Een dag op drift

Een (goede) blazer is ook altijd welkom op een jachtpartij om mee te drijven en om de jacht cachet te geven. Dat hoort ook bij de taken zoals we die in de verenigingsstatuten van de JHB Sint Hubertus hebben vastgelegd: goede jachtgebruiken onderhouden.

Wonen in Limburg heeft dan het voordeel dat je vlot een keer in de Selfkant met Duitse jagers op pad gaat of met Vlaamse jagersvrinden in België. Een impressie van zo een dag.


Als verstandige mensen nog in op één oor liggen, zijn we met warme kleren bij de hand op weg naar Hubert. Het is nog donker buiten; het waait hard en het regent pijpenstelen. Bij Hubert parkeren we achterom en gaan via hun ‘zomerkwartier’ naar de doorleefde woonkeuken. De tafel is als vanouds rijkelijk gedekt en Huberts’ vrouw Hannelore geeft ons om beurten een welgemeende welkomstzoen.

Mee en mee schuiven er ook ander jachtvrienden aan tafel. Met een lekkere ‘tas’ koffie in de hand, terwijl we de berg voor gesmeerde boterhammen wegwerken, komen de nieuwe namen en nieuwe gezichten erbij. Jachtverhalen - deels Latijn - komen als vanzelf op de proppen. We breken op.

Om acht uur staan we in de felle wind op een parkeerplaats vlak bij de Preusswald. Daar is het verzamelen geblazen, en worden de groepen vastgesteld. Onder de ‘geweren’ wordt er geloot wie straks waar staat om zijn schot te wagen.
Een eerste (welkomst)dronk gaat er makkelijk in en de jachtdag wordt geopend met de bijpassende ‘Begroeting’ op onze jachthoorns. Wij drijvers worden verder aangekleed met een fel oranje hes. Voor het geval dat een jager mijn gifgroen jack met gele pet erboven en twee blauwe benen eronder toch voor een verkleed ree zou aanzien…

Bij de drijfjacht staan de jagers voorbij het perceel dat de drijvers uitkammen en schieten deze met de richting van de drift mee. Zij staan dan een hele tijd - in weer en wind - achter een dikke boom te wachten op wat de drijvers het bosperceel uit weten te krijgen. Dat kan lang duren en ook wel eens niets opbrengen.

We lopen het bos in. Gewapend met een stok en onze stem maken we de juiste hoeveelheid kabaal om het wild de goede kant uit te sturen. ‘Op-op-op-op-op’, ‘prrrrrrrrrrr’, of ‘hot-hot-hot’ klinkt dan om je heen. Pierrot geeft aan hoe we lopen. Hier recht doorheen. Hier, dat is dan een open veld, een bramenveld, een perceel met nog lage, jonge dennen - de takken mooi op ooghoogte - of een donker perceel met oude dennen. Af en toe menen we iets te horen en heel soms zien we ook een stuk wild. Meestal zien wij drijvers meer dan de jagers.

Na een stuk van de drift staan we stil om de drijvers weer op één lijn te krijgen. Voor ons is een oplopend stuk terrein met een bramenberm voor de bomen. We houden zo’n tien meter afstand van elkaar. Mijn 'buurman' wil me iets vertellen en om hem beter te verstaan, loop ik een paar passen naar hem toe. Plots breekt vlak naast mij een ree uit de bramenberm waarnaar ik al een hele tijd heb staan kijken, maar niets heb gezien. We zien met een aantal drijvers het ree statig, maar als een speer uit de boog en met grote sprongen, de kant uitlopen waar wij net vandaan komen. Ik wens haar in stilte een goede dag.

Na een tweetal driften is er een koffiepauze. Terwijl we bij de terreinwagen staan met de warme en koude dranken die weer warmte veroorzaken, gaat de inmiddels druilerige regen over in fijne sneeuw. Hij blijft vrijwel meteen liggen. Aan sfeer geen gebrek. Het lijkt er alleen leuker op te worden.


Na nog een drift - niets gezien of gehoord - gaan we op naar de middagmaaltijd: het Schüsseltreiben. In de grote cafézaal gaan de natte bovenkleren uit en op de verwarming zodat ze warm en liever nog droog zijn voor de middag. ‘Zum Essen’ blazen hoort erbij en dan gaan we aan tafel: soep, broodjes, koffie en als afronding een pilsje.

Tegen de tijd dat we bijna rozig worden, gaan de truien, jassen, mutsen, dassen en overbroeken weer aan en gaan we op weg voor de middag. Achter in de auto naar de startplaats.

Pierrot weet via de portofoon wanneer alle ‘geweren’ op de afgesproken plaats weer in een rij opgesteld zijn. Zij stil achter een boom, terwijl wij de drift aanblazen en op pad gaan.

Door een stuk bos en onder prikkeldraad door een berkenperceel binnen. Daar staan we een hele tijd te wachten. Dan verder.

Volgens Hubert door een stuk terrein waar altijd wel een paar reeën zitten. We horen we wel wat voor ons weglopen, maar zien in de dichte begroeiing niets. We persen ons door een dichten donker dennenperceel. En staan weer op de opeen open vlakte waar de varens bruin bevroren en geknakt tegen de grond liggen.
Op zo een open plek tref je ook nog wel eens een restant van een eerder treffen tussen jager en gejaagde, meestal het skelet van een of ander beestje dat in de loop van de zomer daar opgepeuzeld is.

Ga je mee drijven dan loopt je ook vaker door stukken natuur waar verder niemand komt en ziet dan de kleine wonderen in de natuur. Heel kleine varens en mossen, zacht als hoogpolig tapijt. Of een stuk nat zompig terrein waar met moeras de bomen doet rotten. Het najaarslicht, schemerig en dan weer fel. Hagelbuien dan weer zon. Grijs en sneeuw. Je beleeft zo'n dag. Soms tot op het bot.

Deze drift levert niets op. Wij zien en horen verder niets en de jagers zijn blij als ze weer een stukje kunnen lopen. Zo warm als wij het hebben, zo koud hebben zij het. We lopen terug en komen nog langs een fraaie dassenburcht.

De laatste drift van vandaag. We drijven in een open terrein de schemering tegemoet. Daar schieten twee reeën voor onze neus weg in de richting van de jagers. Tellen later horen we een aantal schoten vallen. Later horen we van de jagers hoe dichtbij maar ook hoe vlug die reeën waren. Hubert die achteraan in de rij stond, had de beste kans en met een goed schot heeft hij een ree geschoten. Het is op de plaats neergegaan. Later bij het bekijken van het ree, mengt zich lof met jaloezie. Hubert breekt het ree vaardig vlot open en maakt het zover nodig schoon.

Daarna lopen we naar de jachthut aan de rand van het bos met uitzicht de weilanden. Onderweg valt het daglicht weg en maakt plaats voor schemering. Tegen de lichte achtergrond van de weilanden herkennen we de hut. Het ree met een dennentakje in de mond leggen we bij het kampvuur. Wij blazen 'Ree dood'.

Daarna gaan we naar binnen. De hut is gezellig verlicht met kaarslicht. Bij de kachel met soep, broodjes, koffie en sterkers is het vlot gezellig napraten over een mooie dag drijven en jagen in het bos..


Terug naar de start