding van vaandrig van Dalfsen al met de karabijn op de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overvliegende vijand had geschoten. De schaarse munitie op de man – drie karabijnmagazijnen – was zo goed als verschoten. De kist met karabijnmunitie die in het kamp nog voorhanden was kreeg men in de opwinding niet open, mede omdat de schroeven verroest waren. Het paste allemaal in een plaatje van een onderdeel dat op geen enkel punt gereed en paraat was voor oorlog … Daarmee was ten zuiden van Moerdijk een vroegtijdig einde gekomen aan de luchtdoelartillerie. [100c] De Bruggenhoofdcommandant, de kapitein Marijnen [oorspronkelijk C.11MC], werd gewekt door de eerste schoten van 19 Bt. LuA die gericht waren op een Duitse verkenner boven het Bruggenhoofd. Marijnen achtte het niet direct noodzakelijk zich aan te kleden, omdat het wellicht een routinematige neutraliteitshandhaving betrof. Pas toen minuten later het eerste grote eskader aanvalsvliegtuigen verscheen, besloot hij zich onmiddellijk van zijn kwartier naar zijn bureau aan de Steenweg [no. 44] te begeven. Dit was gelegen aan de zuidoostzijde van het dorp, een paar honderd meter van de KMAR kazerne aan de Steenweg. Onderweg nam de kapitein de landing waar van parachutisten in het gebied tussen de landhoofden en het dorp, alsmede ter hoogte van Lage Zwaluwe. [100c, 195] Op het hoofdkwartier had de plv.C van 12MC, de reserve kapitein A. Adriaansen, telefoonwacht (²) en deze was dus ter plaatste om de eerste berichten te ontvangen en eventueel te kunnen verzenden. Het Bruggenhoofd was via Moerdijk verbonden met het hoofdkwartier van Vak Wieldrecht bij Amstelwijck, dat op zijn beurt middels de PTT grondkabels en een zinker verbonden was met de Groep Kil. Bij aankomst op zijn hoofdkwartier constateerde Marijnen dat er door Adriaansen nog geen telefonische contact met de Groep Kil was gemaakt, en benadrukte dat dit essentieel was. Via Amstelwijck kon tenslotte contact gemaakt worden met Groep Kil en werd rapport gemaakt van de Duitse activiteiten binnen het Bruggenhoofd. Er werd geantwoord dat stand moest worden gehouden. (²) Reserve Kapitein Adriaansen was sectiecommandant bij 12MC en commandant van het rechter gedeelte van het Bruggenhoofd bij de Rode Vaart. Wegens deze telefoonwachtdienst tijdens de landing dus niet op zijn eigen post. Hij was vlak voor de meidagen bevorderd en stond op de nominatie om MC commandant te worden bij een ander onderdeel. Terwijl men telefonisch rapport maakte van de gebeurtenissen, meldde de vlakbij de Haven ingekwartierde 1e luitenant F.P. de Jager van de sectie 6-veld zich bij de Bruggenhoofdcommandant en verzocht om instructies [100c, 130]. Deze werd te verstaan gegeven dat hij zich werkzaam moest maken ‘waar hij dat nog kon’. Ondertussen besloot Marijnen dat het zaak was zijn geheime stukken direct te verbranden, en zulks geschiedde. Daaronder waren instructies van 9 mei voor de commandant van 6.GB en geheime telefoonlijsten [1]. In de kachel op het bureau werden ze tot as verstookt. [100c] Na deze eerste spoedmaatregelen besloot Marijnen dat het wijs zou zijn zich naar zijn Bruggenhoofdcommandopost bij de Hoeve Versluis aan de Bredasche Weg te begeven, zo’n 1,500 m zuid van het dorp Moerdijk. Zijn sergeant-toegevoegd en hij begaven zich per fiets langs de Steenweg en Bredasche Weg richting het zuiden. Aan het einde van de Steenweg, in open terrein, werden beiden direct in dekking gedwongen door een mitraillerende Messerschmitt jager. Terwijl de kapitein in de berm dekking zocht, nam hij een massale dropping van parachutisten waar ten noorden van de Moerdijkbruggen. Hierop besloot de kapitein dat dit direct aan de Groep Kil gemeld moest worden, en keerde terug naar zijn hoofdkwartier. Kennelijk achtte hij het niet zinvol zijn sergeant-toegevoegd deze missie op te dragen en zelf zijn weg naar de CP te vervolgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opnieuw bij zijn bureau aangekomen maakte hij melding aan de commandant Groep Kil wat hij had waargenomen. [171] De groep pontonniers van veerdienst 2C – onderdeel van de veerdienst Hollands Diep [VED Hollands Diep] die gevormd werd door veer 2C te Moerdijk en veer 1B te Willemsdorp – werd gealarmeerd door haar eigen wachtpiket bij de schepen. De manschappen hadden een onderkomen in het gevorderde schip ‘Mathilde’ dat in het haventje lag. De gewekte veercommandant [sergeant der pontonniers D. Visser] trommelde de pontonniers direct op. De commandant van de veerdienst was de reserve kapitein der pontonniers G.M. Jansen, die in Hotel van Kinderen in het dorp zijn kwartier had. Hij begaf zich onverwijld naar de haven toen de eerste salvo’s van de luchtdoelbatterij hem ter oren waren gekomen. De sergeant Visser had onderwijl de manschappen uit laten rusten met rantsoenen, wapens en munitie. [171] De kapitein instrueerde sergeant Visser de manschappen aan de wal te brengen en een beveiligde perimeter uit te zetten. Hierop posteerde de sergeant enkele manschappen bij de (twee) uitgangen van de haven waarbij de enige beschikbare lichte mitrailleur werd ingedeeld, en de rest achter de havenloodsen. Met bouw- en slooppuin in de haven liet Visser weringen maken. De grotere schepen [woonark ‘Mathilda’, motorboot ‘Amazon’, de ‘Jan’, de ‘Johan’ en de sleepboot ‘Bona Spess II’(4)], de stoompont [‘Dordrecht’] en de vlotten waarover men beschikte werden ondertussen door personeel van de veerdienst vaargereed gemaakt, zodat onmiddellijk vertrokken kon worden indien dit gewenst was. (4) De Bona Spess II, een sleepboot, komt later nog prominent terug bij de gebeurtenissen op de Oude Maas bij Barendrecht. Deze sleepboot bestaat heden nog altijd. Bijzonder genoeg waren het de niet-gevechtstroepen van de maritieme genie die zich het best voorbereiden van alle onderdelen binnen het Bruggenhoofd. Spoedig zou blijken dat die degelijke voorbereiding gevolgd zou worden door bijpassende onverzettelijkheid. 0400 – 0450 uur bij de bruggen [305] Vlak ten zuiden van de landhoofden stonden de twee pelotons luchtdoelmitrailleurs. Beide pelotons hadden de vier beschikbare M.25 Spandau mitrailleurs opgesteld in putten met een aarden walletje rond de opstelling. Daarmee was enige bescherming tegen scherfwerking van bommen geboden voor de bediening. Beide pelotons hadden een dubbele bedieningsbezetting [van tweemaal acht man] voor de stukken plus een onderofficier als commandant. Bij 83 Pel LuMi waren echter 19 in plaats van 17 man aanwezig.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[305] Circa 250 meter ten zuidoosten van de verkeersbrug stond 82 Pel LuMi in stelling onder leiding van de sergeant Stradman. Toen rond 0400-0415 uur het vuurbevel werd gegeven wegens laag overkomende vijandelijke toestellen bleek slechts een van de vier mitrailleurs probleemloos te werken. De andere drie wapens haperden aanzienlijk. Vrijwel tegelijkertijd met het nabij gelegen 83 Pel LuMi werd de opstelling van 82 Pel LuMi door een bommenwerper aangevallen. Enkele 50 kg bommen explodeerden rondom de opstelling. Geen schade werd aangericht, maar de schrik sloeg in de benen. Omdat de andere stukken slecht werkten besloot de pelotonscommandant om alleen het goedwerkende stuk bediend te laten en de overige manschappen achter de dijk in dekking te laten gaan. Naast de opstelling landde een groep van ca. 12 man onder Oberjäger Michel van het eerste peloton van 7./FJR1 [458]. Toen de parachutisten even ten zuiden van de opstelling geland waren, en zich waarneembaar richting opstelling van het peloton begonnen te verplaatsen, was het pleit echter snel beslecht. Tijdens de korte strijd sneuvelde niemand. Desondanks sneuvelden later op de morgen twee man van het peloton [31]. De korporaal Abrahams kwam om tijdens een artilleriebeschieting door (vermoedelijk) 25AA op het inmiddels door de Duitsers bezette barakkenkamp in Willemsdorp, waar ook vele krijgsgevangenen waren ondergebracht. Soldaat Verheul sneuvelde tijdens het krijgsgevangenentransport vanuit Moerdijk naar Willemsdorp. Door Nederlands artillerievuur werd hij dodelijk getroffen op het noordelijke landhoofd.
Cord
Tietjen [305] Oost van het spoor en direct aan de dijk stond 83 Pel LuMi opgesteld. Toen op de eerste laagvliegende toestellen werd gevuurd, bleek ook hier dat het materieel weinig betrouwbaar was. Slechts één Spandau werkte naar behoren, een tweede haperde en de andere twee stukken werkten in het geheel niet. De storingen konden niet worden opgelost, zodat de vuurkracht direct gehalveerd was. Vaandrig van Mourik – toegevoegd aan de commandant van het Luchtverdedigingspunt Willemsdorp [reserve 1e luitenant S. Reitsma], die puur toevallig in de stelling was – reed ondertussen richting Willemsdorp om extra karabijnmunitie te halen. Kans om terug te keren zou hij niet krijgen. De manschappen bleven zodoende slechts met twee clips karabijnpatronen per man uitgerust en dat zou spoedig te weinig blijken. [305] Zonder zichtbare uitwerking werd inmiddels vanaf 0415 uur op de laagvliegende toestellen gevuurd tot dat rond 0445 uur een bombardement op de opstelling werd ondergaan waarbij een 50 kg bom op slechts enkele meters van de opstelling viel. Hoewel geen slachtoffers vielen, waren de twee werkende mitrailleurs vernield. Vlak na dit voorval [tussen 0450-0500] lieten drie Ju-52 hun parachutisten [2e Zug 7./FJR1] uit vlak boven het peloton [305, 458], waarop de pelotonscommandant direct de manschappen richting dijk dirigeerde voor de verdediging met een gedekte rugzijde. De spoedig opdringende Duitsers [Zug van Leutnant Lehmann][458] overmeesterden de manschappen echter nadat de schaarse munitie was verschoten. Het peloton had geen slachtoffers te betreuren. Later die dag zou echter de soldaat G.L. Wolf van het peloton omkomen [31]. Hij raakte dodelijk gewond in krijgsgevangenschap in het barakkenkamp Willemsdorp door artillerievuur van (vermoedelijk) 25AA uit de Hoekse Waard. Tijdens transport naar een verbandplaats in Tweede Tol overleed hij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[305] Even ten zuiden van de opstelling van 82 Pel LuMi stond een sectie zware mitrailleurs als paraat piket naast de rijksweg opgesteld. Tot 9 mei was deze taak aan de 3e sectie toebedeeld geweest, maar op de 9e was besloten door de C-12MC dat de 4e sectie deze taak zou uitvoeren [195]. De sectie was met drie ongedekt opgestelde M.18 machinegeweren aan weerszijde van de weg gepositioneerd. Toen de bommenwerpers en jagers op de posities in het Bruggenhoofd neerdoken, waren de manschappen in dekking gegaan, en dus op geruime afstand van de stukken. Voordat zij zich weer bij de stukken hadden kunnen begeven, waren deze door de eerste Duitse parachutisten – die bijna bovenop de positie landden – al ingenomen, en besloot 1e luitenant Broekman onmiddellijk tot de overgave. Dat gebeurde rond 0415-0425 uur. [458] Ook de piketten bij de brug zelf waren kansloos tegen de overmacht van vele tientallen goed bewapende parachutisten die direct na hun landing en bewapening de sector rond de brug professioneel van weerstand zuiverden. Bij de verkeersbrug trad een deel van het eerste peloton van 7./FJR1 onder Oberjäger Michel direct op tegen de paar wachten bij het stenen gebouw dat als wachtlokaal fungeerde. Deze gaf zich direct over, en hierop doorzochten de Duitsers het gebouw op slagsnoeren, die uiteraard niet gevonden werden. Manschappen van het eerste peloton onder Leutnant Tietjen drongen daarop voorwaarts over de brug. Deze eenheid, met enkele pioniers in haar midden, had als taak de ladingen onschadelijk te maken. Deze eenheid zou verliezen lijden bij haar voorwaartse beweging, maar dit wordt bij Willemsdorp nader besproken. [458] Bij de spoorbrug was het tweede peloton [Leutnant Lehmann] direct betrokken bij de overrompeling van de wacht aldaar, die zich vrijwel onmiddellijk gewonnen gaf. Een groep onder Oberjäger Gajewski – dezelfde die 83 Pel LuMi had uitgeschakeld – drong onmiddellijk hierna op via de spoorbrug. Deze groep werd daarbij sterk gehinderd door zwaar mitrailleurvuur vanuit de noordelijke kazemat bij de verkeersbrug, maar halverwege de spoorbrug was dat vuur niet langer mogelijk daar het uiterste (linker) bereik van dat wapenpunt was bereikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierop drong men verder voorwaarts en kwam ter hoogte van de pier – op tweederde van de brug vanuit zuidelijke richting – in contact met manschappen van 6./FJR1 die noordelijk van de brug het landhoofd inmiddels hadden ingenomen. Rond 0515 uur waren de bruggen zelf geheel vrij van Nederlanders en hergroepeerden de Duitse parachutisten zich - met uitzondering van de taakgerichte groepen op de bruggen zelf - rond het zuidelijk landhoofd [458]. 0450 - 0500 uur de luchtlanding
Tussen 0450 en 0500 kwam de grote golf Ju-52 [volgens sommige tellingen 21 stuks] [100c] transporttoestellen over het bruggenhoofd, en dropte twee compagnieën parachutisten [7 en 8/FJR1] midden in het bruggenhoofd, achter de buitenverdediging. Er waren drie concentraties waar te nemen. Eén ten westen van Lage Zwaluwe precies ten zuiden van beide bruggen, één kleine ten zuidoosten van het het dorp Moerdijk en de grootste concentratie tussen de verkeersbrug en het dorp Moerdijk. De gelande Duitse sterkte was rond de 250 man sterk [458], mogelijk nog iets minder. De Duitsers concentreerde zich snel en verdeelden zich daarna in eerste instantie in twee groepen. 7./FJR1 trok offensief richting landhoofden, en 8./FJR1 beveiligde richting het dorp Moerdijk en Lage Zwaluwe [458]. Nadat de bruggen vrij van verdedigers gemaakt zouden zijn, zou een derde aanvalsgroep richting Station Lage Zwaluwe trekken en zou een deel van 7./FJR1 bij de aanval op Moerdijk assisteren [458] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luchtfoto Moerdijk meidagen [Het voortbestaan van het gehele Bruggenhoofd was al direct na de Duitse landing in groot gevaar. De in de kwartieren gewekte manschappen verzamelden zich zo goed en zo kwaad dat ging, en onder leiding van de aanwezige officieren werd aan alle kanten geïmproviseerd. Door de landingen van de parachutisten midden in het bruggenhoofd, was het verdedigingsplan direct failliet. Alle stellingen waren gebouwd met de doctrine in het achterhoofd dat er buitenwaarts verdedigd zou worden. Bovendien waren artillerie ondersteuningen voorbereid op afsluitingsvuren buiten de Bruggenhoofd perimeter. Richting hart van het Bruggenhoofd – waar nu juist alle parachutisten waren geland – was nauwelijks gedekte vuurpositie mogelijk. Bovendien waren er wegens het ontbreken van de hoogste graad van strijdvaardigheid, met uitzondering van de manschappen van de 4e sectie 12MC alsmede enkele piketten bij de bruggen en bij het station te Lage Zwaluwe, geen troepen paraat in de stelling. [100c, 195] De strijd zou vanwege de landingen binnen de perimeter een sterk excentrisch patroon volgen. Daarom wordt per sector en per tijdseenheid de ontwikkeling gevolgd zodat een ruimtelijk en chronologisch beeld ontstaat. 0400 – 0530 uur rechter deel Bruggenhoofd [100c, 195] Het rechterdeel van de stelling werd gewekt door de eerste schoten van de luchtafweer en de detonerende bommen. In dit gedeelte van het Bruggenhoofd waren twee secties van 12MC geplaatst die de open vlakte en toegangswegen richting Zevenbergen [het zuidwest front] dekten. De 1e sectie had kwartier in hoeve de Lochtenburg, west in het bruggenhoofd tegenover de Losekaatspolder. De 2e sectie had kwartier bij de Quanjerhoeve in de zuidwest hoek van het bruggenhoofd langs de Lapdijk. Daarnaast was de 1e sectie van 3-III-28RI [1e luitenant W. Haars] – ook ingekwartierd in Hoeve Lochtenburg – bedoeld om de infanteriestellingen langs de westzijde van het bruggenhoofd te bezetten. [195] Ook in deze sector zochten de Luftwaffe roofvogels naar prooi. Enkel bommen werden afgeworpen op de stellingen van de eerste sectie MC, maar deze bommen ontploften niet, vermoedelijk omdat zij te laag waren afgeworpen. En hoewel de stellingen eveneens werden gemitrailleerd, was er geen sprake van slachtoffers of schade, omdat de manschappen nog bij de kwartieren waren tijdens deze eerste aanvalsgolf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0400 – 0530 uur linker deel Bruggenhoofd [100c, 195] In het dorp Lage Zwaluwe (5) werd de 3e sectie van 3-III-28RI – de enige bezetting die op deze locatie nog aanwezig was – gewekt door de eerste oorlogshandelingen. In deze sector werden eveneens rond 0400 uur enkele onbezette stellingen aan de oostzijde van de Schuddebeurspolder gebombardeerd en gemitrailleerd. (5) Het dorp Lage Zwaluwe lag circa 3 km oostelijk van de spoorbrug aan het Hollands Diep. Het station met de naam Lage Zwaluwe lag niet bij het dorp, maar lag circa 2 km ten zuiden van de spoorbrug. In de westrand van het dorp bevond zich, wegens ontstentenis van de (4e) sectie Vickers zware machinegeweren, alleen de kleine 3e sectie van de infanteriecompagnie. Deze sectie had een geweergroep afgestaan voor de stationswacht, en had dus slechts twee lichte mitrailleurgroepen over. Tezamen zo’n 25 man. De sectiecommandant was echter geheel ongewis van de afwezigheid van de 4e sectie 12MC, die daags ervoor de rol van MC piket op de rijksweg had opgedragen gekregen. Het toont aan dat het schortte aan duidelijk beleid en afstemming, daar de commandant van 12 MC op 9 mei zelfstandig had besloten niet de 3e maar de 4e sectie van zijn MC aan te wijzen voor de pikettaak. Kennelijk zonder enig overleg met de in de sector gelegen infanterie. De infanteriesectie was een paar honderd meter van haar stellingen aan het oostfront van het Bruggenhoofd gekwartierd. Nadat de sectie rond 0500 uur [het zal er even na zijn geweest] voor het kwartier was verzameld door commandant vaandrig De Weerd, stelde deze zijn manschappen in een geïmproviseerde formatie front west op in afwachting van de vijand. 0400 – 0530 uur station Lage Zwaluwe [100c, 195] Op de centrale as van het Bruggenhoofd, in het verlengde van de beide bruggen, lag de grootste concentratie onderdelen verspreid over een sector rondom de spoorweg en de rijksweg. Ten zuiden van het op de as gelegen station Lage Zwaluwe lag het zuidelijke front van het Bruggenhoofd. Ongeveer 250 meter ten zuiden van die perimetergrens waren asperge versperring op het spoor en de rijksweg voorbereid. Tussen de perimetergrens en die versperringen lag een kantonnementswacht, een piket dat het spoor bewaakte. Langs het zuidfront van het Bruggenhoofd was de grootste concentratie semipermanente opstellingen geconstrueerd die allen langs de Bredasche Dijk lagen. Uiteraard was iedere opstelling front zuid gericht. [100c, 130, 195] Binnen de sector lagen twee secties infanterie [2e en 4e sectie 3-III-28RI], de 3e sectie 12MC en de sectie 28 Batterij 6-veld [1e luitenant de Jager]. Bovendien hadden zowel de commandant 3-III-28RI [res. kapitein W. van Ingen] als de commandant 12MC [res. kapitein N.L.J. Muller] hun kwartieren bij het station. De 4e sectie was gekwartierd in de fietsenstalling bij het café Victor Buys [informatie van veteranen Jobse en Steenvoorden], direct bij het station. De Bruggenhoofdcommandant had zijn CP ingericht bij Hoeve Versluis. Bekend is dat hij echter kwartier had in het dorp Moerdijk en dus niet op post was. De sectie 12MC lag vlakbij de Bruggenhoofd CP. Deze sectie had echter deze nacht een stuksgroep voor de kantonnementswacht bij Zevenbergsche Hoek [in hotel Brabant] geleverd en was dus slechts deels ter plaatse. De 2e sectie van 3-III-28RI [res. 1e luitenant P. de Jong] lag west van het station langs de Bredasche Weg. De 4e sectie [Sgt P. Zonneveld] van dezelfde compagnie lag 50 meter van het station. De stationswacht werd op 10 mei vervuld door een geweergroep van de 3e sectie van de infanteriecompagnie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[130] De twee stukken 6-veld waren vlakbij de CP geparkeerd. In principe zouden de stukken de voorbereide semipermanente PAG kazematten kunnen bezetten die bij zowel de rijksweg als de spoorweg waren gebouwd. Zij zouden voorlopig echter ad hoc worden ingezet op een bedreigd frontdeel. Alles bij elkaar genomen had de versterkte sector rond het station met circa 110 man en het enige aanwezige geschut op papier de meeste weerkracht binnen het Bruggenhoofd. [100, 195] Bovendien waren beide kapitein-commandanten vlakbij de troepen ingekwartierd en dus direct beschikbaar voor bevelvoering. Met uitzondering van de stationswacht en de kantonnementswacht bij Zevenbergsche Hoek, waren er echter geen militairen paraat. [100c] Rond 0430 uur werd een ieder vanzelf gewekt door de zware dreunen van 19.Bt LuA en de spoedig toenemende activiteit in de lucht. Zo ook de compagniescommandant van 3-III-28RI de reserve kapitein van Ingen die zijn kwartier bij het station na 0430 uur verliet en tijdens de Duitse landing aan de 4e sectie – die inmiddels aangetreden stond – en later aan de 2e sectie merkwaardig genoeg opdracht gaf de oorspronkelijke stelling [dus met front zuid] te betrekken. Zijn sergeant-toegevoegd opperde nog om juist noordelijk van de sector een provisorisch scherm te vormen, maar dit werd eenvoudigweg genegeerd door de compagniescommandant. De beweegredenen voor diens merkwaardige bevel zijn niet te achterhalen. De noordelijk van hen landende parachutisten waren door de mannen waargenomen, maar het weerhield de kapitein er niet van front zuid te vormen. Zodoende trok de infanterie rond 0530 uur naar het zuiden van het Bruggenhoofd, met de parachutisten enkele honderden meters achter hen. [195] De commandant 12MC, reserve kapitein Muller, werd in zijn kwartier in het station pas wakker door de vallende bommen. Toen hij in zijn kwartier beneden kwam was er al een ordonnans van de commandant Bruggenhoofd met de mededeling dat de stellingen onmiddellijk bezet moesten worden. Zelf had de kapitein een drietal soldaten bij zijn kwartier en hij stuurde er eentje naar de 1e en 2e sectie 12MC, die aan de Rode Vaart kwartier hadden, met de mededeling dat de stellingen ook daar direct betrokken moesten worden. Zelf ging hij direct naar het kwartier van de 3e sectie dat noordwest van het station aan de Bredasche Weg lag, bij de Hoeve Versluis. De kapitein stuurde direct de machinegeweren en munitie per auto naar de stelling. De aanwezige manschappen werden naar de stelling gestuurd. In totaal bleven zeven man met hem achter op de naastgelegen CP Bruggenhoofd, waarvan enkele manschappen tot de compagniestaf behoorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vijand zelf kon de kapitein nauwelijks waarnemen. Ondanks zijn rang en functie beschikte de commandant van 12MC niet over een verrekijker … [130] De manschappen van de sectie 28 Batterij 6-veld waren zonder kader toen men net als de andere onderdelen door de oorlog verrast werd in de kwartieren. De sectiecommandant wachtmeester B.C.A. van Werkhoven en de batterijcommandant reserve 1e luitenant F.P. de Jager waren beiden niet bij hun sectie ondergebracht. De batterijcommandant had kwartier vlakbij de haven, en spoedde zich eerst naar het bureau van de Bruggenhoofdcommandant dat hij op weg naar zijn sectie toch voorbij kwam. Daar ontving hij de vrij liberale opdracht ‘zich ergens werkzaam te maken waar dat kon’. In tegenstelling tot de Bruggenhoofdcommandant, gelukte het de artillerieofficier wél om langs de Steenweg bij de CP aan de Bredasche Weg te geraken, ondanks beschietingen door jachtvliegtuigen. Daar aangekomen had de wachtmeester de manschappen al gereed staan voor opdrachten. In gezamenlijk overleg besloten de kaderleden de stukken ter plaatse in stelling te brengen op het erf van de boerderij [waar de stukken gestald stonden] en met kartetsmunitie de parachutisten te bestrijden. Bij nader inzien echter besloot de luitenant dat het verstandiger zou zijn zuidwaarts te trekken en dan via de Lapdijk en de rijksweg zuid te trekken en vervolgens westwaarts richting Willemstad terug te trekken. Zodoende werden de stukken aangespannen en reden de bokrijders in galop richting zuiden, gevolgd door de bedieningsmanschappen op de fiets. Vlak voor de kruising van de Dirk de Botsdijk en de rijksweg aangekomen, reed de sectie echter rechtstreeks in het vuur van de parachutisten [deel 2e Zug 7./FJR1 onder Leutnant Lehmann] [458]. Men zocht snel dekking … De eerste anderhalf uur – een tussenbalans De eerste anderhalf uur van de oorlog was voor het Bruggenhoofd Moerdijk catastrofaal verlopen. Het feit dat de bezetting pas een maand in de positie was, deed zich gelden. Gebrekkige voorbereiding en coördinatie, alsmede een weinig doortastende commandant betekende dat direct na de landing iedere sector voor zich streed. Doordat de Duitsers midden in het hart van de positie waren geland, waren met uitzondering van de nog steeds verbonden zuid en west sector, alle onderdelen direct van onderlinge verbanden losgesneden. Bovendien wreekte zich het feit dat een sectie zware mitrailleurs uit de toch al zwak bezette oostelijke sector voor een piketdienst was onttrokken aan zijn voorziene positie in enkele semipermanente kazematten is het oostfront. Nota bene de enige bezetting die er in de oostelijke sector over bleef – de 3e sectie van de infanteriecompagnie – had ook al een geweergroep als wachtpiket geleverd voor het station! Door de totale omissie van enige onderlinge afstemming – een zaak die de Bruggenhoofdcommandant nadrukkelijk tot zijn takenpakket hoorde te rekenen – kon het zijn dat de oosthoek van het bruggenhoofd door slechts 25 man bezet was. Die kleine groep zou zich weerbaar moeten maken tegen een overmacht aan goed uitgeruste parachutisten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het dorp Moerdijk zelf was het al niet veel beter gesteld. Door de vrij naïeve inkwartiering van kaderleden in het dorp zelf, ver weg van hun onderdelen en commandoposten, kon het bestaan dat onmiddellijk na de Duitse luchtlanding het Bruggenhoofd zonder bereikbare commandant zat, de twee MC secties aan de Rode Vaart zonder hun bevelhebber zaten omdat deze telefoonwachtdienst in het dorp had, en het kader van de batterij 6-veld zich niet bij zijn batterij bevond. Kostbare tijd ging verloren, en de leiding van het Bruggenhoofd was direct uitgeschakeld voor de coördinerende bevelvoering. Daarnaast bleek de compagniescommandant van 3-III-28RI
in de zuidelijke sector er een merkwaardige benadering van tactisch handelen
op na te houden. Als leidinggevende over de zuidelijke sector had hij twee
secties infanterie en een sectie MC onder zich, en bovendien een sectie
6-veld geschut. Toen hij en zijn mede ooggetuigen de parachutisten enkele
honderden meters ten noorden van het station zagen landen, besloot hij niet
het logische advies van zijn sergeant-toegevoegd te volgen om front noord
van het station te maken, maar hij gaf zijn secties opdracht het zuidfront
te gaan bezetten alsof er geen enkele noordelijke dreiging was. Logisch was
geweest het zuidfront met enkele piketten te bezetten, en de hoofdmacht
front noord bij het station te laten vormen. Zodoende had hij met zijn ruim
100 man gevechtstroepen direct een zinvolle en kansrijke weerstand kunnen
vormen tegen de circa 60 parachutisten die het station in eerste instantie
bedreigden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Duitsers waren zich goed bewust gebleken van de eenzijdige weerkracht van het Bruggenhoofd Moerdijk. Ze hadden spoedig erkend dat de grote zwakte van het Bruggenhoofd in haar centrum lag, en aangezien dit gebied vlak was, was het eenvoudig daar een massale landing uit te voeren. Zodoende zouden de Duitsers vanuit een geconcentreerde kracht kunnen opereren, terwijl de Nederlanders in geïsoleerde sectoren uiteen zouden vallen. Bovendien waren alle verdedigingsmiddelen buitenwaarts gericht. Omdat alles volgens plan verliep – immers de luchtafweer werd snel uitgeschakeld en de Nederlandse verdediging was compleet verrast in haar kwartieren – waren de Duitsers direct meester van de landhoofden, en konden zij de bruggen noordwaarts gaan overschrijden. Er lag nog één voorname taak voor hen. Het opruimen van de Nederlandse weerstanden binnen het Bruggenhoofd, en vervolgens de buitenverdediging voor eigen gebruik benutten. Onverwijld stortten de Duitsers zich vanaf 0500 uur op de Nederlandse weerstandspunten. 0500 – 1100 uur Moerdijk In het dorp Moerdijk zelf was nauwelijks sprake van een gevechtsvaardige Nederlandse militaire aanwezigheid. Er waren slechts enkele pontonniers van de veerdienst, enkele marechaussees van de Marechausseekazerne, een handvol verzorgers in het barakkenkamp en de geshockeerde bezetting van 19 Bt LuA. Daarnaast natuurlijk de Bruggenhoofdcommandant en de kapitein Adriaansen van 12MC en een handvol minderen. 458] De meeste Duitse parachutisten waren rond 0500 uur pal oost en zuidoost van het dorp geland en zij waren in staat snel bij hun wapencontainers te komen om zich te voorzien van de noodzakelijke geweren, granaten en mitrailleurs. Volgens plan was een peloton van 8./FJR1 direct na haar landing en verzamelen der wapens, tegen de bezetting van het dorp gaan ageren. Tussen 0500 en 0530 werd het dorp langs de gehele oostzijde door Duitse para’s - in beginsel ongeveer 35 man aangroeiend tot zo'n 70 man - bedreigd. Aan de zuidoostkant ontmoette ze geen enkele weerstand, en zodoende trokken al rond 0530 uur parachutisten via de zuidwest zijde richting Haven het dorp in. Tegen de oostzijde van het dorp bleef echter de Duitse aanvalsgroep van 8./FJR1 in eerste instantie liggen [464].Nadat al in het eerste half uur na de landing de opdracht rond de bruggen aan de zuidzijde van het Hollands Diep was afgerond voor de hoofdmacht van 7./FJR1, kwam voor die compagnie ruimte om aan de tweede fase van de overval haar bijdrage te gaan leveren. Een Kampfgruppe onder Leutnant Lemm - bestaande uit de Kompanie Trupp van 7./FJR1 en de Zug- en Granatwerfertrupp [5 cm mortieren] van het eerste en tweede peloton van 7./FJR1 - werd vrijgemaakt om het vastliggende peloton van 8./FJR1 onder Oberleutnant Schwarzmann [bij elkaar circa 60 man] - dat tot taak het dorp Moerdijk in te nemen - te assisteren. De Zug Kliem trok in tweede echelon via het noordoosten [langs de dijk] richting het dorp op. [100c, 458] In het centraal oostelijke deel ontmoette
de Kampfgruppe Lemm geen weerstand. Bruggenhoofdcommandant Marijnen had zich
ondertussen drukker gemaakt om de paralanding aan de overkant van het
Hollands Diep aan zijn Groepscommandant te melden, dan een provisorische
verdediging van het dorp te organiseren tegen de para’s die in zijn eigen
sector waren geland. Ook zijn telefoonwacht, kapitein Adriaansen, was vooral
bezig met verbinding maken met Amstelwijck en Groep Kil. Geen der beide
officieren zag kennelijk het onmiddellijke gevaar van de door Marijnen zelf
waargenomen landingen van parachutisten net buiten het dorp. Men meldde het
telefonisch wél aan de Groep Kil. Toen Marijnen na een mislukte poging zijn
CP te bereiken terug was gekomen op zijn bureau in het dorp, was het rond
0515 uur. Nadat hij zijn eerder beschreven handelingen had verricht, besloot
hij met kapitein Adriaansen een nieuwe poging te wagen om hun
respectievelijke commandoposten te bereiken. Buiten het bureau gekomen
werden beide heren echter direct opgevangen door twee parachutisten die hen
ontwapenden, hoewel ze hun klewang mochten behouden. Een van de twee
parachutisten was de Leutnant Dietrich Lemm. Hierna werden beide Nederlandse
kapiteins met de optrekkende parachutisten meegevoerd, die behoedzaam
noordwaarts trokken richting dijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1, 100c] Bij het postkantoor en de omgeving van de Marechausseekazerne hadden zich ook enkele andere militairen verschanst, waaronder twee wachtmeesters van de Marechaussee [J. Claasen en C. vd Werken]. Ondertussen trokken de parachutisten behoedzaam op, noordwaarts over de Steenweg. [1, 100c, 171, 303, 458] Opeens werden zij van twee zijden beschoten waarbij de Duitse Leutnant Lemm (6) dodelijk gewond raakte, en afgevoerd werd door twee parachutisten. Hij stierf vrijwel direct daarna. (6) De Leutnant der Reserve Dietrich Lemm was Kampfgruppeführer binnen 7/FJR1 [458]. Lemm wordt in vele publicaties [o.a. 30, 50, 52] als Oberleutnant Lamm aangeduid en deze laatste zou vijftien jaar in Zwartenberg onder Zevenbergen hebben gewoond. Lamm zou de Nederlandse zaak verraden hebben door in 1938 weer in Duitse dienst te treden en zich (als bekende der omgeving) als bevelhebber van de Duitse troepen zodanig in te laten zetten. Het lang gepreserveerde fabeltje van Oberleutnant Lamm is inmiddels door auteur ontkracht. Zie hiervoor het dossier over Lamm elders op deze site.
De gebeurtenissen die toen volgden zijn niet zuiver te reconstrueren. Er zijn tegenstrijdige verklaringen afgelegd door de Bruggenhoofdcommandant en enkele andere ooggetuigen [100c, 195, 303]. Opmerkelijk zijn de divergerende beelden die uit twee verslagen van de Bruggenhoofdcommandant zelf spreken. Zijn eerste verslag van 15 juni 1940 is gesteld in een nuchtere beschrijvende toon, waarbij de diverse slachtoffers die onder de krijgsgevangen Nederlanders vallen worden toegeschreven aan de verwarring van het gevecht dat zou ontstaan vlakbij de haven. In een verklaring van ná de oorlog, van 25 november 1946 [en 19 mei 1947], rept de kapitein ineens van het gebruik van de krijgsgevangenen als dekking door de Duitsers, en het moedwillig neerschieten door de Duitsers van enkele Nederlandse gevangenen. Het verslag van de eveneens aanwezige kapitein Adriaansen is qua beeldvorming tussen beide verslagen van kapitein Marijnen te plaatsen. Eveneens aanwezig was de plv commandant van 19.Bt LuA, reserve 1e luitenant P.S. van Teeckelenburgh. Ook deze maakt net als Marijnen een waarlijk nieuw inzicht los in 1946 t.o.v. een eerdere verklaring in 1941. Auteur Herman Amersfoort concludeert in zijn werk ‘Ik had mijn Roode-Kruis band afgedaan’ [SDU 2005, blz 42, 43] dat eigenlijk alleen de eerste verklaring van Marijnen accuraat zou kunnen zijn, omdat geen aanleiding lijkt te zijn de tweede verklaring te geloven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wegens gebrek aan ondersteuning daarvoor. Auteur dezes deelt deze mening van Amersfoort niet onverminderd. Uitgelegd zal worden waarom. De beide verslagen van Marijnen zijn van een matige kwaliteit, zeker voor de kwaliteit van een Bruggenhoofdcommandant. Bovendien wijkt het verslag van Marijnen ook op andere punten opmerkelijk af van dat van zijn schaduw in de ochtend van 10 mei, de kapitein Adriaansen. De laatste maakt echter eveneens melding van het gebruik door de Duitsers van krijgsgevangenen als dekking. Daarbij kan sprake zijn van afstemming door beide officieren van ‘deze versie’ van de verslagen, maar één feit is onweerlegbaar, en dat is het neerschieten van twee onderofficieren van de KMAR, de vaandrig Vegeling Claerenberg, de 1e luitenant van Teeckelenburgh en de beide kapiteins zelf; allen tijdens hun krijgsgevangenschap en allen op min of meer exact dezelfde locatie. Daarnaast werden nog een korporaal en enkele soldaten neergeschoten. De wachtmeester C. vd Werken en de vaandrig zouden beiden aan hun verwondingen bezwijken. Het feit dat zes kaderleden en enkele minderen op hetzelfde moment en op dezelfde locatie - en in krijgsgevangenschap - ernstig werden verwond door projectielen, waarbij vaststaat dat het bij kapitein Adriaansen om een schot of scherf in de rug ging, biedt toch een sterke aanwijzing dat er wel degelijk sprake was van tenminste tussen twee vuren terecht komen van deze groep krijgsgevangenen. Er was dus geen sprake geweest van afvoeren van deze gevangenen, en zij waren bovendien prominent in eerste lijn aanwezig, hetgeen ook in strijd is met het oorlogsrecht. Ook de aard van de verwondingen van de Nederlandse militairen [vrijwel allen hadden verwondingen in de torso] duidt op het feit dat men niet in dekking lag. Anderzijds liet Leutnant Lemm even eerder de officieren hun klewang behouden [100c], wat van hoffelijkheid getuigde. Lemm werd evenwel gedood, waarmee mogelijk een voor deze materie belangrijk sturend optredende persoon in het gezelschap wegviel. Enkele minuten later waren de overige drie kaderleden in de aanvalsgroep ook uitgeschakeld. Het kan aanleiding zijn geweest voor de resterende Jäger om tot impulsief handelen over te gaan. Wat in elk geval niet vast te stellen is, is of er daadwerkelijk sprake is geweest van opzettelijk dekken achter de krijgsgevangenen dan wel het moedwillig neerschieten door de Duitsers. In die zin deelt de auteur de conclusie van Amersfoort dat het verslag van Marijnen [alsmede de verslagen van kapitein Adriaansen en 1e luitenant van Teeckelenburg] op dit vlak met terughoudendheid moet(en) worden geïnterpreteerd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals gezegd is er geen eenduidige reconstructie mogelijk van het gebeuren dat volgde op de dood van Leutnant Lemm. Zeker is dat de troep parachutisten inmiddels een aanzienlijke hoeveelheid krijgsgevangenen had gemaakt. Daarvan werd een deel meegevoerd langs de Steenweg richting Haven. Voorbij de Marechausseekazerne gekomen werd opnieuw vuur ontvangen, en deze keer van in hinderlaag liggende pontonniers bij de Dorpstraat en de Haven [171, 458]. De Duitsers en krijgsgevangen Nederlanders trachten zich te dekken voor dit vuur in steegjes en tegen de gevels van de panden aan de Steenweg. Enkele Duitsers die om de hoek trachten te vuren werden geraakt. Oberjäger Schöbel sneuvelde door een schot door het hoofd, Hauptfeldwebel Fuchs en Oberleutnant Schwarzmann (7) van 8/FJR1 raakten beiden zwaargewond. Daarmee was het Duitse kader ter plaatse volkomen uitgeschakeld. De pontonniers hadden in de eerste fase ook hun lichte mitrailleur nog in actie. Vanaf het cruciale moment dat het Duitse kader is uitgeschakeld, is onduidelijk wat er precies gebeurde, maar enkele ogenblikken later waren tien krijgsgevangen militairen gewond, waarvan twee dodelijk. Uit de verslagen blijkt dat zowel kapitein Marijnen als de vaandrig Vegelin Claerbergen – vrijwillig of gedwongen – de Nederlandse verdedigers in de haven opriepen het vuren te staken. Beiden raken tijdens die pogingen gewond [100c, 303].
(7) Oberleutnant Schwarzmann [1912-2000] was een Olympische held van 1936. Hij won drie keer goud en twee maal zilver in atletiek. Hij kreeg naar aanleiding van de gevechten in Moerdijk het EK I en II alsmede het Ritterkreuz. De indruk dat dit vooral door zijn sportieve verleden werd ingegeven kan niemand ontgaan, want de man heeft voor zover bekend niets bijzonder verricht in Moerdijk anders dan zwaar gewond raken. Maar rond zijn persoon is een tweede uiterst curieus verhaal ontstaan in dezelfde straat en hetzelfde gevecht als waarin Leutnant Lemm sneuvelde. Er is namelijk het verhaal dat de Nederlandse Olympische schaatsrijder Siem Heiden [1905-1993] in mei 1940 het leven redde van dezelfde Schwarzmann. Hij zou opdracht hebben gekregen hem het genadeschot te geven, maar de Duitser hebben herkend van de Olymische Spelen en hebben gered. Het verhaal bleek na onderzoek een mythe.. Het onderzoek en resultaat daarvan is net als de kwestie rond Lemm uitgelicht. Schwarzmann bracht het overigens na zijn moeizame herstel tot Major bij de Fallschirmjäger en zou in 1952 nog een zilveren medailles winnen op de Olympische Spelen. Zijn dochter werd een wereldberoemd paardenturncoach. [458] Toen vervolgens ook Duitsers langs de dijk
begonnen op te trekken [Zug van Feldwebel Kliem 7/FJR1 via barakkenkamp,
Trupp van zeven man onder Oberjäger Göttach vanuit westelijke zijde] en de
bezetting van de haven daardoor dreigde te worden ingesloten, besloot de
kapitein der pontonniers Janssen dat het moment van aftocht voor de
Nederlanders was gekomen. Hij gaf aan vijf pontonniers opdracht de aftocht
te dekken. Terwijl zij de Duitsers op afstand hielden, scheepten zo’n 20 man
van 19.Bt. LuA en de overige pontonniers zich in [171]. De nadringende
Duitsers wisten soldaat Sijs van 19 Bt LuA aan boord van de ‘Mathilda’ nog
te doden, en luitenant Faber ontving nog een schampschot aan de arm [31,
303] . Een pontonnier sneuvelde achter de stenen muur voordat de schepen
vertrokken waren. Maar de andere vier hielden moedig stand. Gevangen in
kruisvuur sneuvelden nog twee pontonniers en spoedig daarna was de munitie
van de laatste twee verdedigers op. Ze werden tenslotte gevangen genomen. In
het hevige vuurgevecht sneuvelden drie [Sld. Hooft, Mann en Vlot] van de
vijf pontonniers door het Duitse verweer [31], en gaven de laatste twee [sld
F. Brondsema en sld J.A. van Houdt] zich tenslotte gewonnen nadat alle
karabijnmunitie was verschoten (8). De drie gesneuvelde pontonniers zouden
voor hun bijzonder moedige optreden postuum met het Bronzen Kruis worden
onderscheiden. De beide overlevenden zelfs met de hogere Bronzen Leeuw. De climax van de strijd op deze locatie in Moerdijk eindigde met de overgave van de laatste twee pontonniers, met zes Nederlandse doden [w.o. twee dodelijk gewonden] en enkele gewonden [31, 100c]. Ondertussen hadden de overige pontonniers en een deel van de batterijbezetting van 19.Bt LuA zich onder dekking van de vijf moedige pontonniers succesvol kunnen losmaken van de haven, en zij wisten veilig de overkant te halen [171, 303]. De weerstand in het dorp Moerdijk was met deze actie echter afgelopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0500 – 1100 uur Rode Vaart Aan de rechterkant van het front, langs de Rode Vaart, hadden de 1e sectie 3-III-28RI en de beide secties van 12MC zich inmiddels, snel improviserend, front noordoost gekeerd [100, 195]. De groep Nederlandse verdedigers had een uitstekende positie. Men dekte zowel de weg naar Moerdijk als de velden ten zuiden en oosten van het dorp. Aangezien men over voldoende zware mitrailleurs beschikte zou het voor de Duitsers uiterst bezwaarlijk worden deze positie zomaar te veroveren. Daartoe deden zij dan ook geen poging, hoewel daarbij zal hebben geprevaleerd dat voor de Duitsers maar drie hoofdaanvalsrichtingen opportuun waren: de bruggen – welke zij direct konden bezetten – het dorp, dat zij ook spoedig innamen, en de concentratie van Nederlandse troepen bij het station Lage Zwaluwe op de as van het Bruggenhoofd. De locatie aan de Rode Vaart was voor de Duitsers van beduidend ondergeschikt belang. Los van enige korte vuurcontacten, deed zich van Duitse zijde weinig activiteit jegens de secties voor [458]. Deze contacten beperkten zich tot een groepje Duitsers [van de Kampfgruppe van Leutnant Lemm] dat de zuidzijde van het dorp verkende. Rond 0800 uur ontstond een situatie waarbij in de verslagen van de sergeant H. Voskuilen, sectie commandant van 1-12MC, en de 1e luitenant W. Haars, meldingen worden gemaakt over diverse ordonnansen. Daaruit volgt helaas geen eenduidig plaatje, en een reconstructie is daarom lastig. We doen toch een poging. Sergeant Voskuilen meldt om 0800 uur een ordonnans aan te hebben gehouden van de regimentscommandant van 34RI of 39RI in Willemstad. Deze zou als bestemming hebben gehad de CP van Marijnen. Hem wordt te verstaan gegeven dat zijn rit zinloos is met de mededeling dat het dorp reeds bezet was. Om twee redenen een merkwaardig verslag. Allereerst was er geen regiment in Willemstad [slechts een met MC versterkte compagnie] en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bovendien had de regimentscommandant van 39RI [onder Groep Spui] niets van doen met Moerdijk. 34RI was helemaal niet in beeld, maar dat zal een denk- of schrijffout zijn geweest. Het is eventueel mogelijk dat het een ordonnans van 1-I-39RI was, omdat 1-I-39RI de scepter zwaaide in het bruggenhoofd Willemstad, maar daarvoor bestaat geen enkele nadere aanwijzing noch lijkt voor zo'n ordonnans een logische bestemming te bestaan. Daarbij was het ook nog eens zo dat de CP van het Bruggenhoofd helemaal niet in het dorp zat, maar bij de Bredasche weg [het kwartier zat wél in het dorp]. Veel aannemelijker is het daarom dat de ordonnans helemaal niet uit Willemstad kwam, maar simpelweg de sergeant van de Broek was die van de CP van C-3-III.28RI [kapitein van Ingen] kwam. Deze werd ook door 1e luitenant Haars gemeld rond diezelfde tijd [100c]. Bovendien was het de luitenant Haars die deze sergeant naar Willemstad stuurde met het verzoek om versterking. Sergeant Voskuilen [195] meldt hetzelfde te hebben gedaan in zijn verslag! Uiterst curieus … Luitenant Haars gaat verder. Hij meldt dat de sergeant van de Broek zich bij een onderdeel van 34RI [sic] meldde, en vanuit Willemstad rapport van de situatie zei te hebben gemaakt aan het stafkwartier van de Groep Kil en aan luitenant Houwen van staf 28RI. Reserve 1e luitenant O. Houwen was inderdaad toegevoegd officier op de staf van 28RI [1]. De verslagen echter van beide staven maken geen melding van dit contact. Groep Kil meldt zelfs in haar verslag pas in de middag van 10 mei weer iets te vernemen van het Bruggenhoofd Moerdijk na de vroege berichten van de Duitse landing. Die melding kom dan ook nog eens vanwege enkele vluchtelingen die in de Hoekse Waard zijn aangekomen – de secties onder luitenant Haars! Een onderdeel van 34RI lag overigens ook niet in Willemstad, maar dergelijke schrijf- of geheugenfouten zijn verklaarbaar. Er zal 39RI zijn bedoeld. Maar de curiositeit blijft. De luitenant Haars meldt namelijk vervolgens in zijn verslag dat de ordonnans ‘van een majoor van 34RI’ bevel had gekregen met de eenheid bij Moerdijk terug te gaan op Willemstad. De luitenant meldt hierop dat hij gehoor gaf aan dat bevel. Curieus, want allereerst was er rond die tijd geen enkele majoor van 34RI of 39RI in Willemstad te vinden [1, 53, 101, 102]. Er was wel een andere majoor, C-3.GB majoor Reijerse, en mogelijk is die het geweest die het bevel gaf, hoewel dat niet uit de verslagen van dit onderdeel blijkt. Maar nog curieuzer is dat sergeant Voskuilen een extra – zeer gedetailleerde – beschouwing [195] gaf van dit gebeuren. Hij meldt in zijn verslag dat sergeant van de Broek slechts meldde dat er geen versterking kon worden gezonden en dat daarop in gezamenlijkheid [met C-1-3-III-28RI] wordt besloten om een eigen ordonnans naar Willemstad te sturen om de situatie nader uiteen te zetten. Dat werd de sergeant Laarakker die met een auto naar Willemstad werd gestuurd. Deze kwam na ongeveer een uur terug met de mededeling dat op Willemstad diende te worden teruggetrokken, dat men met wagens zou worden opgehaald en dat men dan bij Numansdorp zou worden overgezet. Tevens meldde deze sergeant Laarakker dat de Nederlandse artillerie het Bruggenhoofd zou gaan bestoken, en dat 6.GB was aangewezen voor een tegenaanval. Om 1700 uur zou men zijn opgehaald. Althans, dat stelde sergeant Voskuilen in zijn verslag! Waarom zijn deze verslagen zo curieus? Dat is simpel. Ze staan vol met ‘feiten’ en ‘gebeurtenissen’ die niet kúnnen kloppen; althans dat ze niet accuraat kunnen zijn. Meest opvallend is natuurlijk de melding van de sergeant Voskuilen dat ze om 1700 uur werden opgehaald door vrachtwagens en naar Willemstad vertrokken. Dat is bewijsbaar ver bezijden de werkelijkheid. Rond die tijd was men namelijk allang in Numansdorp aangekomen, en om 1830 uur had de gehele groep zich zelfs bij C-III-28RI gemeld [100c, 192]. Overigens was zelfs laat in de ochtend de sectie van 3-6GB al bij Lochtenburg gearriveerd en vond de positie door de Nederlanders volkomen verlaten [123]. Duidelijk was dus dat de secties onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luitenant Haars rond 1100 uur al vertrokken waren. Ook de hardnekkige melding bij de sergeant en de luitenant van een majoor van 34RI of 39RI is merkwaardig. Het is zelfs een compleet raadsel! Hoe men het ook wendt of keert, het feit dat ‘iemand’ de circa 100 man bezetting bij de Rode Vaart instrueerde naar Willemstad te vertrekken is de meest voorname kwestie. En het is een kwalijke kwestie. De honderd man met hun zes zware mitrailleurs waren immers bijzonder van pas gekomen voor C-6GB. Een welkome versterking. Het mocht niet zo zijn. Maar wie gaf nu dat bevel tot terugtrekken? Uit de verslagen van 3.GB, I-39RI en de diverse staven blijkt niets van dat bevel. Toch is er een aanwijzing. De betreffende ordonnans sergeant Laarakker moet rond het middaguur zijn teruggekomen bij de secties aan de Rode Vaart [die toen vermoedelijk al westelijk daarvan verkeerden]. Zeker is [122] dat sergeant van de Broek om 0930 uur zich meldde bij de kapitein A.J. Dorreman, commandant van 2-3GB, die op dat moment te Tonnekreek was [ca 5 km oost van Willemstad]. Deze zond de sergeant door naar Willemstad. De sergeant zou zich later terugmelden aan de Rode Vaart met de mededeling dat van versterking geen sprake kon zijn. Logisch, want een ordonnans van 6.GB was even daarvoor met hetzelfde antwoord heengezonden [122], hoewel deze nog meekreeg [het bevel aan 3.GB tot oversteek naar Numansdorp was nog niet gegeven; dat ontving men pas om 1300 uur] dat eventueel een sectie zou worden gezonden naar 6.GB als 3.GB zijn posities rond Willemstad zou hebben ingenomen. In elk geval had de nagezonden sergeant Laarakker te maken met een Bruggenhoofd Willemstad dat ondertussen onder bevel van de C-3GB viel. En C-3GB was de enige autoriteit in Willemstad met de rang majoor en bovendien vestingcommandant. Hoewel in de vele verslagen van 3.GB veel details worden gemeld over de 10de mei, is nergens enige melding te vinden omtrent een bevel aan de groep bij de Rode Vaart om zich op Willemstad terug te trekken. Wel wordt gemeld dat er uiteindelijk enige losse verbanden – sommigen met zware mitrailleurs – vanuit Moerdijk zich meldden binnen de stelling.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertrokken naar de vesting Willemstad, en zouden in de late middag worden overgezet naar Numansdorp en zich vervolgens – onafhankelijk van elkaar – melden bij C-III-28RI. Er is echter een vage aanwijzing dat er toch een majoor van 39.RI in beeld is gekomen. In het dagboek van Groep Kil is namelijk een opvallende melding [inkomend bericht no. 31, 10 mei 1055 uur van Groep Spui] te vinden. In het dagboek staat een aantekening dat door Groep Spui gemeld werd dat een onderofficier van Moerdijk in Willemstad was aangekomen. Deze meldde dat de kapitein Marijnen gevangen was genomen, dat het bruggenhoofd door de Duitsers bezet was, dat alleen de secties langs de Rode Vaart nog intact waren en dat de Duitsers de wegen en het station in handen hadden. Helaas niets van een bevel aan de onderofficier terug te vinden. Daarom blijft onduidelijk op basis van welke van de ordonnansen deze melding tot stand kwam. Het lost het vraagstuk van het terugtrekkingsbevel niet op, maar bewijst wel dat Groep Kil al om 1055 uur gedetailleerde informatie van de status van het bruggenhoofd Moerdijk had. En - dat moet worden gezegd - zeer accurate informatie! Overigens had men eerder al informatie gekregen, zoals om 1015 uur van manschappen van 19.Bt.LuA die per boot waren gearriveerd. De sterke positie aan de rechterzijde van het Bruggenhoofd werd ontruimd door de 100 man Nederlandse troepen, zonder hiertoe door de tegenstander te zijn gedwongen. Sterker, men was nauwelijks in contact gekomen met diezelfde tegenstander. Het was een weinig verheffende slotserenade van de laatste georganiseerde verdedigers van het Bruggenhoofd Moerdijk ... 0500 – 1100 uur Station Lage Zwaluwe [130] De sectie 6 veld met twee aangespannen stukken van het oude 57 mm veldgeschut en bestaande uit slechts 15 man werd op de Bredasche Weg bij de kruising met de Dirk de Botsdijk opgevangen door vuur van de oostelijk daarvan gelande parachutisten, exact ter hoogte van de CP van de Bruggenhoofdcommandant. De manschappen van de batterij dekten zich aan de zuidzijde van de Dirk de Botsdijk. Ondanks het feit dat de weg onder vuur lag besloot de luitenant zijn beide stukken af te spannen en in stelling te brengen. Ondanks het Duitse vuur dat over de dijk lag gelukte het de paarden af te spannen en de stukken schietgereed te maken. Het stuk aan de zuidzijde leende zich het beste voor inzet omdat dit niet direct door de tegenstander beschoten kon worden. Terwijl de luitenant met zijn kijker de Duitsers observeerde, bracht plaatsvervangend sectiecommandant wachtmeester B.C.A. van Werkhoven het rechterstuk in gereedheid. Nadat het rechterstuk met assistentie van de luitenant zelf gericht en geladen was, werd liggend vanuit het gras afgetrokken, maar behalve de ontzetting van de percussie inrichting gebeurde er niets. Met enkele manschappen werd toen met de karabijn op de tegenstander geschoten, terwijl de luitenant met twee manschappen het linkerstuk aan de noordzijde in gereedheid bracht. Het gelukte de luitenant en zijn assistenten om twee schoten af te geven langs de rijksweg, zonder waarneembaar resultaat. Vervolgens werd naar het oosten gericht, waar in Binnen Moerdijk [bij kp.2] parachutisten in huizen waren gaan zitten en de batterij beschoten. Het waren manschappen van het 2e en 3e peloton van 7./FJR1 onder Leutnant Lehmann [458]. Een schot werd gelost dat miste, waarop de luitenant over de loop van het stuk zorgvuldig wilde richten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die overmoedigheid werd hem onmiddellijk fataal. Een kogel trof hem in het hoofd en deed hem enige momenten later sterven. [100c, 195] Na deze voor de manschappen schokkende ervaring werd het stuk verlaten en begaven de manschappen van de batterij zich in de vlakbij gelegen boerderij Versluis, waar de CP was. Hier bevond zich ook de C-12MC, kapitein Muller. Samen met de zeven man op de CP verweerde het groepje van in totaal circa 20 man zich nog enige tijd, maar al spoedig wisten enkele parachutisten de boerderij aan drie zijden te omvatten. Om 0700 uur besloot de kapitein Muller dat het genoeg was, en gaf de CP over aan de Duitsers. Die laatste waren van het (3e) peloton van Leutnant Lehmann, dezelfde manschappen die de spoorbrug een uur eerder hadden veiliggesteld [458]. [1, 195] De kantonnementswacht [13 man van 3-12MC], die ten zuiden van de Bredasche dijk – voor de frontlijn – was geplaatst en kwartier had in Hotel Brabant, werd rond 0500 door de kapitein van Ingen [C-3-III-28RI] geïnstrueerd een patrouille naar een neergestort Duits vliegtuig te sturen [100c]. Dat toestel zou ten zuiden van Zevenbergschen Hoek zijn neergekomen. De sergeant (stuks)commandant die als wachtcommandant fungeerde stuurde een groepje van 4 man onder een korporaal naar de locatie. Inderdaad werd bij een boerderij [Van den Bosch] ten zuiden van Zevenbergschen Hoek een neergeschoten He-111P [5J+DN van 5/KG4] aangetroffen [33]. Uit nazoekingen is gebleken dat deze vermoedelijk [261] door een G-1 van het 3e JaVA [de 330 van SM-vl J.J. Buwalda] van Waalhaven was neergeschoten. Drie (9) man werden door de Nederlandse patrouille gevangen genomen, een Duitser bleek gesneuveld te zijn. De Duitsers werden afgevoerd naar het wachtlokaal, maar daar bleek spoedig dat de Duitsers al naar het Hotel opdrongen. De groep van 12MC is daarop naar Roosendaal gereden, en heeft de Duitsers bij de KMAR post aldaar afgeleverd. Overigens is de groep daarop heel plichtsgetrouw teruggereden naar Zevenbergen. Toen men daar vernam dat het Bruggenhoofd inmiddels in Duitse handen was is men via Willemstad in de Hoekse Waard gekomen. (9) Oberfeldwebel Helmuth Ganss gesneuveld; Oberleutnant Rolf Ganzert, Oberfeldwebel Emil Tischer en Hauptgefreiter Heinz Dertinger werden gevangen genomen. Zij zouden via Engeland in Canada in krijgsgevangenkampen terecht komen en voor de rest van de oorlog dus uitgeschakeld zijn.[32, 33] [100c] Resteert nog de bespreking van de gebeurtenissen rond het station. Aldaar waren twee secties [2e en 4e] infanterie gelegerd onder direct bevel van de compagniescommandant van 3-III-28RI, de reserve kapitein W. van Ingen. Nadat de aangetreden secties door hun sectiecommandanten gereed waren gemeld, kwam de kapitein van Ingen met de merkwaardige instructie om de stellingen aan het zuidfront van het Bruggenhoofd te bezetten. Zijn sergeant-toegevoegd vroeg hem of het niet verstandiger was om front noord te maken en de waargenomen landingen van parachutisten in de Ketelpolder zodoende te weerstaan. De kapitein wuifde die verstandige suggestie weg, en liet de manschappen naar de stellingen aan het zuidfront trekken. Wellicht was hij in de veronderstelling dat de parachutisten in de Ketelpolder wel door andere eenheden zouden worden aangepakt. Hoe het ook zij, dan had hij slechts verstandig gehandeld als tenminste een deel van zijn troepen naar de noordzijde waren gestuurd als rugdekking. De kapitein overwoog anders. Terwijl de secties zich zuidwaarts begaven richting Bredasche dijk, trokken de parachutisten - inmiddels een verband van zo'n 70 man van de 2e en 3e Zug van 7./FJR1 [458]- eveneens zuidwaarts, en hadden binnen enkele ogenblikken de stationssector volledig bezet. De 4e sectie, met daarbij de 1e luitenant van Boxtel, werd daarna direct van twee zijden in de rug besprongen, en moest zich direct overgeven. Een man raakte gewond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[100c] De 2e sectie [reserve 1e luitenant P. de Jong] was – samen met de compagniescommandant – op het waarnemen van de overrompeling van de 4e sectie, direct richting Lapdijk getrokken. Aldaar hergroepeerde men bij de boerderij Wilhelminahoeve, op de uiterste hoek van de stelling. De kapitein achtte het toen verstandig om naar het noordwesten te trekken om bij de Lochtenburg de secties van 12MC en zijn 1e sectie bijeen te brengen. Dit leek inderdaad een verstandig besluit, maar de parachutisten waren hen al gevolgd. De sectie werd overvallen en volledig uiteen geslagen. De schermutseling die volgde kostte zowel de kapitein als een soldaat [D.Graafland] het leven. Enkele soldaten die tot bij de Quanjerhoeve geraakten werden ook door de Duitsers beschoten, waarbij de sergeant Vuurpijl en de soldaat Vink beiden sneuvelden. De rest van de infanteristen gaf zich over, met uitzondering van een groepje dat zich samen met de sectiecommandant luitenant de Jong wist schuil te houden. Zij zouden zich enkele uren later bij 6.GB aansluiten.[123] Wat er met de geweergroep [12 man] van de 3e sectie van 3-III-28RI gebeurd is, is onbekend. Zij vormden de stationswacht en zullen vermoedelijk met een der beide secties naar de Bredasche Dijk of Lapdijk zijn getrokken. Hoe het ook zij, ze zullen gevangen genomen zijn met de overige manschappen. De aanzienlijke strijdmacht van circa 90 man infanterie en compagniestaf bij het station had door verwijtbaar onjuist handelen door de compagniescommandant geen enkele positieve invloed op de strijd kunnen uitoefenen. Had dit verband zich echter noordelijk van het station weerbaar gemaakt, dan waren zij vermoedelijk voor de Duitsers een bijzonder vervelend weerstandspunt gebleven, en had hun aanwezigheid enkele uren later 6.GB alle kans geboden aan te sluiten. Nu was het gehele verband zonder enige weerstand van betekenis door vermoedelijk een ondertal aan parachutisten eenvoudig opgerold. 0500 – 1100 uur Lage Zwaluwe dorp
Ondertussen realiseerde de vaandrig zich dat hij met zijn 25 man geheel geisoleerd was. De sectie van 12MC die hem organiek vergezellen zou in het oostfront van het Bruggenhoofd, was nergens te bekennen. De vaandrig was niet verwittigd door C-12MC noch door de commandant van 3-12MC dat de sectie piketdienst had op de rijksweg. Dat nieuws vernam de vaandrig pas na de strijd. De vaandrig verdeelde zijn beide groepen over twee sectoren. Een mitrailleur liet hij de Keizersdijk bestrijken, de ander de Groene dijk. Een logische opstelling met een kleine groep, maar kwetsbaar omdat de tegenstander – zeker vanuit het noorden – de positie eenvoudig zou kunnen omtrekken. Dat gebeurde ook spoedig. Tegen 1000 uur werd de positie van de vaandrig in de rug beschoten, terwijl de vijand ook welbewust vanuit het front vuurcontact maakte. Spoedig vielen de eerste slachtoffers in de gelederen, en nadat twee man [de korporaal A. Heuser en de soldaat I. Ouwerkerk] gesneuveld waren [31, 100c] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en nog twee andere manschappen gewond raakten, besloot de vaandrig dat verdere weerstand weinig zin meer had. Hij stak de handen in de lucht. De mannen werden krijgsgevangen afgevoerd. Het was wederom het 2e peloton 7./FJR1 van Leutnant Lehmann dat de beslissing forceerde [458]. Dat peloton zou daarna bij Lochtenburg een voorpost gaan bezetten. Falende bevelhebbers De verdediging van het Bruggenhoofd Moerdijk had op alle mogelijke punten gefaald. Vrijwel alles wat en iedereen wie kon falen faalde, en onder de officieren en overige verantwoordelijken waren er weinigen die zich positief onderscheiden hadden. Opvallend is dat juist zij die zich onderscheiden hadden aspirant officieren waren [19 Bt LuA, 3e sectie 3-III-28RI] of geen gevechtstaak hadden [Pontonniers]. Allereerst was er natuurlijk de kwestie dat de commandant Vesting Holland het niet noodzakelijk had geacht het zuidfront Vesting Holland in gereedheidsgraad 3 te brengen. Daardoor kon de Commandant Groep Kil dit ook niet aan zijn bevelhebbers doorgeven, hoewel hij dit wellicht op eigen initiatief had kunnen doen. Daarnaast was het gehele Bruggenhoofd evident ingericht op een buitenwaartse verdediging. Met een belangrijke vijandelijk luchtlanding was totaal geen rekening gehouden. De Bruggenhoofdcommandant had er populair gezegd ‘weinig van gebakken'. Uit alles blijkt dat deze officier geen enkel gezag (ver)toonde over zijn Bruggenhoofd en zowel vooroorlogs als tijdens de – voor hem korte – strijd weinig onder controle had. Tactisch en operationeel inzicht vertoonde de man ook niet. Hij leek geshockeerd door de plotselinge overval en lijkt te hebben gehandeld in een 'frozen state of mind'. Zeer voornaam was het feit dat hij geen cohesie en afstemming in zijn bevelketen had aangebracht. Zo kon het dus gebeuren dat de commandant van 12MC zelfstandig besloot om een bepaalde sectie van zijn MC aan te wijzen voor een piketwacht, zonder dat dit met de naastgelegen infanteriesectie werd kortgesloten. Die ene sectie aan het oostfront van het Bruggenhoofd had daar nooit weggehaald mogen worden. De compagniescommandant van 3-III-28RI besloot als klap op de vuurpijl ook nog eens een geweergroep aan de ene overgebleven sectie infanterie te onttrekken voor stationswacht. Dat terwijl hij aanpalend aan zijn CP in het station nota bene twee secties gelegerd had liggen! Bovendien hielden de C-12MC en de C-3-III-28RI samen kwartier. Maar van overleg onderling kwam het tussen de beide kapiteins kennelijk niet. Zo kon het gebeuren dat het oostfront van het Bruggenhoofd bij de Duitse aanval welgeteld 25 militairen kon mobiliseren. De CP van de Bruggenhoofdcommandant was ook onbezet. Een faux-pas voor een sectorcommandant. De kapitein Marijnen dacht kennelijk alle zaken vanuit zijn comfortabele bureau in Moerdijk te kunnen regelen zolang het geen oorlog was. Nu kan men daar tegenin brengen dat met het voorval van een luchtlanding natuurlijk geen rekening was gehouden. Dat is een feit, echter een Bruggenhoofd CP zonder officier laten tijdens een periode waarin de internationale spanningen extreem hoog waren, was een fout die een verantwoord bevelhebber niet zou maken. Vervolgens persisteerde Marijnen in het maken van fouten als bevelhebber toen de strijd ontbrande. Toen hij zich naar zijn bureau begaf – wakker geworden door de aanval op 19.Bt LuA – achtte hij het bovenal noodzakelijk zijn papieren te verbranden. Kennelijk toen al in de veronderstelling dat de positie onhoudbaar is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens werd toch besloten een poging te wagen de gevechtscommandopost te bereiken. Een poging die na een beschieting direct werd opgegeven, onder het mom van het rapporteren van zijn waarneming van landende parachutisten ten noorden van de Moerdijkbruggen. Niet de hem vergezellende sergeant-toegevoegd werd met deze melding terug naar het bureau in Moerdijk gestuurd om vervolgens zelf naar de CP door te gaan, maar zelf keerde hij naar zijn bureau terug. De even later op zijn bureau arriverende luitenant van de sectie 6-veld werd een volkomen onsamenhangende opdracht gegeven ‘zet u zich maar in waar dat zin heeft’. Kennelijk in de veronderstelling dat de Bruggenhoofdcommandant de boel al had opgegeven besloot de luitenant zich naar zijn batterij te begeven – wist daartoe wel levend de Bredasche Weg af te zakken – om vervolgens zich een weg naar Willemstad te willen banen. Door roekeloosheid werd hem echter even later het leven ontnomen. De Bruggenhoofdcommandant nam niet het logisch lijkende besluit om – teruggekomen op zijn bureau in het dorp – onmiddellijk de lokale verdediging te organiseren. Hij achtte het kennelijk interessanter om aan de overkant van het Hollands Diep te melden dat in vak Wieldrecht parachutisten geland waren. Welke onwerkelijkheid maakte zich van de kapitein Marijnen meester? Deze landing – voor de ogen van de gehele Groep Kil – behoefde door hem niet met dergelijke prioriteit te worden gemeld. Bovendien zat ook de kapitein Adriaansen nog op het bureau met de ambitie de telefonische meldingen te plegen. Geen enkele poging deed de Bruggenhoofdcommandant om zijn defensie te organiseren. Uiteindelijk werd hij op zijn bureau gevangen genomen, en was zijn rol als commandant uitgespeeld. Zijn verslag van het gebeuren van die dagen vertoon eveneens weinig consistentie. Hij schrijft tenminste twee divergerende verslagen. Een vlak na de capitulatie, en eentje na de oorlog. De verslagen geven twee verschillende beelden van de gevangenneming en de behandeling daarna. In het ene verslag geeft hij aan zich in krijgsgevangenschap uit de dekking te begeven en de weerbarstige pontonniers bij de haven te sommeren de wapens te strekken, in het andere verslag werd hij vermeend als levende dekking gebruikt. De divergerende verslaglegging is consistent met de wankele beleidsvoering van deze officier. Een weinig verheffend beeld … Alle andere gebeurtenissen vertonen evenzo bijzonder weinig positiefs over de verantwoordelijke bevelhebbers. De commandant van 12MC begaf zich naar de CP Bruggenhoofd in plaats van persoonlijk leiding te nemen over zijn beide secties aan de Rode Vaart vlakbij. Ter verzachting kan worden aangevoerd – hoewel hij dat niet in zijn verslag meldt – dat hij als enige officier op de CP aanwezig was en bleef. Hij deed echter geen enkele poging van daaruit leiding te geven. Ook dat beeld is consistent met zijn onverantwoord handelen op 9 mei als hij de 3e sectie van 12MC op de rijksweg posteert zonder enige afstemming met derden. De commandant van 3-III-28RI maakte het helemaal bond. Hoewel hij zelf waarnam dat vijand rechtstreeks in zijn achtertuin landde, en dus noord van het station, beval hij zijn beide secties infanterie het zuidfront van het Bruggenhoofd te bezetten! Het volmaakt logische advies van zijn sergeant-toegevoegd om juist front noord te kiezen wuift hij arrogant weg. Rechtstreeks gevolg van zijn irrationeel en onverantwoord handelen is de spoedige uitschakeling van de helft van de compagnie door gevangenneming, en zijn eigen sneuvelen. Aan de rechterzijde van het bruggenhoofd besloot de luitenant Haars dat zijn opdracht tot het behouden en verdedigen van het Bruggenhoofd ondergeschikt was aan een instructie van een door hem niet geïdentificeerd officier elders. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op een niet te valideren bericht van een ordonnans besloot de luitenant zijn niet aangevallen doch strategisch sterke positie in het Bruggenhoofd te verlaten en zich met nota bene twee volledige secties zware mitrailleurs en een onaangetaste sectie infanterie naar Willemstad te begeven. Ook deze officier trad op zonder enig initiatief en zonder enige zelfstandigheid te tonen. Bij 19.Bt LuA besloten de beide vaste kaderleden dat de instructie van de Commandant Luchtverdediging dat de neutraliteithandhavende batterijen LuA te allen tijde een volwaardige batterijofficier in de gelederen moesten hebben niet voor hen gold. Het feit dat twee aspirant officieren in de batterij waren werd gebruikt om aan extra nachtrust te komen. Zodoende had in de nacht van 9 op 10 mei een aspirant officier het bevel over de batterij en kwamen de beide batterijofficieren pas in de batterij toen deze al een half uur in actie was. Hierna nam de batterijcommandant luitenant Faber opeens persoonlijk leiding bij de stukken, kennelijk ter compensatie van diens eerdere afwezigheid. Na gewond te zijn geraakt bij een luchtaanval, werd de batterij chaotisch ontruimd. Een lokale verdediging tegen de parachutisten nam de batterijcommandant niet op zich. Toen tenslotte de batterij werd geëvacueerd was het een der vaandrigs die de lokale verdediging op zich nam. Ondertussen ging van de batterijcommandant zo weinig leiding uit dat het gros van zijn batterij uit ekaar raakte en gevangen werd genomen verspreid over vele locaties. Zelf ontsnapte de batterijcommandant wel ... De door roekeloosheid gesneuvelde commandant van de batterij 6-veld werd naoorlogs onderscheiden. Hij ontving zelfs een MWO4 voor zijn handelen. Vermoedelijk heeft bij het kapittel de doorslag gegeven dat deze officier zich zeer moedig onderscheidde. Maar dat hij de beleidstoets voor de MWO doorstond kan op zijn zachtst gezegd opmerkelijk genoemd worden. Zijn gedachten was geweest - zo bleek uit het verslag van zijn sectiecommandant - zich aan de sterkte van het bruggenhoofd te onttrekken en helemaal te Willemstad nieuwe orders te gaan halen. Die gedachte kwam bepaald niet over als congruent met de instructie om het Bruggenhoofd te verdedigen, en was evenmin in overeenstemming met de opdracht van de kapitein Marijnen zich in te zetten waar dat kon, daarbij duidelijk doelend op een locatie binnen het Bruggenhoofd. Bovendien koos de luitenant wel een heel ongunstige positie om zijn stukken af te spannen. Hoewel men kan opvoeren dat onder vuur liggend verplaatsen risicovol was geweest, was het onder vuur afkoppelen, immobiliseren en bedienen van de onafgeschermde stukken nog veel gevaarlijker. De luitenant zou verstandig hebben gehandeld als hij zich zuidelijker had verplaatst – wat ook betekende ‘weg van de tegenstander’ – of zich bij de boerderij op had gesteld. Hij koos er echter voor op de kale dijk zijn stukken op te stellen en deze zelf te bedienen. De kapitein Muller die het alles waarnam vanuit de boerderij noemde het ‘roekeloos’, en zo komt het ook over. De luitenant was beslist moedig en gaf in die zin het voorbeeld voor zijn manschappen. Zijn beleid echter geeft aanleiding tot kanttekeningen. Geslaagd beleid door lokale bevelhebbers wordt maar op enkele locaties waargenomen. Allereerst de kapitein-commandant van de Vaartuigendienst. Deze officier onderscheidde zich door verstandig handelen. Hij regelde als eerste bij aankomst het vaargereed maken van zijn vaartuigen en de beveiliging van zijn eigen positie in de haven. Bovendien bleef hij volkomen bij de les en handelde ook hierna rationeel. Ook zijn troepen onderscheidden zich door grote moed en vastberadenheid. De pontonnierssectie - non combattanten - waren het enige verband in het gehele Bruggenhoofd die met slechts enkele manschappen en wapens de tegenstander werkelijk dwongen tot omzichtig handelen. Uiteindelijk sneuvelden drie van de vijf moedige pontonniers die als laatste weerstand de aftocht dekten, maar wisten zij daarmee niet alleen de tegenstander werkelijk te treffen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar ook de ontsnapping van het detachement vaartuigendienst met medeneming van een twintigtal militairen mogelijk te maken. De vijf pontonniers werden overigens onderscheiden. De vaandrig Vegelin van Claerbergen van 19.Bt LuA onderscheidde zich door moedig optreden tijdens de strijd rond zijn batterij. Samen met de vaandrig Dalfsen, die de organisatie in het barakkenkamp voor zijn rekening nam, redde hij het blazoen van 19 Bt LuA. Van de beide vaste batterijofficieren, de luitenants Faber en van Teeckelenburg, ging nauwelijks iets uit. Tenslotte het optreden van de vaandrig de Weerd van de sectie 3-3-III-28RI. Deze aspirant officier trad ook verstandig op. Hij anticipeerde op de gebeurtenissen om hem heen, en zorgde voor een rationele aanpassing van zijn verdedigingsopdracht. Dat deze bevelhebber door de numeriek sterkere Duitsers tenslotte tot overgave werd gedwongen mag hem niet worden verweten. Slotbalans Het bruggenhoofd Moerdijk viel in feite binnen een uur in Duitse handen. Dankzij buitengewoon slecht leiderschap over vrijwel de gehele linie der bevelvoerders vielen de 500 man Nederlandse bezetting vrijwel geheel in Duitse handen zonder dat het – met uitzondering van het gevecht in de haven van Moerdijk – tot een werkelijk gevecht van enige importantie was gekomen. Slechts het verband van drie secties aan de rechterzijde van het Bruggenhoofd kon zich aan gevangenschap onttrekken, maar deed dit op een weinig verheffende wijze.
Voor de Duitsers was het een buitengewoon eenvoudige klus gebleken. Veel eenvoudiger dan men vermoedelijk verwacht had. Hoewel de dropping niet geheel volgens plan verliep, was het Nederlandse verzet minimaal geweest. Dat weinige verzet was gebroken met niet meer dan zo’n 200 man gevechtstroepen die in eerste instantie ingezet konden worden. Door snelle manoeuvres binnen het Bruggenhoofd konden de Duitsers de weerstand in het dorp Moerdijk alsmede die bij de bruggen binnen anderhalf uur oprollen. Het kleine Duitse verband bij het station was zelfs in staat om een numeriek sterkere tegenstander in de zuidelijke sector van het Bruggenhoofd razendsnel op te rollen. Daarna resteerde slechts het opruimen van de restanten, wat door de Nederlanders zelf bijzonder werd gefaciliteerd door de zuidwesthoek van het Bruggenhoofd eigenmachtig te ontruimen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verzet in het Bruggenhoofd Moerdijk was daarmee voor de Nederlanders een blamage van formaat geworden. Een - weliswaar pluriforme - bezetting van 500 man was binnen enkele uren uitgeschakeld door hoogstens 250 parachutisten, waarvan slechts een deel tegen de Nederlanders ten zuiden van de bruggen werd ingezet. Het enige wat de Duitsers daarna tot tegen het middaguur nog merkten van de Nederlanders was sporadisch artillerievuur dat op het Bruggenhoofd viel. De Duitsers handelden snel. Er werden allerhande verkenningspatrouilles uitgezonden naar de buitengebieden om af te tasten of er tegenmaatregelen zouden worden genomen. Met gevorderde voertuigen reden de Duitsers de hoofdwegen af, en bezetten ze Lochtenburg, Zevenbergschen Hoek en Lage Zwaluwe met voorposten. De Nederlandse stellingen werden op strategische punten met machinegeweren bezet. Krijgsgevangenen werden afgevoerd naar Willemsdorp. De zelf lichtgewonde Oberleutnant Pagels vorderde het grote klooster, en interneerde er alle burgers van Moerdijk. Bovendien werd een grote verbandplaats ingericht om de vele tientallen gewonden aan beide zijden goed te kunnen behandelen. De bataljonsarts arriveerde spoedig vanaf de noordzijde van de Moerdijkbrug om de verbandplaats te bestieren. Nog voor het middaguur zouden de Duitsers echter zelf in het defensief worden gedrukt. Want al vroeg in de morgen was de C-6GB geïnstrueerd de verloren bruggen te hernemen. Voor de balans qua gesneuvelden wordt verwezen naar de bespreking onder 6GB, die vanaf het middaguur de strijd om het Bruggenhoofd zouden overnemen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H2.3.9 Duitse turnkampioen betrokken bij gevechtshandelingen te Moerdijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het zoeken naar meer informatie betreffende de gevechtshandelingen te Moerdijk waar J.A. van Houdt bij betrokken was , kwam ik op een site terecht met van de VPRO. Op deze site wordt een Duitse turnkampioen beschreven die betrokken was in de strijd om Moerdijk op 10 mei 1940 Naar alle waarschijnlijkheid is de Duitse turnkampioen gewond geraak door het vuur van de vijf pontonniers , waarvan |J.A. van Houdt bij behoorde. Onderstaande tekst is overgenomen van de site; http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/39880407/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duitse turnkampioen viel in 1940 Nederland binnen Beste turner van de twintigste eeuw gewond bij gevechten rond Moerdijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Duitse turner Alfred Schwarzmann heeft de nodige onderscheidingen. In 1936 kreeg hij vijf Olympische medailles. In 1940 werd hij militair geëerd voor zijn bijdrage aan de Duitse inval in Nederland. En in 1952 kreeg hij opnieuw Olympisch eremetaal. Karl Alfred Schwarzmann is van 1912. Toen hij 24 jaar oud was, waren in zijn land de Olympische Spelen. Hij won drie keer goud: turn landenteam, turn parcours en paard. Ook eindigde hij op de derde plaats bij de brug en evenwichtsbalk. Schwarzmann was daarmee met Eugen Mack, Konrad Frey en Jesse Owens de meest succesvolle deelnemer van deze Spelen. Olympisch kampioenen zijn altijd populair en Schwarzmann in 1936 al helemaal. Mede omdat turnen in Duitsland onder Hitler een nationale sport was, genoot hij van de nodige voordelen. Die kwamen van pas in het leger, waar hij sinds 1935 onderdeel van uitmaakte. Als dank voor zijn kampioenschappen kreeg hij meteen de rang van 'Leutnant', alhoewel hij daarvoor geen opleiding had genoten. Albert Goossens deed onderzoek naar Schwarzmann. Op de site War Over Holland schrijft hij over de turnkampioen: ‘Na de Olympische hoogtepunten zwaaide hij echter spoedig af, werd reservist en werd aangesteld aan de legersportschool in Wünsdorf als sportinstructeur. In Wünsdorf zat toevallig ook de compagnie van de landmacht parachutisten. Het was Fritz Prager, die in 1939 Schwarzmann benaderde om de ‘Fallschirmjäger’ te komen trainen. Dat had een goede reden. Het aantal blessures onder de springers was enorm groot en wie beter dan een turnkampioen zou de manschappen kunnen leren om goed neer te komen, door te rollen en zo de enkels en knieën te sparen.’ Aldus Goossens, die nog opmerkt dat Schwarzmann tot Oberleutnant werd gepromoveerd. In die hoedanigheid werd hij in mei 1940 afgeworpen boven Moerdijk, waar hij kort daarna gewond raakte. Goossens meldt hierover: ‘Het waren de kogels van de Nederlandse pontonniers aan de kop van de Moerdijkse haven, die Schwarzmann uitschakelden. ‘Feldwebel’ Kühl, die vlak naast hem lag, sleepte Schwarzmann tegen de gevel van een huis aan. Enige tijd daarna was het pleit voor de Nederlandse pontonniers beslecht. De mannen werden omsingeld doordat van de west en oostkant ook Duitse groepen hen begonnen in te sluiten. Toen de munitie spoedig daarna op was, gaven de resterende mannen zich over aan de Duitsers. De strijd ter plaatse was voorbij. Het klooster werd gevorderd en de gewonden werden verzorgd, onder wie Schwarzmann. Hij zou daarna via Tweede Tol tenslotte in het ziekenhuis in Dordrecht terecht komen.’ De Nederlandse schaatser Siem Heiden beweerde later dat hij Schwarzmann tijdens de gevechten zou hebben ontmoet, maar volgens Goossens zou van dat verhaal weinig kloppen. Daar komen we in een volgend artikel op terug. Ondanks de geringe bijdrage aan de gevechten, kreeg de turnkampioen drie militaire onderscheidingen: het EK-I en EK-II en zelfs het Ridderkruis. Goossens: ‘Die laatste onderscheiding kreeg hij mogelijk omdat zijn gezondheidstoestand zodanig was, dat men zijn spoedig overlijden verwachtte. Desalniettemin wist de atleet zijn zware verwondingen te overleven en had zo drie onderscheidingen gekregen – waaronder het toen nog zeer unieke Ridderkruis – voor in feite onopvallende prestaties. Althans, naast het feit dat hij in de strijd zwaar gewond was geraakt, was hij niet opgevallen tussen onderofficieren en manschappen die wél voor hun krijgsinzet waren gezien onder collegae, maar niet in de eer van Schwarzmann deelden.’ In juni 1940 werd Schwarzmann uit het ziekenhuis ontslagen, waarna hij naar Kreta en de Sovjet Unie werd gestuurd. Vier jaar later speelde zijn oude wond weer op en moest hij opnieuw worden opgenomen. Na de oorlog werd hij Brits krijgsgevangene, maar eind 1945 alweer vrijgelaten. Zijn laatste onderscheiding was in 1952, toen Schwarzmann opnieuw meedeed aan de Spelen. Eigenlijk had hij goud op de brug verdiend, maar de jury wilde die medaille niet aan hem geven vanwege zijn Duitse nationaliteit. Goossens: ‘Het is een mogelijkheid binnen een jurysport, maar zou Schwarzmann zijn Ridderkruis hebben gehad in 1940 als hij geen topatleet was geweest? Mag met enige ongepaste valsheid worden vastgesteld dat er dus enige vorm van gerechtigheid in deze zilveren medaille lag?’ In maart 2000 is Schwarzmann overleden. Hij werd uitgeroepen tot de beste Duitse turner van de twintigste eeuw.
Op deze geschiedenis site van de VPRO staat ook de site ;Zuidfront Holland doorgelinkt .Alfred Swarzmann wordt hier uitgebreid omschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderstaande informatie is afkomstig van de site http://www.waroverholland.com/zfh/index.php?page=heiden-versus-schwarzmann Karl Alfred SchwarzmannIn maart 1912 werd in Fürth Karl Alfred Schwarzmann geboren. In 1935 kwam hij op bij de Reichswehr, waar in datzelfde jaar de dienstplicht weer in ere was hersteld. Hij kwam bij IR.13 en werd spoedig Unteroffizier wegens zijn atletenstatuur. De meeste tijd stak hij in sport, want Schwarzmann was een zeer getalenteerd turner. In Hitler-Duitsland was de topsporter de verpersoonlijking van de Arische suprematie en daarmee werd een uitstekend klimaat in het leger geschapen voor dergelijke exponenten van de Nazi ideologie. Tijdens de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn werd Schwarzmann de superheld van de Duitsers. Hij veroverde maar liefst drie gouden [turn landenteam, turn parcours, paard] en twee bronzen plakken [brug en evenwichtsbalk]. Daarmee werd Schwarzmann naast de Duitser Konrad Frey [3 x goud, 1 x zilver, 2 x brons] en de beroemde Amerikaan Jesse Owens [4 x goud] de meest gedecoreerde Olympische deelnemer in 1936. Duidelijk dat Schwarzmann een absolute held was in Duitsland. Als beloning voor zijn sportieve prestaties, die op Duitsland afstraalden, werd de nauwelijks militair geschoolde Schwarzmann zelfs tot Leutnant bevorderd. Na de Olympische hoogtepunten zwaaide Schwarzmann echter spoedig af, werd reservist en werd aangesteld aan de legersportschool in Wünsdorf als sportinstructeur. In Wünsdorf zat toevallig ook de compagnie van de landmacht parachutisten die op dat moment nog niet naar Stendal waren overgeplaatst. Het was Fritz Prager [in mei 1940 commandant van II./FJR1] die in 1939 Schwarzmann benaderde om de Fallschirmjäger te komen trainen. Dat had een goede reden. Het aantal blessures onder de springers was enorm groot en wie beter dan een turnkampioen zou de manschappen kunnen leren om goed neer te komen, door te rollen en zo de enkels en knieën te sparen?!
Schwarzmann haalde zelf ook zijn brevet en na enige tijd werd hij aangesteld bij de 8e Kompanie als pelotonscommandant. Op 1 april 1940 werd hij zelfs tot Oberleutnant gepromoveerd en plaatsvervangend compagniescommandant. Als zodanig zou Oberleutnant Schwarzmann boven Moerdijk afspringen en kort aan de gevechten deelnemen. Schwarzmann sprong overigens af in Heer uniform. Net als enkele andere uit de reguliere landmacht overgekomen (onder)officieren was hij nog niet in Luftwaffe blauw gekleed. Naar aanleiding van zijn inzet in Nederland in mei 1940, dat al na korte tijd eindigde met zijn zware verwondingen in borst en bovenarm, kreeg Schwarzmann het EK-I en EK-II uitgereikt. Enkele dagen later zelfs het Ridderkruis. Die laatste onderscheiding kreeg hij mogelijk omdat zijn gezondheidstoestand zodanig was, dat men zijn spoedig overlijden verwachtte. Desalniettemin wist de atleet zijn zware verwondingen te overleven en had zo drie onderscheidingen gekregen – waaronder het toen nog zeer unieke Ridderkruis – voor in feite onopvallende prestaties. Althans, naast het feit dat hij in de strijd zwaar gewond was geraakt, was hij niet opgevallen tussen onderofficieren en manschappen die wél voor hun krijgsinzet waren gezien onder collegae, maar niet in de eer van Schwarzmann deelden. Het werd de Oberleutnant niet gegund dat hij zo overdadig was gedecoreerd en vrijwel een ieder zag hem vooral als een propaganda decorandus. In juni 1940 werd Schwarzmann uit het ziekenhuis ontslagen. Schwarzmann nam daarna deel aan de strijd rond Heraklion [Kreta] en later in de Sovjet Unie. In juni 1942 werd hij tot Hauptmann bevorderd en kreeg hij het bevel over 8./FJR1 dat hij tot 1943 aanvoerde. Nadien kreeg hij twee staffuncties, vermoedelijk wegens het feit dat zijn prestaties in het veld niet overdreven goed waren. In maart 1944 moest Schwarzmann in het ziekenhuis worden opgenomen omdat zijn oude longwond uit de meidagen hem wederom parten speelde. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis werd hij tot Major bevorderd, maar raakte spoedig daarna in Brits krijgsgevangenschap. Eind 1945 kwam hij vrij. In 1952 presteerde Schwarzmann het om voor Duitsland in Finland op de brug wederom een medaille in de wacht te slepen. Hij kreeg zilver, maar de Zwitserse winnaar [Jack Günthard] zou later verklaren dat het goud naar Schwarzmann was gegaan als deze niet een Duitse atleet was geweest en zodoende het juryoordeel niet mee had gekregen. Het is een mogelijkheid binnen een jurysport, maar zou Schwarzmann zijn Ridderkruis hebben gehad in 1940 als hij geen topatleet was geweest? Mag met enige ongepaste valsheid worden vastgesteld dat er dus enige vorm van gerechtigheid in deze zilveren medaille lag ...? Naoorlogs was Schwarzmann snel uit beeld bij de Fallschirmjäger. Hij kwam na enige – vermoedelijk minder prettig verlopen – reunies niet meer opdagen en onderhield geen contacten met de Fallschirmjäger met uitzondering van gewezen Feldwebel Kühl. In 1992 bezochten Kühl en Fallschirmjäger fanaat Eric Queen [Amerikaans auteur] Schwarzmann en bij die gelegenheid probeerde Kühl hem nogmaals over te halen mee te gaan naar een reunie. Schwarzmann had ‘de gebruikelijke smoezen’ om niet mee te gaan. De aanleiding daarvoor ligt voor de hand. Uit vele persoonlijke verslagen van Fallschirmjäger veteranen bleek dat men Schwarzmann weliswaar niet (meer) kwalijk nam dat hij wegens propaganda doeleinden het Ridderkruis had gekregen, maar men nam hem zeer kwalijk dat hij er desondanks gedurende de oorlog zwaar prat op was gegaan het te hebben verkregen. Hij zou te pas en te onpas het uit zijn kraag hebben gehaald en het mensen onder de neus hebben gewreven. Dat terwijl hij alles behalve om zijn militaire prestaties werd herinnerd. Zoals men wel zei ‘er war kein herausragender Kämpfer oder ein sogenanntes Frontschwein … er hat gerne lang geschlafen, Sport getrieben und früh Dienstschluss gemacht. Schwarzmann war mehr Sportler als Soldat’. In maart 2000 overleed Schwarzmann, vlak voor zijn 88ste verjaardag (!). Zijn dochter [Helma] werd een van de meest succesvolle bondscoaches paardgymnastiek met 30 wereldtitels voor haar pupillen. Moerdijk, mei 1940[458] Oberleutnant Schwarzmann was door Hauptmann Prager toegevoegd aan de Kampfgruppe die door Leutnant Dietrich Lemm zou worden aangevoerd met als doel het dorpje Moerdijk in te nemen en van Nederlandse troepen te zuiveren. Nadat Lemm op de Steenweg bij de KMAR kazerne was gesneuveld, was Schwarzmann de opvolger geworden van Lemm. Dat op zich mag al een markante kwestie heten. Als Oberleutnant was Schwarzmann immers bij voorbaat de hogere rang ten opzichte van Lemm, en toch had de laatste het commando gehad. Overigens was het niet geheel ongebruikelijk dat de commandanten van de Schwere Kompanie functioneel ondergeschikt werden aan die van Jäger Kompanies, zo leert navraag bij de BDF. Het waren echter de kogels van de pontonniers aan de kop van de Moerdijkse haven die minuten later Schwarzmann uitschakelden. Feldwebel Kühl, die vlak naast hem lag, sleepte de officier tegen de gevel van een huis aan. Zoals vermoedelijk bekend was enige tijd daarna het pleit voor de Nederlandse pontonniers beslecht. De mannen werden omsingeld doordat van de west en oostkant ook Duitse groepen hen begonnen in te sluiten. Toen de munitie spoedig daarna op was, gaven de resterende mannen zich over aan de Duitsers. De strijd ter plaatse was voorbij. Het klooster werd gevorderd en de gewonden werden verzorgd, onder wie Schwarzmann. Hij zou daarna via Tweede Tol tenslotte in het ziekenhuis in Dordrecht terecht komen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||