Jean Louis Duc Dekking

een burgerslachtoffer die stierf in een uniform




‍ 

Op 4 mei houden wij onze Dodenherdenking. Staan we 2 minuten stil. Noemen we in Eygelshoven de dorpsgenoten op die stierven in de oorlog en daarna in gewapende conflicten. Een naam is die van Jean Louis Duc Dekking.


Duc Dekking (* 13-10-1922 te Leiden) sterft in Aken (D) in een uniform van de Amerikaanse strijdkrachten en ligt nu begraven op de Gemeentelijke Begraafplaats aan de Tongerseweg in Maastricht (R 1 B).


Gestorven in US-uniform
De heer Bergers uit Maastricht meldde mij dit: ‘Duc Dekking kwam in december 1944 om aan het front in Duitsland. Aangezien hij gekleed was in een Amerikaans uniform en in het bezit was van een zakboekje van het Amerikaanse leger, werd zijn stoffelijk overschot op 8 december 1944 begraven op een Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten. 

Maar vrij snel daarna werd - op basis van nader onderzoek - vastgesteld dat het om een Nederlandse burger ging. Het zakboekje bleek namelijk op naam te staan van een Amerikaanse soldaat die nog in leven was. 

Deze Amerikaanse soldaat verklaarde dat hij Dekking ergens op weg naar het front ontmoet had en dat hij op diens verzoek een Amerikaans uniform en zijn zakboekje aan hem verstrekt had. Hij wist ook te vertellen dat het om Jean Dekking ging, zoon van Henri Dekking, wonende Berkenweg 26 te Amersfoort.
De plaats waar de ontmoeting en overgave van kleding en zakboekje plaatsgevonden had was niet bekend en de plaats waar het lijk gevonden was mocht om militaire redenen niet genoemd worden.’


Herbegraven in Maastricht

Aangezien het niet om een Amerikaanse soldaat ging, werd het stoffelijk overschot van Jean Louis Duc Dekking opgegraven en op 18 december 1944 door de Amerikanen overgedragen aan het Nederlandse Militair Gezag in Maastricht. Een dag later werd zijn lichaam van gemeentewege begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Tongerseweg in Maastricht.


Volgens opgave van de Oorlogsgravenstichting was hij ‘correspondent’. Dat wordt ook bevestigd in het register van overlijden van de Burgerlijke Stand in Maastricht: ‘Te velde gesneuveld, correspondent.’


‘Een akte van overlijden heb ik (Bergers) echter niet gevonden. Hij was zeker geen militair in het Amerikaanse leger (hoewel zijn familie dit wel nog in een overlijdensbericht d.d. 14-8-1946 meldt) en ook niet bij het Nederlandse leger. Zijn naam komt immers niet voor in het personeelsarchief van de Kon. Landmacht en ook niet in het archief van de OD/Ned. Binnenlandse Strijdkrachten.

Verder wordt als overlijdensdatum 10 december 1944 genoemd en als plaats van overlijden Aken (website Oorlogsgravenstichting). Ook daar moet ik (Bergers) van uitgaan. Opmerkelijk is wel dat in de verklaring van Captain Bailey van het Amerikaanse leger staat dat het lichaam van Dekking op 8 december 1944 begraven werd op de US Army Military Cemetery. Als die opgave klopt, dan kan Dekking onmogelijk op 10 december 1944 omgekomen zijn.’  


De heer Roebroeks van RHCL in Maastricht gaf me nog een register van de Algemene Begraafplaats in Maastricht en daar staat Dekking gemeld als ‘soldaat’ en ‘tolk in Amerikaans leger’. Ook dat lijkt niet juist, want personen in dienst van de Amerikanen hadden een ID-papier daarvan.


Uit informatie van de Oorlogsgravenstichting blijkt dat zijn eerder adres in de Meineszlaan in Rotterdam was. Ook staat daarin te lezen dat hij illegaal werk in het oosten van het land zou hebben gedaan.

Opgepakt in Rotterdam na onderduiken
De heer Van Heijningen van het NIOD meldde me echter dit: ‘Ik heb niet kunnen vaststellen dat de heer Dekking verzetswerk heeft verricht in het oosten van het land. Zijn naam komt voor in een naoorlogs strafdossier dat op naam staat van de Nederlandse SD-agent Bosschieter. Uit dit dossier blijkt dat Dekking in Rotterdam zat ondergedoken om aan de Arbeitseinsatz te ontsnappen toen hij 10 oktober 1943 werd gearresteerd.’

Mevrouw Van de Pavoordt stuurde mij zijn arrestantenkaart uit het Stadsarchief Rotterdam waaruit blijkt dat hij ‘cellulair’ (alleen) moest worden opgesloten. Vanaf 11 oktober zat hij in de strafgevangenis Scheveningen en werd op 19 januari 1944 overgebracht naar kamp Vught. Daar is hij op 11 augustus 1944 vrijgelaten op voorwaarde dat hij weer zou gaan werken in de mijnen van Eygelshoven. 


Via Kamp Vught terug naar Eygelshoven

Van de heer Van Heijningen kreeg ik ook zijn kaart van het kamp Vught. Daarop staat als Dekking’s adres Laurastraat 48 in Eygelshoven; het voormalige Gezellenhuis. Dus hij was al in Eygelshoven geweest vooraf aan zijn onderduiken.


De heer Royakkers van RHCL meldde dat het archief van de Eygelshovense kolenmijnen Laura en Vereeniging niet meer voorhanden is. ‘Uit het archief van het AZL, heb ik wel de kaart van J.L. Duc Dekking kunnen lichten. Hij is in dienst getreden op 13 juli 1943 en aangenomen als “sleeper” en als datum van ontslag staat 1 november 1944 vermeld. Als reden van ontslag staat “willekeurig verzuim” genoteerd. Als “laatste dienst’”staat er de datum van zondag 5 september 1943.’

Uit die AZL-kaart blijkt ook dat Dekking correspondent was bij de Bedrijfsgroep Houtverwerkende Ambachten in Den Haag, voor hij in maart 1943 in de ‘Organization Todt’ als grondwerker aan slag moest.

Daarna werd hij begin juli 1943 naar Eygelshoven gestuurd om in de mijn te gaan werken. Dat werd de Laura met woonadres het Gezellenhuis; Laurastraat 48. 

En na zijn tijd in Kamp Vught weer naar Eygelshoven werd teruggestuurd in augustus 1944. 

Eigenlijk wel humor. Want ik las in dhr Fred Cammaert’s boek ‘Het verborgen Front’ op pag 674: ‘In Eygelshoven trad F.H. Soomers op als duikhoofd. Hij kreeg assistentie van onder anderen F. Kortbeek, G.A.J. Franssen en kapelaan P.J. Keybets. Veel onderduikers konden terecht in het Gezellenhuis van Eygelshoven, beheerd door J.S. Schoffelen.’ 

Dekking moet zich daar in tweede instantie goed thuis gevoeld hebben. Want met Scheveningen en Vught op zijn ‘CV’ zal hij in het Eygelshovense Gezellenhuis en zekere ‘status' hebben had. 


Tewerkstelling in Eygelshoven vooraf aan onderduiken

Daarmee valt ook alle info op zijn plaats. Dekking’s indiensttreding op dinsdag 13 juli 1943, zijn ‘laatste dienst’ op 5 september 1943, dan zijn onderduiken en arrestatie in Rotterdam, verblijf in Scheveningen en Vught vanwaaruit hij weer terug naar Eygelshoven wordt gestuurd. 

Vermoedelijk is hij wel naar Eygelshoven gegaan, maar hij heeft daar niet meer in de mijn gewerkt. Want in 1943 noteert AZL voor Dekking 37 ‘sjiechten’ in 7,5 weken, maar vanaf midden augustus 1944 geen enkele en krijgt hij op 1 november 1944 ontslag wegens ‘willekeurig verzuim’.
Een logeer-adres van Dekking in 1944 was bij de familie Lemmens-Bisschops (toen) wonende 

(Oude) Bergstraat 7 in Heerlen-Molenberg.
Het verhaal van mevrouw Lemmens-Bisschops leest u hieronder.


De heer Docter, secretaris Documentatiegroep ’40-‘45, voegde dit toe aan de arrestatie in Rotterdam: ‘Op 10 oktober 1943 is Dekking samen met Simon Luitse - alias Robert (Bob) van Vooren - Jan Horstink, Diek Greidanus en Frans Bos opgepakt. Wat hij in het Rotterdamse verzet deed en wat er is gebeurd tussen zijn arrestatie eind 1943 en zijn overlijden in 1944 is ons onbekend.’


Beslist geen Nederlands militair

De heer Mul van het Nationaal Archief bevestigde me ook dat Dekking geen militair was: ‘Naar aanleiding van uw verzoek tot onderzoek laat ik u bij deze weten dat ik op naam van Jean Louis Dekking (13-10-1922) geen informatie heb aangetroffen in het archief van de Ordedienst / Binnenlandse Strijdkrachten 2.13.137.’

Ook niet in dienst van het US leger
Conform de verklaring van Mr. Gabriel Henri Louis van Oordt* in het rapport van de gemeentepolitie Wassenaar ontving de familie Dekking nog een laatste bericht van Jean, te weten een foto van hem in een Amerikaans uniform. Hij droeg het nummer “ASN 6886671”.  Op de achterzijde van de foto stond: “CO.F 120 I.N.F. A.P.O. 30 U.S. Army”.
Het 120e Infantry Regiment onderdeel van de 30e Infantry Division/Old Hickory en de F Company kan kloppen, maar het ASN bijkt niet te bestaan of niet juist.

Ook het zakboekje van een vreemde Amerikaanse soldaat duidt hierop. Wie als Nederlander lid was van de US strijdkrachten had papieren om dat te staven.

Op de kaart uit de US Library of Congres gedateerd 8-12-1944 is de 30 Inf Div - waarvan het 120 Inf Reg een onderdeel was - ingetekend ten NO van Aken.

‍ 
* Mr. Van Oordt woonde Duinvoetlaan 10, Wassenaar. Hij was zogezegd een buurman van de familie Dekking totdat zij in 1946 naar Mexico vertrokken.


En een aardige majoor bij het huidige 120e IR is nog op zoek naar sporen van Dekking.


Schilderij

Guus Dekking hielp me om Duc Dekking een gezicht te geven. Hij kwam tijdens zijn onderzoek naar de familie-geschiedenis van de Dekkings ook dit verhaal van Harrie Bergers en mij tegen: Duc Dekking geschetst vanuit Eygelshovens perspectief.
Begin augustus 2021 stuurde hij mij deze foto. Niet dè foto, maar een schilderij op basis van die foto.
Guus Dekking legde contact met de kinderen van de beide broers van Duc Dekking. Een nichtje heeft het schilderij in haar bezit; ze kreeg dat via haar vader Martin Dekking. Haar zus kan zich herinneren de bedoelde originele foto vroeger op het bureau van haar vader Martin te hebben zien staan.
Bij het schilderij gaat dit verhaal in de familie: “Duc Dekking stierf toen hij een brug opblies. Dankbare dorpsbewoners hebben vervolgens een schilderij laten maken en dat de ouders van JLD aangeboden.” Eygelshovense dorpsbewoners?

Oostelbeers
Via Guus Dekking begreep ik ook dat Duc van september 1939 tot augustus 1940 ingeschreven was in de gemeente West-Midden-Oostelbeers.

Bij zijn adres staat ‘De Witte Bergen’. Daar werd in 1939 een vormings- en ontspanningscentrum opgezet door de Stichting H.-Joannes Bosco. Een stenen bivakhuis, de zogenaamde 'Heihoef' en de daarbij behorende groene houten barakken waren het eerste resultaat. Kort daarna aangevuld met een kapel en een zwembad. 

In 1954 werd het kamp 'De Witte Bergen' opgeheven en het achtergebleven complex werd door het toenmalige Ministerie van Oorlog nog enkele jaren als legerplaats gebruikt.



Mevrouw Lemmens-Bisschops - Rechtvaardige onder de Volkeren

Mevrouw Sibilla (Bella) Antonia Maria Lemmens-Bisschops (Kerkrade 1901 - Heerlen 1994) had een joodse moeder en was getrouwd met Josephus Gerardus Antonius Lemmens (Venray 1897 - Heerlen 1962) — in de oorlog chef personeelszaken ON II in Heerlen. Ze woonde aan de Bergstraat 7 in Heerlen-Molenberg.


Vanwege haar joodse moeder (Elisabeth Bisschops-Yosa) had ze veel verwanten, vrienden en kennissen in joodse kringen. Daardoor kwam de Jodenvervolging al in een relatief vroeg stadium van de oorlog onder haar aandacht en besloot ze er direct iets aan te doen, en startte ze in 1942 met haar oudste dochter de hulpverlening aan joden in Heerlen.


Aanvankelijk verborg ze twee joodse kennissen in haar huis. Vervolgens bouwde ze door ruimtegebrek in Heerlen een netwerk van veilige huizen op waar joden zich konden verschuilen. Slechts enkelen van hen waren in staat om financieel bij te dragen aan hun onderhoud. Sibilla ging daarvoor zelfs tot het uiterste om 1.000 gulden te lenen van haar broer. De bonkaarten werden lokaal "georganiseerd". 

Vanaf de zomer van 1943 nam de LO de zorg voor de joden over. Haar alliantie met de LO ging gepaard met een enorme toename van het aantal vluchtelingen dat onderdak zocht. 

Haar man was 20 maanden gegijzeld in Sint Michielsgestel en vanuit die gevangenis steunde hij haar gepassioneerde toewijding aan het redden van mensen door haar clandestiene briefjes te sturen. 

Later kreeg ze ook via andere organisaties Joodse medeburgers toegezonden, die in de omgeving werden ondergebracht in het netwerk van veilige huizen dat zij opbouwde.


Haar toen 17-jarige zoon was ook actief betrokken. Naarmate het aantal mensen dat toevlucht zocht toenam, werd Sibilla's leven steeds meer in gevaar. Haar huis is drie keer doorzocht. 

Tweemaal werd ze van tevoren gewaarschuwd, maar bij de derde gelegenheid kwam de waarschuwing echter te laat en Sibilla stopte de soldaten een tijdje door hysterisch te eisen dat ze onmiddellijk naar de Ortskommandant zouden worden gebracht. De verbijsterde mannen voldeden aan haar eis, ze schreeuwde tegen de Ortskommandant en ontkende dat ze Joden verborg, en hij bood haar vervolgens zijn excuses aan.
De doktoren ontdekten dat Sibilla een hartkwaal had, maar toch zette ze haar verzetswerk voort tot aan de bevrijding op 17 september 1944. Na de bevrijding slaagde Sibilla er langzaam in haar krachten te herwinnen met de hulp van haar man en kinderen.

De Nederlandse regering kende haar het Verzetsherdenkingskruis toe voor haar werk in oorlogstijd. Op 20 maart 1994 erkende Yad Vashem Sibilla Antonia Maria Lemmens-Bisschops als Rechtvaardige onder de Volkeren.

Met dank aan Sjef Vossen.


Oorlogsgraf
De uniforme grafsteen die de Oorlogsgravenstichting gebruikt, is niet alleen uitsluitend voor militairen, maar voor alle oorlogsslachtoffers die de Oorlogsgravenstichting als volgt omschrijft: “Oorlogsslachtoffers zijn volgens onze definitie burgers en militairen die in de strijd met de vijand of door hun handelingen of houding tegenover de vijand het leven hebben verloren. Ook mensen die tijdens de door de vijand opgelegde internering of vervolging overleden zijn, rekenen we hiertoe.”



Het Gezellenhuis in Eygelshoven
Uit het dagboek van kapelaan Keybets: ‘Begin mei 1940 was tot rector van het gezellenhuis Anton van den Bosch uit Weert benoemd. Spoedig was het gezellenhuis weer bewoond door eerwaarde zusters en jonge mijnwerkers uit alle delen van Nederland (±160 bewoners), omdat ze anders gedwongen werden in Duitsland te gaan werken. Omdat de mijnen van zoveel belang waren voor de oorlogsindustrie, hoefden gelukkig niet veel jongemannen van onze parochie naar Duitsland. 

Wel werkten veel jongens en meisjes uit deze streken in het grensgebied, vooral in Aken. 

De ongeveer 20 jongens die verder weg in Duitsland werkten, tot in Oostenrijk toe, kregen geregeld via de Katholieke Actie pakjes met levensmiddelen en brieven.’

Die eerwaarde zusters, dat waren de ‘Kleine Zusters van de Heilige Joseph’ uit Heerlen.



Jean Louis Duc Dekking’s familie

Zijn ouders waren H.L. (Henri) Dekking (* 7-2-1892 in Haarlem - 1967) en W. (Woutera) M.J.A. Dekking-Delgijer (* Malang-Indië). Zij woonden in 1946 in Mexico Stad waar hij werkte als handelsraad in de Nederlandse gezantschap, zo zegt de Leidse Courant van 9 juni 1950. Eerder woonden ze aan de Duinvoetlaan 16 in Wassenaar. 

H.L. Dekking staat vermeld in 1916 in ‘Oost-Indië: Stamboeken Ambtenaren en Gouvernementsmarine.’ Daarin als eerste officier bij de ‘Gouvernements Marine’. Hij was daar als stuurman aan het werk.


Pa Dekking was ook een sportief type dunkt mij. Want in 1934 schrijft hij zich als lid van de Vrijwillige Burgerweer R’dam voor de 4-daagse; 4 x 50 km. En in het Gedenkboek 25 jaar Olympisch Comité 1937 meldt H.L. Dekking bij de Nederlandse Bobsleigh Club Davos. In de Olympiade in St Moritz 1928 zit hij in de 5-mansbob: piloot Curt van de Sandt, Henri Dekking, Paul Delprat, J.H.P.F. Menten en jhr. Edwin Texeira de Mattos.
Hij was zeer beslist een self made man. Van weeskind naar stuurman, werkte hij na zijn marine-tijd in de handel en eindigde zijn carrière als handelsattaché in Mexico.

H. (Henri) G.G. Dekking, zijn broer, wordt in de overlijdensannonce van Duc geplaatst in de Mary Hill Baracks in Glasgow. Daar ontstond de troepenmacht die vanaf 1945 naar Indië werd gestuurd als Expeditionaire Macht of Eerste Divisie/7 December Divisie. In een artikel in een US krant in 1981 blijkt dat hij daar deel van uitmaakte. Een naam met dezelfde initialen zag ik op het web terug in verhandelingen over polymeren (chemie).
Een persoon met de initialen van de derde broer - M. (Martin) A.F. - kwam ik tegen in het telefoonboek, maar hij bleek in 2004 overleden.
Via Linkedin kreeg ik contact met dhr Guus Dekking. Hij had mijn (bovenstaand) verhaal gelezen en ging verder op zoek naar de foto. Dat werd geen foto maar een schilderij dat gemaakt is op basis van de foto.
Van hem begreep ik dat de broers van Duc beiden in de USA zijn gaan werken en ook dat Martin  in het verzet heeft gewerkt en twee keer door de Duitsers werd opgepakt maar telkens weer wist te ontsnappen. 

Een bijzondere familie, de Dekkings.


Terug naar de start