Expositie - [X] de Onbekende Factor
Curator Jessy Rahman
Photography & Text Paul Donker Duyvis
.
[X] de Onbekende Factor
16 kunstenaars uit 16 landen
Een Interculturele tentoonstelling
18 okt.- 18 nov.2002 in de Centrale Bibliotheek te Den Haag
Organisatie & Ontwerp Tentoonstelling: Bureau deWeijerVoorneman
Productie: Stichting Internationale Kunst
Teksten kunstenaars: Geeske Harting
Design Catalogus: Frits Nossbaum
Deelnemende Kunstenaars:
Radina Dankova
Manulea Jalimsing
Assya Khalidi
Toyin Loye
Jennifer Lim
Henia Eizenberg
Yumiko Yoneda
Komang Suaka
Mansour Bakhtiar
Alin Duraduryan
Mehdi Rouchiche
Salih Pala
Thom Vink
Eulogia Fernandez Cordoba
Marisa Polin
Michel dos Santos
BEELDENDE KUNSTENAARS MET EEN NIET-WESTERSE
ACHTERGROND..
BEELDENDE KUNSTENAARS MET EEN NIET-WESTERSE
ACHTERGROND..2
[X], de Onbekende Factor
Kunst heeft te maken met liefde en directheid. Daar is merkwaardig genoeg niet iedereen van gediend. In een nog breder perspectief gezegd: “All cultural policy provokes resistance’’. Dit is de eerste en veelzeggende regel uit het beleidsplan uit 1997 van het Prins Claus Fonds, dat kunst en cultuur steunt in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Kunst is de graadmeter voor tolerantie, het accepteren van variatie en van andersdenkenden.
Dit laatste had de eerste naoorlogse minister van Cultuur in gedachten toen hij de rol van kunstenaars in het verzet wilde belonen. Het waren kunstenaars die vaak als eersten de gevaren van het Fascisme signaleerden – lang voordat zij en hun werk door het dictatoriale systeem ontaard werden verklaard. Minister van der Leeuw vond dat elke humane maatschappij dergelijke graadmeters in ere diende te houden. Hij kwam met plannen om kunstenaars een soort salaris te betalen, louter om het feit dat zij er waren en fungeerden als een soort snuffelpalen voor de maatschappij.
Tolerantie heeft direct te maken met interesse en informatie. Dit houdt onder meer een permanente nieuwsgierigheid in en het afleggen van zelfgenoegzaamheid die isoleert. Jarenlang heb ik me verbaasd over de ideeën van sommige westerse kunsthistorici. Ik vroeg me af waarom zij zich nog steeds richtten op bloedeloze uitlopers van het Modernisme, terwijl zij allerlei spannende ontwikkelingen in Cuba, Brazilië of China negeerden. Zij betoogden dan dat kunst een uitvinding was van het westen. Alleen westerse kunst had zich vrijgemaakt van praktische functies als religie. Daarmee impliceerden zij dat in de rest van de wereld geen kunst gemaakt zou worden, maar folklore, omdat deze niet volledig autonoom en gesublimeerd zou zijn. Veel antropologen en archeologen hebben deze visie als flauwekul bestempeld. Zij zagen elk kunstwerk net als een theekopje als een artefact. Als een voorwerp dat impliciet en expliciet veel vertelt over de culturele context van de maatschappij die deze voorwerpen produceert. Daarentegen discussieerden antropologen ook over de vraag of abstracte kunst nog wel kunst is, omdat het te veel losgezongen zou zijn van de maatschappij. Veel van deze discussies van twintig, dertig jaar geleden lijken achterhaald door de tijd. Feit is dat decennia lang de kunst van driekwart van de wereld bevolking in de westerse cultuurcentra nauwelijks werd bekeken. Het is nog niet zo lang geleden dat de Mondriaan Stichting laatdunkend besloot dat Nederlandse deelname aan de Biënnales van Sao Paulo en Istanbul verloren geld en moeite was.
Het is een van de zegeningen van de globalisering dat allerlei grenzen wegvallen en tentoonstellingsmakers nu verder kijken dan New York, Keulen, of Parijs en ook andere continenten in de programmering betrekken. Belangrijke evenementen als de laatste Biënnale van Venetië en de Documenta te Kassel vormen het bewijs van uitvoerige aandacht voor kunst die een ander spoor heeft gevolgd. Wat dat betreft gaat het langzaam de goede kant op.
Achteraf gezien werden we pas goed wakker geschud door de magistrale tentoonstelling Magiciens de la Terre van Jean Hubert Martin, die het in 1989 aandurfde in het prestigieuze Centre Pompidou hooggeachte westerse topkunst te confronteren met kunst uit verre werelden met totaal andere uitgangspunten. Voor de meeste bezoekers was het duidelijk van welk deel van de wereld in spiritueel opzicht het meeste te verwachten viel, maar de kunstwereld reageerde geschokt. Folklore tegenover kwaliteit probeerden enkele critici nog, maar het tij was niet meer te keren. Nederland volgde snel met oa. tentoonstellingen als UABC (Uruguay, Argentinië, Brazilië en Chili), Stedelijk Museum Amsterdam, 1989, Het Klimaat, Lakenhal Leiden en andere locaties in Zuid-Holland, 1991 en Rhizome, Gemeentemuseum Den Haag, 1991
In Nederland wordt momenteel een discussie gevoerd wordt over tolerantie. Steeds luider verkondigd men dat het niet meer de autochtonen zijn die zich misdragen door geen interesse en respect voor andere culturen te tonen, maar dat juist de allochtonen niet altijd even respectvolle gedachten koesteren ten aanzien van de culturele, sociale en religieuze vrijheden in hun nieuwe vaderland. De geschiedenis herhaalt zich ook hier weer met aanmaningen tot bezinning over de oude normen en waarden van de eigen cultuur. In de beeldende kunst is die herbezinning al langer gaande. Kunstenaars als Beuys, Kiefer, Kounellis, Fabro en Warhol tonen ondubbelzinnig dat hun inspiratiebronnen in hun eigen vaderland liggen. Beuys refereert aan het voorchristelijke Sjamanisme in Midden-Europa, Kiefer aan de bedenkelijke bronnen van Nazi-Duitsland, Kounellis aan de Klassieke Griekse kunst, Fabro aan de Romeinse Architectuur en de Renaissance (Palladio) en Warhol in een land met een letterlijk uitgewiste geschiedenis aan eigentijdse popidolen.
Respect en tolerantie gedijen alleen wanneer informatie vrijelijk voorhanden is. “Onbekend maakt onbemind” moet de Stichting Internationale Haagse Kunst gedacht hebben, toen zij besloot tot het instellen van een jaarlijkse expositie van kunstenaars die hun wortels elders hebben liggen, maar hier hun opleiding volgden of zich hier hebben ontplooid. Het belangrijkste doel daarbij is deze kunstenaars te stimuleren en internationale kunst voor Haagse burgers toegankelijk te maken. Met name de jongeren worden benaderd middels speciale onderwijs programma’s die aan de tentoonstelling gerelateerd zijn. De eerste tentoonstelling vond plaats in 2001 onder de titel: “Ontmoeting Internationale kunstenaars in Den Haag”. Deze tentoonstelling begon met een openbare oproep, waarna een selectie commissie de keuze bepaalde. Om een nieuwe invalshoek te genereren werd een van de deelnemende kunstenaars van vorig jaar gekozen als curator voor de volgende editie van dit project: Jessy Rahman.
Deze kunstenaar is een letterlijke belichaming van de nieuwe
Multiculturele samenleving. Hij is opgegroeid temidden van Hindoestaanse, Creoolse en Nederlandse familieleden. Tot de lagere school woonde hij in Suriname, daarna groeide hij op in Nederland. Het begrip multiculturele tolerantie kent hij niet, hij is het en met hem vele Surinamers. Voor deze tentoonstelling koos Rahman als thema: X, de onbekende factor, waarbij de X staat voor de onbekendheid met andere culturen. Elke gekozen kunstenaar heeft een andere culturele en etnische achtergrond. Hoofddoel van Rahman is om mensen bij elkaar te brengen, ontmoetingen tussen mensen en culturen op informele wijze te bevorderen en vooral daaraan plezier te beleven.
De letter X blijkt tevens de beginletter te zijn van begrippen die ontleend zijn aan het Griekse woord Xenos (vreemd / vreemdeling). Zo betekent Xenofoor: verzamelaar van vreemde voorwerpen, Xenofobie: angst voor het onbekende,
Xenomanie: overdreven liefde voor het exotische. Een mooiste naam kregen de Xenophoridae (letterlijk: dragers van vreemde voorwerpen). Het betreft hier een kleine groep verzamelende weekdieren. Deze zwervende zeedieren verzamelen allerlei voorwerpen (en andere kleine weekdieren) die zij aan hun schelp vasthechten en hun verdere leven met zich mee torsen. Een mooie metafoor
voor deze tentoonstelling met kunstenaars die allen materiele en immateriële herinneringen met zich mee dragen uit het land van herkomst.
De keuze voor de Openbare Bibliotheek aan het Spui is een bewuste keuze, vanwege de lage drempel en de centrale ligging. Hier ontmoeten mensen uit alle lagen van de bevolking en uit alle culturen elkaar op een natuurlijke manier. Dit in tegenstelling tot veel musea waar het bovenstaande ondanks alle inspanningen een moeizaam proces blijkt. In de bibliotheek vergaart men informatie en kennis. Hier vindt men publicaties in alle talen, in alle letters, karakters en tekens. In de woorden van Rahman: “Het is een plaats waar historie en actualiteit samenkomen, het is een plek waar je leest over de Azteken, maar waar je ook via internet en krant het laatste nieuws verneemt“. Dit thema van informatie komt ook terug in de inrichting van de tentoonstelling door bureau DeWeijerVoorneman. Met name de transparante wand in het glazen deel van de bibliotheek harmonieert als vanzelfsprekend met de uitnodigende openheid van de architectuur van Richard Meier.
Als eregast nodigde Rahman Tajiri uit, de Nestor van de Nederlandse kunst, die
culturen uit drie landen uitdraagt: de Japanse, de Amerikaanse en de Nederlandse. Tot slot de eerste regels van een artikel in de catalogus van de expositie van Tajiri in museum Boymans-van Beuningen uit 1974, geschreven door Dick Hillenius: “Niet iedereen doet aan kunst, maar ik geloof niet dat er ooit volken waren die geen kunst voortbrachten. In elk volk zouden dus zowel kunstenaars moeten voorkomen als mensen die hun producten willen lezen, beluisteren, bekijken. Als een kenmerk zo universeel bij de mens voorkomt, dat het niet alleen maar plaatselijk of tijdelijk een product kan zijn van mode, culturele toevalligheid, moet je wel aannemen dat het behoort tot de biologische bagage van de mens”.
Paul Donker Duyvis
Amsterdam, 8 oktober 2002
|