De crash van RAAF-460 EE167 in Schinveld

Wat begon in 2004 met het uitzoeken waarom de Canadees Matheson al voor het einde van de oorlog weer thuis was, werd een nog steeds groeiend verhaal. Van zoeken en kennis nemen tot kennis maken, van bezoekjes in Schinveld tot bezoek uit Engeland en tot nieuwe vriendschappen. Een crash die 70 jaar na datum nieuwe verbindingen legde tussen Schinveld, Engeland en Australië. En resulteerde op 14 juni 2015 ook in een monument voor de omgekomen bemanning.

Lees meer over de onthulling van het monument in 2015.
Er is ook een FB-pagina inzake de EE167.


Binbrook - Schinveld: een vliegtuig dat niet terugkeerde, de EE167

Uit het jaarboek van de Schinveldse Heemkundige vereniging De Veersjprunk 1994.


In die letterlijk en figuurlijk donkere nachten van de Duitse bezettingstijd bracht het monotone gebrom van de hoog overtrekkende bommenwerpers hoop in de harten van het geknechte volksdeel en angst in die van hen die tot de bezettende macht - en haar handlangers - behoorden.


Tommies waren het die daar hoog in de duistere hemel op weg gingen om de gehate vijand een koekje van eigen deeg te geven. En eens, eens zou de tijd komen waarop die Tommies naar Nederland en dus ook naar Schinveld zouden komen. Als mensen van vlees en bloed en dan niet belichaamd in een groot vliegtuig, zo onbereikbaar hoog in de lucht. Vóór het echter zo ver was, zouden nog heel veel, te veel, van die onbereikbaren uit de lucht komen vallen en hun jonge leven eindigen in een land dat soms zo erg ver van hun eigen vaderland was gelegen.

In die zwarte nachten vlogen de Engelsen van de RAF, de Royal Air Force, of delen van die luchtmacht uit de gemenebestlanden. Overdag trokken de Amerikanen, meestal van de Eighth Army Air Force (de Mighty Eight) hun witte condensstrepen langs de hemelkoepel. En zowel in die nachten als overdag waren de Duitsers paraat om te trachten zoveel mogelijk vijanden het bombarderen van hun 'Heimat' te beletten. Felle luchtgevechten woedden aan de hemel die er niet zelden in eindigden dat een of meer vliegmachines, vriend en vijand, vroegtijdig en gewelddadig naar beneden kwamen vallen.

In het luchtruim van Nederland was dat van 1940 tot 1945 het geval met ongeveer zevenduizend vliegtuigen waarvan er naar schatting alleen al in Limburg zo'n vijf- tot zeshonderd 'crashten'. Schinveld had wat dat betreft in die bezettingsjaren geluk: zover ik heb kunnen nagaan, kwam 'slechts' één machine op haar grondgebied neer en daarover handelt dit artikel.


Minstens twee zaken hadden die vliegers van vriend en vijand destijds met elkaar gemeen:ze waren militair, maar vooral en meestal in de eerste plaats waren ze hartstochtelijk piloot; verknocht aan het vliegen. In vredestijd zouden de Duitse, Engelse en Amerikaanse vliegeniers het waarschijnlijk prima met elkaar hebben kunnen vinden. In oorlogstijd eindigde hun ontmoeting echter maar al te vaak in een dramatische dood. Dat was ook in de nachtvan 14 op 15 juni 1943 boven Schinveld het geval. Zij die er getuige van zijn geweest,

zullen her nooit vergeten: een brandend vliegtuig scheerde met veel lawaai over het dorp om even later te pletter te slaan in een bosperceel tussen de 'Ruscherhof' en de Emmastraat, achter de voormalige Curver-plasticfabriek. Die 15de juni wist men in Schinveld al gauw te vertellen dat het een Engelse bommenwerper was geweest die in dat bosje z'n vroegtijdig einde had gevonden. En er waren verschillende dode piloten gevonden. Een enkeling wist later te vertellen, dat het een Lancaster bommenwerper was geweest. Zo'n grote, viermotorige.


Maar wat was het nu precies geweest? Wat was er gebeurd? Helaas weet ik meer te vertellen over het vliegtuig dan over de ongelukkige inzittenden. Dat waren in Ieder geval zeven mannen. En het waren geen Amerikanen zoals wel gedacht is. De bemanning bestond uit 5 Australiërs, een Engelsman en een Canadees. Een gemengde bemanning dus! Wat ik van hen weet, volgt hier.


Het toestel - inderdaad een Lancaster, codenaam AR-R, de grootste en beste

bommenwerper die de Britten in de Tweede Wereldoorlog in de strijd wierpen - werd gevlogen door de 23-jarige Flight Sergeant George Robert Cope. Hij werd daarin bijgestaan door de boordwerktuigkundige (Flight Engineer), die tevens als co-piloot optrad. Deze functie werd bekleed door sergeant Ernest Booth (info neef Bert Booth).

Ernest Booth was op deze vlucht de vervanger van de gebruikelijke FE; EJ Hartfield. Die moest aan de grond blijven omdat hij in het ziekenhuis lag waar hij een verstandskies getrokken kreeg.

De bommenrichter, die tevens neuskoepelschutter was en zijn plaats vóór in de neus van de grote machine had, heette Douglas Douds en was eveneens Flight Sergeant. Hij was 21 jaar oud.


De radio-verbindingen werden onderhouden door de 32-jarige Douglas Henry Crouch, ook een sergeant. Als navigator trad op de enige officier van de bemanning: de 34-jarige Flying Officer Hugh Lyons Gordon, een advocaat. De resterende functies aan boord waren die van staartkoepelschutter en rugkoepelschutter. Staartschutter is de 21-jarige Flight Sergeant Donald Scott Finlason en Flight Sergeant William (Bill) R. Matheson is de ‘mid upper gunner’.


Met uitzondering van Booth en Matheson maakten zij deel uit van de Royal Australian Air Force (RAAF), en waren zij ingedeeld bij het 460 Squadron. Dit squadron was een zogenaamd Australisch squadron hoewel Booth tot de Engelse RAF behoorde en Matheson tot de Royal Canadian Air Force (RCAF).

De vijf Australiërs vlogen die nacht hun 16e Operation, net als Matheson; Booth vloog zijn 18de.

Op de foto rechts: Donald Finlason.


Zo'n squadron telde meestal ongeveer 15 vliegtuigen. Waarom de Engelsman en de Canadees deel uitmaakten van deze bemanning, is mij niet bekend.

De vijf Australiërs hadden samen getraind om een 5-persoons bommenwerper te vliegen, maar gingen over op een bommenwerper waar 7 personen in moesten samenwerken. Vandaar dat er twee extra bemanningsleden bij kwamen - de Brit (als vervanger voor een andere boordwerktuigkundige) en de Canadese ‘mid upper gunner’.

Het vliegtuig was die avond opgestegen vanaf de basis Binbrook in Engeland om, gezamenlijk met 198 andere Lancasters en 6 Mosquitos, de stad Oberhausen te gaan bombarderen. Daarvoor hadden ze deze bommenlast aan boord: 'Bomb load 1x4000lb, 56x30lb, 690x4lb incendiaries'.


De onfortuinlijke bemanning van de ‘Schinveldse Lancaster’ zou aan bombarderen echter niet toekomen. Hun collega's in de andere toestellen hadden meer succes: in Oberhausen werden bij het bombardement 267 gebouwen vernield en 584 zwaar beschadigd. 85 bewoners van de Duitse stad kwamen om in de vuurzee terwijl nog eens 258 anderen gewond raakten.

Volgens de Britse legerleiding gingen die nacht 17 Lancasters verloren. De Duitsers hielden het op 20 stuks. Het 460 Squadron was daarbij wel heel zwaar getroffen:behalve de 'kist' die in Schinveld neerging, stortten nog twee van haar Lancasters die nacht neer. Eén in België en één in Schellingwoude. De Lancaster die in Schinveld zijn eerste/laatste vlucht beëindigde, was op de romp voorzien van de geschilderde letters AR-R (AR is de code-aanduiding voor het 460 Squadron) en van het eigen serienummer EE167.

Het was een splinternieuw vliegtuig van het Lancaster type B III. Dat wilde o.a. zeggen, dat het toestel uitgerust was met vier Merlin 28 motoren. De vliegmachine maakte deel uit van een serie van 620 Lancasters die door AV Roe in Chadderton in 1941 besteld waren en welke serie werd gebouwden afgeleverd van november 1942 tot en met juni 1943. Van deze serie werden 491 stuks als type B III gebouwd en de rest als type B I. De EE167 werd op 8 juni 1943 in gebruik genomen. Dus toen piloot Cope op de late avond van 14 juni 1943 in Binbrook opsteeg om in de lucht met vele andere bommenwerpers te verzamelen voor de gevaarlijke vlucht naar Oberhausen, was zijn machine pas zeven dagen oud!


Toen de stroom bommenwerpers, waaronder de EE167, het vaste land naderde, werd daar op de diverse bases van de Luftwaffe alarm geslagen, Vooral op die bases waar zogenaamde 'nachtjagers' gestationeerd waren. Deze nachtjagers waren ingedeeld bij ‘Nachtjagdgeschwader' waarvan het Geschwader nummer1 werkzaam was boven Nederland. Zo lag de 'Erste Gruppe' van het Nachtjagdgeschwader 1', aangeduid als I.NJG 1, op de Fliegerhorst Venlo/Herongen. Zo'n 'Gruppe' omvatte meestal drie 'Staffel' van elk ongeveer 10 vliegtuigen. Dat waren veelal tweemotorige Messerschmitts van het type 110 gewoonlijk aangeduid als Bf-110. Dit vliegtuig had zich, na aanvankelijk voor andere doeleinden ingezet te zijn (waar het niet voor deugde) ontwikkeld tot een uitstekende nachtjager. Het had een bemanning van twee koppen: de piloot en een man die de dubbele functie van 'Funker' en boordschutter uitoefende. Deze zat in de lange en smalle cockpit achter de piloot. Later in de oorlog kwam er nog een derde man bij: een vaste boordschutter zodat de marconist zich geheel aan zijn in voor de nachtjacht, onontbeerlijke, taak kon wijden.


Het gaat in het bestek van dit artikel te ver om uit te wijden over organisatie en opzet van de Duitse nachtjacht. Het was samenspel van radarpostbemanningen op de grond, de Jägerleitoffizier en de vliegtuigbemanning. Vanaf de grond hield de Jägerleitoffizier contact met de Funker in het vliegtuig. Hij praatte de nachtjager tot bij de bommenwerper en dan moet de jachtjagerbemanning het met zijn eigen boordradar oppikken en de machine afschieten.

Meestal gebeurde dat door eenstukje onder de bommenwerper te gaan vliegen en zich aan te passen aan diens snelheid. Omdat de meeste Engelse bommenwerpers aan de onderzijde 'blind' waren, wisten de neergeschoten bemanningsleden, die het overleefden, later vaak niet te vertellen door wie of wat hun vliegtuig geraakt was. De piloot van de nachtjager trok zijn machine namelijk steil omhoog en in die beweging schoot hij op de vleugeltanks van de tegenstander, waardoor dat toestel in brand vloog. Deze methode werd door de nachtjagerbemanningen een aanval 'Van-achter-onderen' genoemd.


Eén van de 'azen' van vliegveld Venlo was in die junimaand van 1943 de Hauptmann Manfred Meurer. Hij had op dat moment al 41 overwinningen geboekt op geallieerde vliegtuigen en ook hij steeg die nacht op om op zoek te gaan naar de toestellen die het Nederlands luchtruim binnen waren gevlogen, op weg om zijn vaderland te gaan bombarderen. In zijn Me-110 zat zijn Bordfunker de Oberfeldwebel Scheibe met wie Meurer zijn meeste overwinningen behaalde. Scheibe zou trouwens de eerste marconist van de Duitse nachtjacht zijn die de hoge onderscheiding het ridderkruis, kreeg uitgereikt. In de vroege morgen van 15 juni 1943 - na 01.02 uur want toen haalde hij boven Weert zijn 42ste vliegtuig neer (de Lancaster W4936 van RAF 44)maar wordt ook door FLAK-batterijen 3./591 en 4./591 geclaimd- maakte Meurer contact met de nietsvermoedende bemanning van de EE167. Een dodelijk contact...

Ergens boven Sittard wist Meurer de viermotorige Lancaster met zijn boordgeschut te raken en de machine vloog in brand. Wie zal zeggen wat er in de hoofden van de ongelukkige bemanningsleden omging op het moment dat zij beseften dat hun vliegtuig de veilige basis in Engeland nooit meer zou halen? En waarom is de bemanning niet in haar geheel 'uitgestapt'? Vragen waarop wel nooit iemand een antwoord zal krijgen. De Brits bemanningen hadden over het algemeen een bijna heilig vertrouwen in 'hun' piloten. Misschien heeft Cope geprobeerd ergens een noodlanding te maken wat een aantal bemanningsleden ongetwijfeld een beter idee geleken zal hebben dan een ongewisse sprong met een parachute in een verduisterde wereld. Misschien ook zijn er door het salvo van Meurer bemanningsleden gewond geraakt, waardoor zij niet konden springen en heeft de piloot hen niet aan hun lot willen overlaten en daarom besloten te trachten de kist aan de grond te zetten. Hoe het ook zij, tijd om te springen hebben de mannen (zover als ik het kan beoordelen) in ieder geval niet gehad.


Met een huilend geluid en brandend als een fakkel, daverde het toestel in zijn laatste vlucht over Schinveld om neer te storten in het bos. *)

Jammer genoeg beschikt het archief van de gemeente Onderbanken over geen enkel document betreffende deze crash. Ongetwijfeld zal er destijds een proces-verbaal zijn opgemaakt, maar waar een eventueel afschrift gebleven is? Ik kon er nergens eentje achterhalen.

Daardoor was het voor mij niet mogelijk na te gaan, wáár de twee overlevenden werden aangetroffen en in welke staat.














Op de foto het Australische deel van de crew; v.l.n.r. Fl/Sgt. Donald (Don) Finlason, Fl/Sgt. George Cope, Fl/Sgt. Douglas (Dagwood) Douds, Fl/Sgt. Douglas (Doug) Crouch and F/O. Hugh (Hughie) Gordon with their mascot ‘Brownie’.
Met dank aan Jud Bradley and Elva Scholz /www.AirCrewRemebered.com.

Vast staat in ieder geval, dat Booth en Matheson de crash overleefden en, beiden gewond, gevangen werden genomen. Wat een toeval dat uitgerekend de Engelsman en de Canadees overleefden terwijl de vijf Australiërs jammerlijk omkwamen! Mogelijk zijn die twee er op het laatste moment nog in geslaagd om uit de machine te springen. Naar verluidt zouden twee lijken - zonder hoofd - in de resten van het vliegtuig zijn aangetroffen; lag één lijk niet ver van het wrak verwijderd en lag honderden meters verder een vierde lijk in een weiland en zou de vijfde dode, hangend aan zijn parachute in een boom van het bos aan de Bouwberg zijn gevonden.

Een Duits bericht vat het zo samen: '15.06.1943,01.11 Uhr, Absturz einer Lancaster bei Schinveld (2Km südöstlich Schinveld), südostwärts Sittard durch Hauptmann Meurer, 1NJG1 Venlo. Besatzung 7 Mann davon 5 tot, 2 schwer verletzt. Flugzeug durch Bombendetonation vollkommen zerstört, Trümmer liegen im Umkreis von 2Km.'
(Bron: Wim Goedmakers, 11-2008)

De vijf lichamen werden door de Duitsers overgebracht naar Venlo, waar twee - groter wordende - begraafplaatsen waren ingericht: één voor de gesneuveldeLuftwaffe-bemanningen en één voor de neergehaalde vijanden. Daar kregen de Australiërs de graven genummerd 322 tot en met 326. Na de oorlog werden deze kerkhoven geruimd. De Duitse gesneuvelden werden herbegraven op het grote kerkhof in IJsselsteyn onder de gemeente Venray. De stoffelijke overschotten van de Engelsen (en óók de Australiërs van Schinveld) vonden een laatste rustplaats op begraafplaats Jonkerbos in Nijmegen. ‘Jonkerbos War Cemetery contains 1.629 Commonwealth burials of the Second World War, 99 of them unidentified, and 13 war graves of other nationalities.’


De wrakstukken van de Lancaster werden op een grote truck geladen en zijn vermoedelijk, uiteindelijk terechtgekomen op het terrein van de zogenaamde 'Zerlegebetrieb' in Utrecht/Kanaaleilanden; in 1944 gingen de resten van Zuid-Nederlandse vliegtuigwrakken naar het Zerlegebetrieb van concentratiekamp Vught.

In zo een bedrijf sorteerden gevangenen de voor de Duitse economie nog bruikbare metalen en andere onderdelen uit de neergehaalde vliegtuigen van vriend en vijand.

Kleine stukjes (gesmolten) aluminium en een enkele scherpe mitrailleurpatroon uit het boordgeschut, zijn nog steeds op de crashplaats te vinden. Verder herinneren enkele gedeeltelijk verminkte bomen er aan dat op die plek de Lancaster brandend neerplofte en daarbij vijf jonge mannen, zo ver weg van hun vaderland, een gruwelijke dood in sleurde.


Booth en Matheson werden zoals gezegd krijgsgevangen gemaakt. Zij gingen beiden naar Stalag Luft 6 in Heydekrug.

Booth keerde op 22 april 1945 terug in Engeland. Hoewel Matheson ook gevangen werd genomen, keerde hij al op 16 september 1944 in Engeland terug. Was hij ontsnapt?

Leden van De Veersjprunk proberen te achterhalen of beiden nog leven om met hen in contact te komen. Dat is een moeizaam en langdurig onderzoek dat nog niet was afgesloten bij het schrijven van dit artikel.


NB Samen met Bert Booth - een neef van Ernest Booth - vond de webmaster de weduwevan Matheson in Toronto Canada in 2010. Matheson was dermate gewond dat hij nog in de oorlog is geruild voor Duitse krijgsgevangenen.

Op de foto: Ernest Booth met zijn vrouw Dorothy.


Misschien voor de lezer nog interessant te vermelden, dat in diezelfde juni-maand van 1943 de I./NJG 1 (vanaf Venlo) een record behaalde in het neerschieten van vijandelijke vliegtuigen. Dat gebeurde in de nacht van 21 op 22 juni. De nachtjagers van Venlo vernietigden toen 25 Britse bommenwerpers. Die bewuste nacht waren door de RAF 705 machines ingezet. Tweeënveertig daarvan werden alleen al boven Nederland neergehaald. In één nacht!


Overigens haalde Hauptmann Meurer (rechts op de foto met Scheibe links) het einde van de oorlog ook niet. Ongeveer een half jaar later, in de nacht van 21 op 22 januari 1944, botste Meurer vliegend in een ander type nachtjager - een Heinkel 219 - tegen een Britse Lancaster. Beide vliegtuigen stortten brandend neer waarbij Meurer en zijn marconist Scheibe de dood vonden. Meurer was op dat moment Grupppenkommandant van Venlo, had 65 Abschüsse op zijn naam staan en was pas 25 jaar.


In de nacht van 15 op 16 juli 1943, dus precies een maand later ging een andere viermotorige bommenwerper, ditmaal een Halifax brandend neer boven Brunssum. Het gehele staartstuk brak daarbij af en stortte, de staartschutter meesleurend, neer op het steenstort van de Staatsmijn Hendrik, daar waar tegenwoordig het materiaaldepot van het Amerikaanse leger is gevestigd. De rest van de machine passeerde de grens met Duitsland en viel neer ergens achter de boerderij 'Ora et Labora' die daar vroeger stond. Maar dat is weer een ander verhaal.


Bert Spoelstra, 'Vereniging Historie Schinnen',

Bronnen: privé-archief , J. in 't Zandt te Blerick

Vliegveld Venlo deel I en II van Jan Derix/Harrie Keulards

Wespennest Leeuwarden, deel l, II en III van Ab Janssen

*) In het verhaal van de Veersjprunk staat dat er geen schade werd veroorzaakt. Dat is echter onjuist getuige het verhaal van o.a. Hein Jansen.

From the diary 14/15 June 1943 of RAF BomberCommand

197 Lancasters and 6 Mosquitos to Oberhausen. This target was also cloud-covered but once again theOboe skymarking was accurate. 17 Lancasters lost, 8,4 per cent of the force. De EE167 had deze bommenlast aan boord: 'Bomb load 1x4000lb, 56x30lb, 690x4lb incendiaries'.

Uit het logboek (met een foute aanduiding van het vliegtuig; ED 525 i.p.v. EE 167.

De ED 525 was het vliegtuig waarmee de crew de vorige missie vloog op 12 juni naar Oberhausen. Daarbij ontstond brand in dat vliegtuig. Waarschijnlijk was het in reparatie op de 14de juni. De ED 525 stortte in de nacht van 29 op 30 juli 1943 neer tijdens een raid op Hamburg.











Het vervolg
Naar aanleiding van de bijdrage van Bert Spoelstra sprak de redactie van Jaarboek 1994 met getuigen van de crash van de Lancaster. De verhalen kwamen aardig overeen met de bevindingen die Spoelstra reeds had opgeschreven. De meest bijzondere reactie kwam van oud-Schinveldenaar Pierre Dela Haye.
Zijn relaas: "Zelfs in Amerika wordt over de crash van 1943 gesproken. In Mesa, Arizona, bezocht ik onlangs Huub Giebels, die in de Emmastraat dicht bij de plek woonde waar de bommenwerper neerstortte. Huub enik haalden herinneringen op en daarbij kwamen de volgende wetenswaardigheden naar voren. Half Schinveld heeft de bommenwerper bezocht en bekeken en velen hebben zaken meegenomen die ze dachten te kunnen gebruiken. Zo ook Giebels sr en mijn vader, die bakker was. Ze hebben in het bijzijn van Huub en mij het carter van een motor afgenomen en de olie in een grote kan en enkele flessen meegenomen. Giebels stak in het carter een slangetje en zoog de dikke olie op.
Waarschijnlijk zat een propje in de slang, want toen dat losschoot kreeg hij de volle lading binnen voordat hij het slangetje in de kan kon stoppen. Toen hij het had uitgespuugd zei hij; "Dat sjmak neet sjlech."Maar enkele minuten later stond hij in de struiken over te geven. De olie was goud waard, want het spul was erg schaars. Mijn vader had een klein machientje om olie uit maanzaad te maken. Daarvan waren door gebrek aan smering de lagers vastgelopen en dat is toen met die olie gesmeerd. 't Heeft nog zeker een jaar gelopen. Bij Mols in de Broekstraat zijn er alle werktuigen mee gesmeerd. Ook heel wat fietsen, zoals die van 'Piet van de Lins' (Linssen), piepten daarna een stuk minder. En dan een tweede voorval met die Lancaster. Omdat mijn moeder in de winkel moest werken kon ze pas 's avonds gaan kijken.


Huub Giebels, Dré Wetzels en ik gingen mee. Ik herinner me dat drie leden van de bemanning dood op hun rug in een greppel lagen. Een verschrikkelijk gezicht met al die vliegen. Toen we wat rondgekeken hadden liep mijn moeder naar het veld in de buurt en begon bloemen te verzamelen. We deden mee en al gauw hadden we flinke hoeveelheden. Toen we ze bij de vliegers wilden leggen sorteerde mijn moeder ze eerst op kleur. En zo kwam er een dikke rood-wit-blauwe deken over de lichamen te liggen. We hadden echter buiten de Duitsers gerekend, want opeens was er een hoop geschreeuw en gebrul en werd mijn moeder in een soort jeepje geslagen en weggereden. Wij zijn toen naar huis gegaan en ik heb het mijn vader verteld. Mijn moeder is de dag erna vrijgekomen. Ze hoefde geen boete te betalen. Maar mijn vader laadde 's morgens de bakfiets vol met allerhande etenswaar en andere zaken en vertrok. Wie dit alles heeft gekregen voor de vrijlating van mijn moeder heb ik nooit vernomen. Maar ik was wel mijn kleine accordeon kwijt die ik van een oom had gekregen!"

Door dit relaas heeft de webmaster contact gehad met mw. Lamerichs van de Veersjprunk, Bert Booth, Pierre Dela Haye (+ 2004), Hein Jansen en Twan Ernst.

Uit het Gemeentelijk archief Schinveld/Onderbanken:












Bert Booth:
‘Mijn oom, de Engelsman Ernest Booth kwam gewond en met maar één laars aan op zijn voeten de grond neer.’ Volgens zijn neefje Bert Booth is hij door Schinveldenaren opgepikt, maar zeker weten doet hij dit niet. Zij nemen hem mee, maar hij blijkt te zeer gewond aan zijn heup (?) om hem op de ‘Pilotenlijn’ naar Frankrijk te zetten. Ernest Booth wordt met tegenzin aan de Duitsers overgelaten en gaat via het ziekenhuis op transport naar het Duitse krijgsgevangenenkamp Stalag Luft 6. Daar zit hij tot het eind van de oorlog.
De vader van Bert Booth – Bert woont in het Engelse Wolverhampton - heeft het vliegtuig van Ernest op de heenweg voorbij zien komen. Voor een nachtvluchttest vloog Oom Ernest in de middag vooraf over de boerderij van zijn grootvader en zijn vader in de buurt van Huddersfield. In de avond erna staken ze de Noordzee over op weg naar Duitsland. Bert zijn vader en Berts zus Wendy zwaaiden hem na. Later kregen ze een briefkaart uit het krijgsgevangenenkamp. Oom Ernest schrijft daarop dat hij Bert zijn vader en Bert zijn oudere zus had zien zwaaien.

Bert Booth is nu op zoek naar de Schinveldenaren die zijn oom Ernest die nacht hebben opgevangen. Wie weet heeft Ernest Booth die nacht geholpen? Wie weet ervan door verhalen van grootouders, ooms of tantes? Wie herkent dit verhaal en kan er Bert Booth meer over vertellen?

Hein Jansen:

'The plane crashed into the backyard of his parental home, and his sister Hetty Jansen still lives there. All their windows were broken after the crash and they had cracks in their housewalls.

He told me that he remembers that shortly after the crash a German lieutenant was standing guard nearby when an amazone came riding. He first tried to wave her off, but then suddenly stood to attention. It appeared to be the countess of Amstenrade mrs De Marchant d'Ansembourg on her horse. She came looking if the plane had crashed into her woodlands. The count and countess were pro-German. He was the gouvernor of our province in the war. She was a German aristrocrat Freifrau von Fürstenberg. Amstenrade is about 6 km from Schinveld.'


Hein also found the beheaded tailgunner with his part of the plane and chocolate and cigarettes. He told me that a part of one the (wooden) propellers of the plane blade was in possession of Slager (butcher) Jansen in Schinveld. He also told me that the tyres of the landing gear were stripped and put on their bycicles. After that he could see if his brother was home on his bike because of the profile on the road.


Every year when Pentecost arrives he relives the crash in the Pentecostal weekend of 1943.

Uit het interview van Hein met Marleen Jennissen (2014):
“…Toen het ‘s ochtends licht was, is hij met zijn moeder gaan kijken. Hij zag een groot gat, een cirkel van ongeveer 35 meter doorsnee. De aarde rond het gat was weggespat en de bomen en de bomen die in de omgeving stonden waren weggevaagd, slechts de stammen stonden nog overeind tot op ongeveer 1 meter hoogte.

De resten van het vliegtuig lagen overal verspreid op de grond in het bos, ook motoren. Het staartstuk van het vliegtuig lag ongeveer 30 meter verwijderd van het gat en richting Sittard. Zou het vliegtuig misschien een salto hebben gemaakt? Hij heeft 2 motoren gezien en kan nog de plaats aanwijzen waar die destijds lagen. In het gat was niets te zien, maar in het staartstuk zaten 2 dode vliegeniers. De staartkoepelschutter en de koepelschutter waren beiden onthoofd, hun hoofden heeft hij niet gezien. Het was vreselijk om te zien. In de greppel lag een ander bemanningslid in zijn onderkleding (borstrok en lange onderbroek), zonder kousen en schoeisel. Een hand en een voet waren er grotendeels afgescheurd en hingen nog net vast aan een pees. Het lichaam was bedekt door vliegen. Of dit bemanningslid was uitgekleed na de crash en wie dat zou hebben gedaan, was hem niet bekend. De vlieger leek een ouder iemand, zo ongeveer 30-40 jaar? In ieder geval ouder dan Hein zijn oudste broer van 24 jaar...

Het woonhuis van de fam. Jansen werd flink beschadigd door de crash. De linker zijgevel was gescheurd, er was geen glas meer in de ramen en geen pannen op het dak. Er raakte niemand van de bewoners gewond door de crash. Hein raakte nadien wel lichtgewond aan zijn rechterhand door glas dat in het hout van de trapleuning was geslagen door de luchtdruk.

Toen hij samen met zijn moeder ging kijken, was er nog geen Duitser te zien. Echter omstreeks 9.00-10.00 uur die ochtend stond een Duitse militair op straat, die nieuwsgierigen de toegang tot de crashplaats belette. Die ochtend arriveerde een amazone te paard. Het bleek de Duitsgezinde gravin De Marchant d’Ansembourg van Amstenrade te zijn, die kwam kijken of het vliegtuig op hun grondgebied terecht was gekomen. Dit was echter niet het geval. De mensen vertelden dat het vliegtuig een ‘Tommy’ was, meer informatie was er destijds niet. Hein heeft een gedeeltelijk verbrande parachute gezien naast het hondenhok van de fam. Splithof, hun buren. Er zijn geen Duitse militairen bij hun bezoek geweest om te vragen of ze iets gezien hadden tijdens/na de crash.

Hij weet van horen zeggen dat 5 dode vliegers werden begraven op de Kloosterlaan in Schinveld alvorens naar Jonkerbos in Nijmegen te worden overgebracht.

De wijde omgeving van de crashplaats werd ongeveer een week later geruimd en de resten van het vliegtuig werden afgevoerd naar Vught. Hij weet van horen zeggen dat daar ook 2 vliegtuigmotoren bij waren.

Broer Frits (+ 1984) ging daarna regelmatig naar de crashplaats toe en bracht o.a. mee: een propeller, een rubberen band (van een vliegtuigwiel) een zuurstoffles en een slang in een soort canvas gewikkeld. De rubberen band werd vermaakt tot fietsband door broer Frits. De gevonden spullen werden door de fam. Jansen tot ruim tachtiger jaren bewaard, echter bij een verbouwing werd waarschijnlijk alles opgeruimd.

Slager Jansen uit Schinveld heeft destijds waarschijnlijk de propeller meegenomen...”


In 2014 the propellor blade came into Hein his possession. Here above you see him with his blade. The painting on it was made by Gerard Van Megen from Gronsveld; a cousin of Slager Jansen.

At my visit we also took al look at the crash site in de Schinveldse bossen. There still is a crater of some 10 meter wide.


Een video van Jeroen Beumers met Hein Jansen zijn verhaal.

Venlo war-cemetery
The webmaster also called the city of Venlo. Were the crew was buried at first. The cemetery was at the Doktor Blumenkampstraat where now the Venlo City Archive is located at nr 1.
Before it was the street in which the former hospital was located. There is nothing left of the cemetery. But there is information on it in the City Archive. They are open Tuesday - Friday from 10 - 16.30 hours and on Saturday from 10 - 16. Mr Twan Ernst is one of the persons to contact. Tel 0031 77 321 95 15.

Twan Ernst:
'In antwoord op uw bovenvermelde e-mail bericht ik u dat op de militaire begraafplaats aan de noordzijde van de Dokter Blumenkampstraat (in de volksmond oorlogskerkhof genoemd) niet alleen vliegers werden begraven. De daar begraven geallieerde militairen zullen wel voor verreweg het grootste gedeelte leden van vliegtuigbemanningen zijn geweest, omdat er hier vrijwel geen geallieerde grondmilitairen zijn omgekomen.
Voor de Duitse militairen gold dit echter geenszins. Dat waren juist militairen van allerlei onderdelen, voornamelijk grondsoldaten afkomstig uit Noord- en Midden-Limburg. En omdat Venlo een militair vliegveld had zullen er ook hiervan wel enkele omgekomen of gewoon overleden militairen begraven zijn geweest. Enkelen ook bewust níet, namelijk een handvol Duitse militairen dat in hun ogen minder eervol is gestorven (namelijk door zelfdoding). Die zijn op de algemene begraafplaats in Venlo begraven.'

Pierre Dela Haye (begin 2004):
'Ik heb van Booth nog niets gehoord. Maar wel contact gehad met mevr. Benders die in die tijd zowat 20jaar zal zijn geweest. Die heeft over die tijd en die gebeurtenis een dagboek bijgehouden. Ze zal het nakijken, maar heb geduld - ze is 80 en aan het verhuizen - en me terugbellen. Ik ben ook achter een Hens Splitthoff aan. Die woonden naast Jansen en deze Hens heeft in de oorlog gedwongen in Peenemünde gewerkt. Of dat misschien een straf was omdat hij een piloot geholpen heeft weet ik niet. Als je op de plek bent geweest dan heb je zeker de bomkrater nog wel kunnen vinden. Het vliegtuig lag ca. 100 meter richting Russcherhof, zeker niet verder. Dat is volgens mij het bewijs dat ze wel degelijk getracht hebben evt. dorpen of huizen te sparen. Anders gooi je die bom toch niet zo laat af, met het risico dat je jezelf uit de lucht blaast. Maar Booth kan dat wel ophelderen. Maar zoals gezegd, van Bert nog niets gehoord.'

Fred Aldworth van de Air Force Association of Canada meldde ons dat ene WR Matheson zijn adres was gevonden op internet: WR Matheson, 44 Jackes Ave, Toronto, ON, M4T 1E5,Tel: 416 925 7255. Dat bleek het adres van zijn weduwe Mary te zijn.

Bert Booth on Mr William Ross Matheson
'I spoke to Mrs Matheson in Canada. He had 16 operations on his leg inGermany and was exchanged as a POW. After the war he looked for the doctor who treated him in Germany but he never found him unfortunately. I have called his son and left my email address so more news later. You have done a superb job my friend.'


More on William Ross Matheson

In Juli 2019 this came up via Mr Bert Booth/Mr David Lauffbacher: He (Matheson) was back the UK in time to show up on the 28 September 1944 casualty list as "Previously Reported Prisoners - Germany, now exchanged and in the United Kingdom".


His obituary in The Globe and Mail on Nov. 6,1998 said this: MATHESON, William Ross, Ex R.C.A.F. Flying Officer. Shot down over Essen. German POW

After a long courageous struggle, Sunnybrook, George Hees Wing, beloved husband of Mary. Dear father of Ian and the late Scot. One of seven children. Long time employee of Eaton's. Private service later. Cremation. If desired, donations to Alzheimer's Society. Remember those who can'.

Information I got from Mrs Di Ablewhite in July 2019 shows that Mr Matheson was in 1920 born in Glasgow-Scotland, and that Mr Matheson after his landing in June 1943 first was treated on injuries on his right leg in a Luftwaffe Lazaret (the still existing Hohe Mark Clinic) in Oberursel (G).

From there he was released on 11 September 1943 and sent on to a POW camp. That camp he left in September 1944 to travel aboard the Swedish MS Gripsholm (SAL) to the UK as written in a Canadian news paper article on 18 September 1944 and back home in Toronto.

During WWII, the MS Gripsholm was used as repatriation ships and made 33 voyages to exchange prisoners of war, diplomats, women and children, between the warring nations.

The article came from Mr Lauffenbacher in August 2019


Australian War Memorial

GPO Box 345, CANBERRA ACT 2601, Phone: +61 2 6243 4315,Fax: +61 2 6243 4545, Website: www.amw.gov.au meldde ons:
'However I have located a Sgt E Booth 1135352, POW no. 75, listed in 'Prisoners of War, Naval and Air forces of Great Britain and the Empire 1939-1945' as a member of the RAF who was sent to Stalag Luft 6 at Heydekrug Sgt Matheson is not listed in this publication.'

Stalag Luft 6 in Heydekrug (nu Šilutė in Litauen) was een POW-kamp dat in juni 1943 ook ‘open ging’ voor NCO’s gelegen vlak bij het huidige Silute in Litouwen en dat sloot in juli 1944.

Hens Splitthoff uit Schinveld:
'I was already in Germany when the plane crashed'. So he was not sent there because of helping the crew, as Pierre Dela Haye assumed. 'In front of my parental home the Germans found the head of one of the crew members, my mother told me after the war.'
The Splitthoffs were the neighbors of the Jansen family (Hetty and Hein) where the plane crashed nearby.


Wim Goedmakers:

Hij meldt in november 2008:'Als lid van de Padvinders / Verkenners heb ik gedurende de naoorlogse jaren het graf van Flight Sergeant D.S. Finlason geadopteerd.'

Wim leverde het Duitse bericht en de bommenlast van het vliegtuig.

Hij heeft contact met familieleden van Finlason.

Via Wim kreeg ik in juli 2009 ook de foto van Donald Finlason. Die kreeg hij op zijn beurt van Jane Lacey, dochter van Donalds broer Max.


Het kerkhof in Venlo waarop een Duits gedeelte was, is ca. 1950 geruimd en zijn de stoffelijke resten van de geallieerde gesneuvelden naar Jonkerbos overgebracht en die van de Duitsers naar Ysselstein. Op de plaats van het kerkhof staat nu het verzorgingstehuis de Meeuwbeemd.

Op de foto de graven van Cope en Gordon in Venlo - van Wim juni 2015.


Marcel Hogenhuis:

Hij is de voorzitter van de Stichting Ehemaliger Fliegerhorst Venlo/Herongen en voegt in december 2008 nog dit toe: 'Bedankt voor het uitgebreide artikel. Er zitten een paar onduidelijkheden/onjuistheden in:

- Venlo was niet het grootste en modernste vliegveld van de Luftwaffe in Europa.

- Messerschmitts van het type 110J hebben nooit bestaan, Bf 110 is de enige juiste benaming.

- In juni 1943 hadden de nachtjagers boordradar zodat de zgn. ‘Jägerleitoffizier’ (op de grond) slechts de nachtjager in de nabijheid van de bommenwerper hoefde te leiden. Daarna kon de bemanning met boordradar zelf een interceptie uitvoeren.

- Meurer boekte in de nacht van 14 op 15 juni 1943 zijn 42e, 43e (Schinveld) en 44e luchtoverwinning.

- Meurer maakte niet om 01.00 contact met de Schinveldse Lancaster, omdat hij om 01.02 zijn eerste slachtoffer van die nacht neerhaalde bij Weert (Lancaster W4936), de onderschepping moet wel kort daarna tot stand zijn gekomen.

- In 1943 eindigden de meeste wrakken nog bij het Zerlegebetrieb in Utrecht / Kanaleneiland, pas in 1944 kwam ook zo'n sloperij in Zuid-Nederland als onderdeel van Kamp Vught.

- De I./NJG 1 haalde in de nacht van 21/22 juni 1943 niet 11 maar 25 bommenwerpers neer van de in totaal 42 verloren gegane bommenwerpers.'

De webmaster heeft deze opmerkingen in de tekst verwerkt.

Zijn opmerkingen hierbij: De Weertse overwinning staan ook geboekt als FLAK-abschuss. Dat zoeken we verder uit.


Een ring door een artikel in Gezien

Eind december 2014 schrijft Martin van der Weerden van ‘Heerlen vertelt’ een artikel voor het huis-aan-huis-blad ‘Gezien’. In reactie daarop belandt dit verhaal van de heer Theo Ogier in mijn mailbox.

... Mijn vrouw, Kitty Ogier-Theunissen, draagt al vanaf haar kinderjaren een ring die ze van haar moeder gekregen heeft. De ring is niet van edelmetaal en vermoedelijk van aluminium. Bovendien is aan de binnenkant duidelijk te zien dat het een product is van een niet professionele uitvoering. Deze ring is mijn vrouw heel dierbaar omdat haar vader deze in eerste instantie aan haar moeder had geschonken, beide reeds lang overleden, en vervolgens door de moeder aan de dochter gegeven. Mijn schoonvader, Frans Theunissen is geboren en opgegroeid in Schinveld. Het verhaal, horende bij de ring, is dat haar vader deze heeft laten maken van een stukje gevonden metaal van een, in de oorlogsjaren, neergestort vliegtuig in de Schinveldse bossen. De ring is kort na het ongeval vervaardigd. Het vermoeden bestaat dat het stukje aluminium bewerkt is in de werkplaats van de kolenmijn Hendrik. U kunt zich misschien voorstellen hoe verrassend het artikel, dat dit verhaal hoogstwaarschijnlijk bevestigt, voor mijn vrouw was...


Uit het kamp-dagboek van Ernest Booth dat in oktober 2015 boven water kwam:

14/15 juni 1943 Ziekenhuis in in Geilenkirchen

18 juni naar een vliegveld in/bij Mönchengladbach

19 juni Dulag Luft (Wetzlar/Oberursel)

30 juni Etschborn

3 juli vertrek van uit Etschborn naar Heydekrug (Bill Matheson wordt gerepatrieerd)

7 juli aankomst in Heydekrug

Na zijn crash kwam de eerste postkaart van Ernest via het Rode Kruis vanuit Stalag Luft III bij Sagan - gedateerd 29-9-43.

Een jaar later op

17 juli 1944 vertrekt hij uit Huydekrug naar Thorne/Torun (Polen)

19 juli aankomst in Thorne

9 augustus vertrek uit Thorne naar Falingbostel

11 augustus aankomst in Fallingbostel

8 april 1945 te voet weg uit Fallingbostel - overnachting in Becklingen

9 april te voet door naar Meinholz

10 april in Meinholz

11 april te voet terug naar Fallingbostel

16 april aankomst van de 7de Armoured Division - bevrijding

22 april terug naar huis/UK

Tekening rechts uit het dagboek van Ernest.


Wat andere bronnen zeggen
Op 16 april 1945 wordt POW-kamp 357 bevrijd door de8th Kings Royal Irish Hussars. Dat kamp lag bij Fallingbostel in het Duitse Neder-Saksen; op een 20-tal kilometers van KZ Bergen-Belsen.

Ernest Booth is met een van de ‘Lange marsen’ in Fallingbostel terechtgekomen. Dat waren marsen en transporten die de Duitsers startten toen de Russen vanuit het oosten oprukten. De ‘noordelijke route’ startte bij Stalag Luft VI in Heydekrug in Oost-Pruisen/Litouwen ging via Stalag Luft IV in Gross Tychow (Tychowo/Pommeren) en Stettin naar Stalag XI-B en Stalag 357 in Fallingbostel; een tocht van dik 1.000 kilometer. Dat ging in 2 ‘etappes’.

Op 13 juli 1944 begon de evacuatie van Stalag Luft 6 (VI). Vandaar ging het naar Stalag Luft IV bij Gross Tychow, zo’n 500 km afstand. Daar begonnen vanaf 6 februari 1945 de voetmarsen naar Fallingbostel - ook te voet, hartje winter en met amper enige conditie. En onderweg amper te eten, vijandige Duitsers, ziektes door uitputting en luchtaanvallen omdat de colonnes te voet werden aangezien voor Duitse troepen.

Een van de meer bekende ‘Long marches’ was die onder leiding van ‘camp leader’ James ‘Dixie’ Dean (MBE) in maart 1945. Hij liep toen met 12.000 POW’s (andere bronnen zeggen 2.000) in een maand tijd van - waarschijnlijk - Gross Tychow naar Fallingbostel. Kamp Heydekrug sloot in juli 1944.

Blijkbaar ging niet iedereen te voet getuige het dagboek van Ernest Booth en Iain M. MacDonald (Scottish Saltire Branch, ACA): Left Hydekrug 17th July 1944 by Cattle truck, after 13 months confinement. Arrived Thorne, Stalag 357 19th July 1944 by Cattle truck & 2 days by rail - Left Thorne 8th August 1944 by Cattle truck, 2 1/2 weeks confinement - Arrived Fallingbostel, 355,357 10th August 1944 by Cattle truck and 2 days by rail - LIBERATED on 16th April 1945, after 9 months. Deze Ian M. MacDonald noemt vrijwel dezelfde data als Ernest Booth.
Zaten ze in hetzelfde transport?


Berichten van Bert(ie) Booth op Facebook dd 22/25-4-2015

Op weg naar RAF Binbrook voor een drankje in de sergeant-mess met veteranen op vrijdag 24-4, op zaterdag de 25ste (ANZAC-day) gevolgd door een dag van herdenken van iedereen die in de Tweede Wereldoorlog in het 460 Squadron RAAF diende.


We zullen ook symbolisch de vlucht van de Lancaster van mijn oom Ernest
Booth AR-R / EE167 voltooien door het aanraken van onderdelen van zijn
vliegtuig op de landingsbaan van vliegveld Binbrook. Deze onderdelen werden
verleden jaar uit Schinveld meegenomen vanaf de crash site. In juni is de onthulling van een gedenkteken voor de omgekomen bemanning vlakbij de crash site. We zullen hen niet vergeten!

25-4-2015: Part of Lancaster AR-R / EE167 of 460 RAAF Squadron ‘lands‘ on the soil of RAF Binbrook, her home base. Mission accomplished from June 1943. Possibly the last Lancaster to return home.

Een impressie van deze dagstaat op Youtube, inclusief de ‘fly past’ van een Lancaster boven Binbrook op ANZAC-day 2015.

Metaaldetector - november 2015

Eind november 2015 ging een een klein gezelschap nog eens op zoek op de crashsite - gewapend met een metaaldetector - en vond dit nog in de grond.





RAAF 460
The most sorties
The highest tonnage
The heaviest casualties
The most decorations
of any Squadron in Bomber Command



They went with songs to battle, they were young
Straight of limb, true of eye, steady and aglow.
They were staunch to the end against odds uncounted,
They fell with their faces to the foe.

They shall not grow old, as we that are left grow old:
Age shall not weary them, nor the years condemn.
At the going down of the sun and in the morning
We will remember them.

Lawrence Binyon (1869-1943)



Terug naar de start