Evenals de kresniks waren de taltos de rivalen van heksen en zij vochten voor de vruchtbaarheid van hun eigen dorp of regio met tegenstanders van naburige plaatsen. Ze leidden droogte, hagelstormen en ziekten van dieren om naar het gebied van hun tegenstanders. Van deze gevechten wordt gewag gemaakt in de notulen van heksenprocessen. In 1741 vertelde een vrouwelijke taltos dat het vermogen van gedaante te veranderen niet speciaal te maken had met de gevechten. Ze beschreef hoe ze soms in een bord met water keek en een vis werd, om voor drie dagen te verdwijnen. Bij andere gelegenheden veranderde ze in een duif of vos, al naargelang haar wensen.
Benandanti legt verband tussen de benandanti en sjamanen en er valt wat voor te zeggen, de benandanti, kresniks en taltos als de overgebleven elementen van sjamanisme te beschouwen in Midden- en Zuid-Europa. Sjamanen gebruiken hun kracht om te communiceren met de geestenwereld voor het welzijn van hun sociale groep. Ze beschermen hun gemeenschap tegen magische agressie en natuurrampen. Ook kunnen zij zieken genezen, communiceren met de geesten van overledenen, verloren objecten terugvinden en de toekomst voorspellen. Dat bewerkstelligen ze door in trance te gaan, waarbij hun ziel hun lichaam verlaat en de gedaante aanneemt van allerlei dieren om te strijden tegen geesten of krachten of om informatie in te winnen.
De ziel van een heks zou het schijnbaar levenloze lichaam van de heks door de mond verlaten, als een vlinder, een vlieg, of een ander klein dier, om later terug te keren.Volgens Ginzburg is het sjamanistische volksgeloof geherinterpreteerd door de Inquisitie als hekserij, omdat de christelijke Kerk vijandig stond tegenover elke vorm van magische activiteiten. Er kwam een beeld op van een ketterse sekte, geidentificeerd met kwade praktijken. De heksensabbat had twee culturele aspecten: als eerste het oogpunt van de Inquisitie en lekenrechters, waarin een vijandige sociale groep bestond die samenspande tegen de Kerk en het goede. Aan de andere kant het idee dat elementen van sjamanistische origine in een volkscultuur van magische vluchten en dierlijke metamorfosen geworteld waren.
Het resultaat was een conflict tussen volksgeloof en de 'gestudeerde' cultuur van de Inquisiteurs. Het geloof dat een heks kon vliegen en de vorm kon aannemen van elk willekeurig dier, wortelt in een vroeger magisch wereldbeeld. Misschien gaan deze ideeen terug op gemeenschappen waar sjamanen in trance ten strijde trokken tegen spirituele werelden om de gemeenschap te beschermen, problemen op te lossen als het vinden van de schuilplaats van prooidieren, of om genezing te bewerkstelligen. Deze sjamanistische praktijken werden door de Inquisitie geinterpreteerd als hekserij en werden gezien als kwaad in plaats van goed. (En toen zijn Hans en Grietje geboren en kregen heksen een slechte naam). Volgende keer verder....