Odysseus komt aan op het eiland Aeaea, de woonplaats van Circe. Een aantal van Odysseus' manschappen gaat naar haar paleis en wordt uitgenodigd om binnen te komen. Circe geeft hun een toverdrank die hen in zwijnen verandert. Hun geest blijft menselijk. Ze drijft hen naar de stallen. Odysseus gaat op weg om zijn mannen te redden en komt Hermes tegen, die hem een drankje geeft dat hem immuun maakt voor Circes magie. Zodra Circe merkt dat haar toverkunsten niet werken, kan Odysseus haar overhalen zijn mannen te bevrijden en ze gebruikt zalf om de betovering te verbreken.
Ze blijven een jaar bij Circe, tot de mannen Odysseus eraan herinneren dat het tijd is om verder te gaan. Circe vertelt Odysseus dat hij eerst Hades moet bezoeken, de god van de onderwereld, en Teiresias moet consulteren, een blinde profeet uit Thebe die hem zijn toekomst zal voorspellen. De noordenwind zal zijn schip naar het einde van de wereld brengen, over de rivier waar hij Hades' rijk kan betreden. Odysseus moet een geul graven waar hij honing, melk, zoete wijn en water ten offer moet brengen aan de doden. Ook moet hij twee schapen offeren, waarbij hij erop moet letten dat geen van de geesten bij het bloed komt voor hij de profeet heeft gesproken. Odysseus volgt de instructies van Circe en ontmoet allerlei geesten, onder wie de gevallen helden van Troje, zijn overleden ouders en Teiresias.