De geschiedenis van de alpenhoorn
Ook de alpenhoorn is een natuurhoorn, net als mijn parforce hoorn. Maar dan een van hout. Opgerold is de alpenhoorn waarschijnlijk net zo groot als de parforce hoorn.
Dit uitstapje naar de alpenhoorn komt voort uit mijn interesse voor het mooie geluid van de alpenhoorn en het 'Zwitserse'.
Een connectie met de midwinterhoorn?
De alpenhoorn is - naar men vermoedt - zeker zo'n 2.000 jaar oud. Keltische stammen die in het noordelijk deel van de Alpen thuis waren, zijn waarschijnlijk de eerste gebruikers van een ‘alpenhoorn’. Een signaalinstrument voor de herders of een lokinstrument voor hun dieren.
Aardig te vermelden is dat een gelijk gebouwde hoorn met zekerheid ook toen al in de Nederlanden werd aangeblazen: de midwinterhoorn.
Of de alpenhoorn een nakomeling is van de midwinterhoorn is niet te zeggen. Maar geen vreemde gedachte als je de tekening ziet van de in 1978 in Meilen aan de Zürichersee gevonden hoornhelften.Die hoorn is zo'n 60 cm lang.
Historische feiten uit Zwitserland
Een Romeins mozaïek in Boscéaz bij Orbe in het Zwitserse kanton Vaud uit de 2de eeuw na Christus toont een 'barbaar' met zijn hoorn, een 'Lituus' genaamd. Maar dat is beslist nog geen alpenhoorn zoals links en rechts beweerd is. Tenminste niet naar de huidige betekenis.
Ook de bewering dat Tacitus ook een 'cornus alpina' beschreef en dat dat de ons bekende alpenhoorn van nu is, is evenzeer onwaarschijnlijk. Veel waarschijnlijker is dat het een kortere hoorn betrof.
Aardig - bijpassend - detail is dat in het kleine kanton Nidwalden (Unterwalden) een alpenhoorn nu nog een 'Liti' heet.
Kuhreien
De hoorn werd vooral door de herders gebruikt om hun koeien naar de stal of naar de melkplaats te lokken of om ze rustig te houden tijdens het melken. Zo een melodie heet een 'Ranz des vaches' of ‘Kuhreien’. Een uitvoering is het volkslied van het Frans-sprekende deel van Zwitserland.
De melodieën zijn waarschijnlijk van vader op zoon overgeleverd. Van lieverlee ontstaan er zo deuntjes en muziekstukken die veel later pas op noten of op papier zijn gezet.
Voor het eerst gebeurde dat - naar men zegt - in de 9de eeuw door de monnik Balbulus uit Sankt Gallen. In 1545 staat een eerste melodie uit Appenzell gedrukt op papier. En veel later - vlak voor 1800 - worden de eerste deuntjes uitgebreid - en nu nog aantoonbaar - op notenbalken aan het papier toevertrouwd.
De eerste vermelding van het woord alpenhoorn komt pas in 1527. Een monnik schrijft dan in in het kasboek van het Cisterciënzerklooster van Sankt Urban (Luzern)de uitgave van twee 'Batzen' - dat zijn munten - voor een 'Walliser met een alpenhoorn'.
In die tijd gebruikten de koeherders hun alpenhoorn om er 's winters spelend en bedelend hun kostje mee te vergaren. Zoals deze Walliser die er twee munten aan overhoudt.
Ook weer een reden aan te nemen dat het toen nog om kortere hoorns ging, want een hoornvan dik drie meter lang vanuit de Wallis over de passen van het Berner Oberland naar Luzern meenemen over de paswegen van toen (vooral pakezel- en bergpaadjes), was geen simpele zaak. Ook op gravures, tekeningen en schilderijen die dateren uit de 19de eeuw zie je steeds een korte hoorn als alpenhoorn aangeduid.
Het bedelblazen in de steden blijkt uit diverse berichten omdat het daar een overtreding was die bleef voorkomen tot in de 20ste eeuw.
Prins Leonor van Orleans neemt in 1563 een alpenhoornblazer uit het in centraal Zwitserland gelegen kanton Schwyz in dienst als muzikant; tegen betaling van kost, inwoning, kleding en een loon. Niet alleen voor het plezier van de koeien maar ook voor de prins was de alpenhoorn een bruikbaar instrument.
De alpenhoorn is met zekerheid ook gebruikt om mensen te waarschuwen voor gevaar, ziekte, ongevallen, of om hen op te roepen bijeen te komen. Voor een vergadering of een oproep ten strijde te trekken, zoals gedocumenteerd is in Entlebuch bij aanvang van de Boerenoorlog in 1653.
De oudste beschrijving van een 'hedendaagse' alpenhoorn vinden we in Conrad Gessners boek 'De raris et admirandis herbis' over de planten op de Pilatus uit 1555-1556. Deze Züricher botanicus ziet en hoort op de Pilatus - een uitzichtberg bij Luzern - de alpenhoorn en beschrijft de hoorn als een instrument dat bestaat uit twee kromme en uitgeholde houten delen die samengebonden zijn met wilgentenen. De hoorn is 11 voet; ongeveer 3,3 meter.
Het altaarbeeld in de Sankt Anna-kapel in Rohrmoos bij Obertsdorf/Tiefenbach (D) uit 1568 toont ook een alpenhoornblazer, maar met een recht instrument, nog zonder kromming, maar wel ongeveer even lang als door Gessner beschreven.
De alpenhoorn in de klassieke muziek
De van-huis-uit boerenwijsjes werden overgenomen door bijvoorbeeld Johannes Brahms in zijn symfonie nummer 1 in C-moll. Hij hoorde op 12 september 1868 bij de Rigi een melodie gespeeld op een alpenhoorn. Hij schreef de melodie op een postkaart voor Clara Schumann. Later nam hij deze melodie over in zijn symfonie.
Ook Beethoven deed dat met alpenhoornmuziek in zijn symfonie nummer 6. In de 'Pastorale' van dit concert speelt ook een alpenhoorn mee. Ook de vader van Wolfgang Amadeus Mozart, Leopold, heeft in 1755 een mooi symfonisch stuk voor de alpenhoorn geschreven; zijn symfonie 'Pastorella'. En Rossini nam een ‘Ranz des Vaches’ op in zijn Wilhelm Tell.
De revival van de alpenhoorn
Eind 18de eeuw was het bijna gedaan met de alpenhoorn. Niet alleenverboden op nationalistische uitingen in de Franse tijd waren hier de veroorzakers. Ook het toenemende aantal Sennereien in het dal maakte de koeherder en zijn lokhoorn overbodig. De dierenstonden rondom de boerderij in een afgerasterde wei in het dal en niet meer hoog in de bergen op de open Almweiden.
Op de 17de augustus 1805 was er op de 'Unspunnen' bij Interlaken een festival. Onder andere 'ter ere van de alpenhoorn' zoals het op de herinneringsmedailles staat geslagen. Het festival was druk bezocht, maar er kwamen maar twee alpenhoornblazers opdagen voor de wedstrijd: Ulrich Joss uit Walkringen en Ulrich Frutiger uit Ringgenberg. Ze deelden de prijs; de medaille en een schaap.
De keer erna - in 1808 - kwam er nog maar één blazer opdagen voor de wedstrijd: Hyronmus Jost uit Eggiwil. Er waren wel telkens blazers aanwezig om het feest van de juiste stemming te voorzien, maar zonder animo voor de wedstrijd.
In 1817 beschrijft de Berner Johann Rudolf Wyss voor het eerst de bouw van een alpenhoorn. Maar er moest eerst nog heel wat gebeuren om de alpenhoorn te behouden. De schilder Franz Niklaus König richtte zich rond 1820 tot de burgemeester van Bern en mede-organisator van de Unspunnen-festivals - Niklaus von Mülinen - en vroeg hem alpenhoorns te laten maken en ter beschikking te stellen.
Von Mülinen gaf op zijn beurt de heer Ferdinand Fürchtegott Huber - een muziekleraar uit Fellenberg/Hofwil die zelf alpenhoorn speelde - de opdracht te voorkomen dat de Alpenhoorn en zijn geluid zou verdwijnen uit de Zwitserse dalen.
De burgemeester liet een halfdozijn hoorns bouwen en gaf Huber opdracht het bergland in te gaan - Grindelwald leek hem een goede plaats om te beginnen - en daar leerling-blazers aan te werven.
Daarmee was er een nieuw begin in 1826. De cursisten mochten hun hoorn meenemen als ze er mee oefenden en ook in het openbaar zouden spelen. En het werkte: in 1868 noteerde Henrich Szadrowski 14 plaatsen (zgn. Blaaserei-en) in het Berner Oberland waar regelmatig op de alpenhoorn werd geblazen. Vaak nog als middel om geld te verdienen, zoals blijkt uit de eerste toeristengidsen uit die tijd.
Ook het weren van bedelende alpenhoornblazers deed de instandhouding van dit traditionele instrument geen goed. Zo verdween de hoorn steeds meer uit beeld. De georganiseerde bemoeienis met de alpenhoorn voorkwam dit gelukkig. Vanaf de 70-er jaren van de 20ste eeuw kwam er een revival van de alpenhoorn op gang.
De alpenhoorn van vandaag
De huidige alpenhoorn bestaat uit een houten mondstuk, een conisch stuk buis en de gebogen uitgang, de 'Chrump'.
Het mondstuk brengt de lucht in de buis in trilling en veroorzaakt zode toon. De buis is de versterker van de trilling c.q. de toon die via het mondstuk wordt veroorzaakt; net als bij elke andere hoorn. Het grote verschil met de parforcehoorn is dat de alpenhoorn helemaal van hout is. Daardoor is het geluid zachter.
Wie goed naar moderne alpenhoorns kijkt, ziet dat er twee modellen zijn: het Innerschweizer type en het Berner type. Het 'grote' verschil is dat het Berner type een wat ruimere bocht en een grotere kelk heeft.
Het mondstuk wordt tegenwoordig op de draaibank gemaakt en de buis en de gebogen uitgang uit een in twee stukken gesplitst stuk hout dat eerst verder op maat wordt gesneden - nu veelal met behulp van de frees en de computer - en daarna weer samengevoegd wordt tot de buis respectievelijk de uitgang.
De buis krijgt een omwikkeling van rotan. Vroeger werd van alles gebruikt om de twee helften bijeen te houden: touw, draad, linnen, wilgentenen, ringen van metaal of been, noem maar op.
De Chrump wordt veelal beschilderd meteen mooi motief of versierd met houtsnijwerk. Vooral Zwitserse motieven zoals een Almhut, koeien, gentianen en de Zwitserse vlag of een Kantonsvlag.
De kromming aan het einde zit er met grote zekerheid in omdat de blazer de hoornlengte en het bijbehorende gewicht niet opgetild kan houden en hij het geluid ook niet 'de grond in' wil blazen. Onder de Chrump zit nog een klein steuntje om te voorkomen dat de alpenhoorn daar beschadigd wordt.
De hoorn is meestal in drie stukken verdeeld om het vervoer eenvoudiger te maken. De aansluitingen zijn nu veelal van messing-bussen.
Het hout van de hoorn kwam vroeger meestal van een (dennen)boom die onderaan een natuurlijke kromming had omdat ie inde helling had gestaan tijdens zijn groei. Het ondereinde van de stam moest elk jaar de druk van de sneeuw opvangen en het verschuiven van de toplaag richting dal.
Tegenwoordig is dat met de computergestuurde frezen niet meer nodig. Elk goed stuk (dennen)hout is nu in de juiste vorm te frezen. En (telescopische) carbonhoorns zijn inmiddels ook een feit.
Daarnaast worden er ook nu nog wel hoorns gemaakt uit één stuk stuk hout. Dat wordt dan in de lengte doorgezaagd, uitgehold en weer samengevoegd.
Het geluid
Met de alpenhoorn zijn de natuurtonen in maximaal vier octaven te bereiken. Het geluid is zachter dan dat van een metalen hoorn. De reikwijdte - zegt men - is groter: tot 8 kilometer. De stemming en de lengte van de hoorn gaan hand in hand, net als bij elke andere hoorn. Meer dan 2,45 m (C) en langer is-ie in elk geval.
De standaardhoorn gestemd in Fis is 3,47 meter lang. In As 3,09 meter, in F gestemd is-ie 3,68 meter en in E 3,89 meter lang. Naar gelang de alpenhoornbouwer, kan er een paar centimeter in zitten.
Daarnaast is er nog de 'Büchel'; een houten hoorn gemodelleerd als bugel met een winding gestemd in C (2,20 meter) of in B (2,70 meter).
Het blazen
Geblazen wordt de alpenhoorn veelal in de buitenlucht. Er zijn hiervoor allerlei motieven te noemen, variërend van harmonie met de natuur of in balans zijn met die natuur. Het blazen als een vorm van meditatie of als levensstijl dan wel ter compensatie van het snelle leven van alledag. Voor mijn oor moet de alpenhoorn gewoon buiten geblazen worden.
Blazen kun je de Alpenhoorn alleen of in groepsverband. Blazers tref je aan in het hele Alpengebied. Maar ook Zwitsers die zijn geëmigreerd, hebben hun alpenhoorn meegenomen en zo kom je blazers en ook bouwers tegen in de VS en Canada. En via het toerisme ook in Japan.
Meer weten?
Lees dan het boek van Dr Brigitte Bachman-Geiser: ‘Das Alphorn vom Lock- zum Rockinstrument’. Het geeft een mooi startpunt met diverse insteken en veel verwijzingen en platen. En twee bouwtekeningen van een Alpenhoorn en van een Büchel: voor wie er zelf een wil bouwen. Verlag Paul Haupt / Bern / ISBN 3 258 05640 4, voor € 20 in de boekhandel te koop.
Ook de sites van Res Margot en Jan de Ruiter zijn voor de geïnteresseerde een bezoek waard.
Alphorn
Ein Alphorn hör' ich schallen, das mich von hinnen ruft;
Tönt es aus wald'gen Hallen? Tönt es aus blauer Luft?
Tönt es von Bergeshöhe? Aus blumenreichem Thal?
Wo ich nur steh und gehe, hör' ich's in süsser Qual.
Bei Spiel und frohen Reigen, einsam mit mir allein,
Tönt's, ohne je zu schweigen, tönt tief in's Herz hinein.
Noch nie hab' ich gefunden den Ort, woher es schallt,
Und nimmer wird gesunden diess Herz, bis es verhallt.
Justinus Kerner 1813
Zelf aan de slag
In maart 2007 kreeg ik op skivakantie in Adelboden de gelegenheid op mijn gemak kennis te maken met de alpenhoorn. Dat gebeurde op het terras van Pension Skiheim van de familie Allenbach.
Werner Spori (*1933 - +2018) - de oud-waard van Berghotel Hahnenmoospass - leende mij een van zijn hoorns en liet me drie dagen erop los oefenen. Aan het einde van de week speelden hij, zijn blaascollega Ruth en ik een aantal stukken samen. Een mooie ervaring! Het oefenen leverde al regelmatig bijval op van wandelaars die op de weg richting Aebi bleven staan om toe te luisteren. Ook 'Gruss aus Adelboden' bleek in Werner zijn map te zitten.
In de zomer van 2007 was ik bij Hansruedi Bachmann in Eggiwil die de hoorns van Werner bouwde. De heer Bachmann bouwt als gepensioneerd boer nu alpenhoorns. Hij leerde het van zijn schoonvader Ernst Schüpbach die op zijn 13de begon met hoorns bouwen. Zijn zoon is inmiddels de derde generatie alpenhoornbouwer.
Hansruedi had in zijn werkplaats nog een oude smalle alpenhoorn staan waarvan de beide helften met wilgentenen bijeengehouden werden. Een kort en smal gemensureerd instrument. Van ‘voor de Tweede Wereldoorlog’ naar zijn zeggen.
De Alpenhoren
Nu eens hoog en schel van toon,
Dan weêr krachtig, diep en schoon,
Is ‘t geluid van d’Alpenhoren;
In zijn langgerekt geschal,
Uit des herders borst geboren,
Woont de weemoed bovenal.
Hoor, zijn toon rolt statig voort:
Maar welk liefelijk akkoord
Schijnt om ‘t berggevaart te zweven?
Door de rotsen wordt de galm
Honderdvoud teruggegeven,
In een heiligen hemelpsalm.
Tegen elken storm bestand,
Trilt en beeft de de sterke wand
Voor den luchtstroom van den herder,
En die trilling deelt zich meê,
Kaatst terug en golft weer verder
In een breede klankenzee.
Keur van hemelharpgeluid
Zwelt de harde rotsen uit
En verkwikt de luistrende ooren;
Neen, geen klank zo schoon op aard,
Als de toon, door d’Alpenhoren
Opgewekt in ‘t berggevaart.
A. Winkler Prins
Terug naar de start