De oorsprong van Europese hekserij
Waar komt het idee van hekserij eigenlijk vandaan? Wetenschappers deden hekserij af in termen van bijgeloof, boeren(on)verstand en vrouwelijke hysterie. Ze hebben zich gericht op de vervolging van heksen zonder zich te bekommeren om de oorsprong van dit geloof. Historicus Carlo Ginzburg bekritiseerde deze houding en wendde zich tot de folklore om de oorsprong te achterhalen. Hij bestudeerde de 'benandanti', mannen en vrouwen in het zestiende- en zeventiende-eeuwse Italie die beweerden in hun dromen tovenaars te zijn die de strijd aanbonden met heksen om de gemeenschap te beschermen. Andere voorbeelden steunden Ginzburgs mening: de 'kresniks' van Slovenie en de 'taltos' van Hongarije die hij, samen met de benandanti, beschreef als de overgebleven elementen van het sjamanisme: zij die hun spirituele krachten aanwendden ter bescherming.
Carlo Ginzburg
Carlo Ginzburg ontdekte documenten van de Inquisitie uit de periode van 1575 tot de tweede helft van de zeventiende eeuw. In deze documenten wordt verhaald over de benandanti, mensen uit de regio van Friuli, Noordoost-Italie. In zijn eerste werk uit 1966 beschrijft Ginzburg hoe de benandanti vochten tegen de kwade praktijken van heksen. Ze wezen heksen aan, genazen de beheksten en gebruikten antimagie om de betovering van heksen te verbreken. Vier keer per jaar gingen ze in trance en verliet hun ziel hun lichaam om, gewapend met venkel, de vruchtbaarheid van het land te bewaken tegen mannelijke en vrouwelijke heksen met hun stengels van sorghumgierst. De ziel van de benandanti nam de vorm aan van een muis of vlinder, soms reden zij op een haas of een kat om ten strijde te trekken tegen heksen of in een stoet van doden mee te lopen.
    Een persoon werd als benandanti geboren; als teken van hun roeping droegen zij een helm, een deel van de vruchtzak die hun hoofd bedekte bij de geboorte. De ouders lieten het kind met de helm op dopen en bewaarden die tot het kind volwassen was of lieten hem rond de nek of schouders van het kind zitten. Als ze ongeveer twintig waren, werden ze geinitieerd tijdens een visionaire reis van de ziel, waarin een andere benandanti, een engel of God zelf aan hen verscheen en hun ziel meenam naar een bijeenkomst met andere benandanti.
    De Inquisiteurs wisten niet wat ze aanmoesten met dit vreemde geloof van de benandanti, vooral omdat zij beweerden dat zij voor God en Christus vochten. De Inquisiteurs probeerden de benandanti in te passen in wat zij over demonologie wisten. Hun ontmoetingen leken op de heksensabbat. De sabbat werd gestereotypeerd als een nachtelijke ontmoeting van heksen, meestal vrouwen, die op bezemstelen of dieren naar de bijeenkomst vlogen. Volgens hen werd deze vlucht van de geest geholpen door een zalf die werd gemaakt van o.a. kindervet. De eerste keer dat een heks aanwezig was bij een sabbat, moest zij het christelijke geloof afzweren, de sacramenten ontheiligen en eer bewijzen aan de duivel. Banketten en seksuele orgien volgden.
In zijn latere werken probeerde Ginzburg meer volksgeloven te vinden als de benandanti en ontdekte dat de 'kresniks' uit Slovenie en Istrie er dichtbij stonden. Joegoslavische en Hongaarse folkloristen hebben veel gegevens verzameld van het geloof omtrent de kresniks. Zij waren mensen die over de macht beschikten om heksen te bestrijden, omdat zij, net als de benandanti, met de helm op geboren waren. In de nacht streden de kresniks tegen heksen in de vorm van honden, paarden of reuzen. Een andere versie vertelt dat de kresnik in slaap viel en dat er een grote, zwarte vlieg uit zijn keel opsteeg die de heksen bevocht. Nog een andere versie is dat kresniks hun strijd in de lucht voerden, met stokken en dicht bij een kruising, of zij staken de zee over in eierschalen om in Venetie te vechten op het San Marco-plein.
    Elke clan had twee kresniks, een die goed deed en een die kwaad deed. Kresniks konden de gedaante van elk willekeurig dier aannemen, al werd dat meestal een geit, stier of paard. Een natuurlijke tegenstander van de kresnik was de "vucodlak", de weerwolf. Ook weerwolven waren in staat tot zielsreizen, waarbij zij zich veranderden in een wolf. De stelling bestaat dat de kresniks en weerwolven niet de strijd representeerden tussen positieve en negatieve krachten, maar dat zij de strijd tussen tovenaars inhielden die de verschillende samenlevingen of regio's voorstelden.
Evenals de kresniks waren de taltos de rivalen van heksen en zij vochten voor de vruchtbaarheid van hun eigen dorp of regio met tegenstanders van naburige plaatsen. Ze leidden droogte, hagelstormen en ziekten van dieren om naar het gebied van hun tegenstanders. Van deze gevechten wordt gewag gemaakt in de notulen van heksenprocessen. In 1741 vertelde een vrouwelijke taltos dat het vermogen van gedaante te veranderen niet speciaal te maken had met de gevechten. Ze beschreef hoe ze soms in een bord met water keek en een vis werd, om voor drie dagen te verdwijnen. Bij andere gelegenheden veranderde ze in een duif of vos, al naargelang haar wensen.
    Benandanti legt verband tussen de benandanti en sjamanen en er valt wat voor te zeggen, de benandanti, kresniks en taltos als de overgebleven elementen van sjamanisme te beschouwen in Midden- en Zuid-Europa. Sjamanen gebruiken hun kracht om te communiceren met de geestenwereld voor het welzijn van hun sociale groep. Ze beschermen hun gemeenschap tegen magische agressie en natuurrampen. Ook kunnen zij zieken genezen, communiceren met de geesten van overledenen, verloren objecten terugvinden en de toekomst voorspellen. Dat bewerkstelligen ze door in trance te gaan, waarbij hun ziel hun lichaam verlaat en de gedaante aanneemt van allerlei dieren om te strijden tegen geesten of krachten of om informatie in te winnen.
  De ziel van een heks zou het schijnbaar levenloze lichaam van de heks door de mond verlaten, als een vlinder, een vlieg, of een ander klein dier, om later terug te keren.Volgens Ginzburg is het sjamanistische volksgeloof geherinterpreteerd door de Inquisitie als hekserij, omdat de christelijke Kerk vijandig stond tegenover elke vorm van magische activiteiten. Er kwam een beeld op van een ketterse sekte, geidentificeerd met kwade praktijken. De heksensabbat had twee culturele aspecten: als eerste het oogpunt van de Inquisitie en lekenrechters, waarin een vijandige sociale groep bestond die samenspande tegen de Kerk en het goede. Aan de andere kant het idee dat elementen van sjamanistische origine in een volkscultuur van magische vluchten en dierlijke metamorfosen geworteld waren.
   Het resultaat was een conflict tussen volksgeloof en de 'gestudeerde' cultuur van de Inquisiteurs. Het geloof dat een heks kon vliegen en de vorm kon aannemen van elk willekeurig dier, wortelt in een vroeger magisch wereldbeeld. Misschien gaan deze ideeen terug op gemeenschappen waar sjamanen in trance ten strijde trokken tegen spirituele werelden om de gemeenschap te beschermen, problemen op te lossen als het vinden van de schuilplaats van prooidieren, of om genezing te bewerkstelligen. Deze sjamanistische praktijken werden door de Inquisitie geinterpreteerd als hekserij en werden gezien als kwaad in plaats van goed. (En toen zijn Hans en Grietje geboren en kregen heksen een slechte naam). Volgende keer verder....

afbeelding van een Taltos
Terug naar hekserij
Terug naar bibliotheek