3 december 2005
Mijn kennismaking met de valkerij als gast van de familie Van der Valk
Met foto's van Sjef Frijns ©.

Van het een komt het ander. Op 12 en 13 november bliezen we bij Frans Bik onze jachthoornmuziek tijdens de Herfstmarkt van Café Modern in Teuven (B) waar Bert Deckx en zijn Valkerij Equipage Jacoba van Beieren haar stootvogels van de hoge vlucht (buit slaan hoog in de lucht) en de lage vlucht (buit slaan op, of laag boven de grond) demonstreerden. Dat contact leverde een uitnodiging op om een dag mee te gaan op de valkenjacht: blazen, drijven, etc.

Dat gebeurde 3 december 2005 op Landgoed Terworm op een - zo bleek - mooie zonnige decemberdag. Fris, maar droog en mooi open weer. Een groot landgoed en een aantal stootvogels dat er - net als hun valkeniers - gebrand op is om een haas, konijn of fazant te slaan.
De familie Van der Valk stelde het terrein beschikbaar en de Valkerij Equipage Jacoba van Beieren de stootvogels. En wij - Jos, Cor en Sjeng - de jachthoornmuziek op de gepaste momenten.


De ochtend gaat van start met de begroeting en een welkomstwoord van de gastgever, de heer Van der Valk en Bert Deckx. De dagafloop wordt besproken. 

Eerst jagen we op het terrein ten noorden van kasteel Terworm voorbij de hoeve Gitsbach en de spoorbaan. En na de middag een draai linksom het kasteel langs de Dreesch, Douverade, de ruïne Eyckholt en de Eikendermolen. De groep gaat nog samen op de foto en we breken op na 'Aufbruch zur jagd'.


De valkenjacht was voor mij een heel nieuw jachtbedrijf. Wat me meteen opviel, was dat de drijvers achter de valkeniers moesten blijven.
Bij het drijven in open terrein met 'geweren' loop je op één rij met de jagers. Hier achter de valkenier. Ook dat sommige vogels te zwaar waren om al in de ochtend mee te jagen, was voor mij iets nieuws. Men sprak over 10 gram te zwaar....

De ochtenddrift leverde wel een paar opvliegende fazanten op, maar nog geen buit.


Voordat een valkenier met zijn stootvogel gaat jagen, weegt hij zijn vogel. Als de vogel meer weegt dan het jachtgewicht (het gewicht waarop de vogel hongerig genoeg is om te jagen, maar ook sterk genoeg is om het efficiënt te doen) zal de ervaren valkenier niet jagen met zijn vogel.
Zij jagen alleen als ze honger hebben; als het de moeite is om een prooi te slaan. Een vogel die veel heeft gegeten en niet meer gemotiveerd is om te jagen zal ook niet willen jagen of zelfs naar de valkenier terugkomen.

Bij de fontein in de tuin van de Oranjerie wordt rond middag een kruidenbitter aangeboden als aperitief voor het middagmaal. Na de eerste verhalen en een 'Horrido' blazen we 'Zum Essen' en gaan we dat ook doen. Lekkere erwtensoep met broodjes in de prettige ambiance van de Oranjerie.

Daarna gaan we weer aan de slag. Vanuit het kasteel linksaf tot aan de snelweg en daarna een drift over het veld richting Douvenrade. Onderweg nog een fret gezien die lekker warm in zijn veldtas werd meegenomen. Ik meende al eerder dat ik die tas een paar maal had zien bewegen, maar wist toen nog niet van de bewoner. Handig om konijnen uit hun hol te jagen, waarna de stootvogel ze kan slaan.

Nadat we uit een bosje kwamen, vluchtte een haas scherp linksaf de akker af. Maar voordat die gezien werd door de dichtstbijzijnde valkenier en zijn vogel, was-ie al uit beeld. De opvliegende stootvogel ging rechtsaf en moest door zijn baasje uit de boom worden gelokt.

Al pratend en drijvend kuieren we richting de ruïne van kasteel Eyckholt en komen achter de vijver van de Eikender (water)molen uit. Daar wordt nog eens de rietkraag en de waterbosjes uitgekamd en een aantal fazanten vliegen op. Ze vliegen vrij weg… Voor een volgende keer? Vanaf de Eik van Terworm (eigenlijk een plataan) gaat de laatste drift van start; terug richting kasteel.
Op de binnenplaats van het kasteel brand inmiddels open vuur in een aantal korven en staat een koele dronk klaar en worden over en weer dankwoorden uitgesproken. Wij blazen als omlijsting nog een aantal muziekstukken op onze parforcehoorns. Niet helemaal zuiver maar in een mooie omgeving als ons dankjewel voor een mooie dag buiten.

© De foto's zijn gemaakt door Sjef Frijns. Op de foto's rust copyright en mogen zonder toestemming van Sjef Frijns niet worden (her)gebruikt.


Lees meer over Sint-Bavo, de patroon van de valkeniers


De valkerij
De valkerij is de jacht met een getrainde roofvogel. Dus voordat er gejaagd kan worden, moet er getraind worden. Het trainen van de vogel om te jagen samen met de valkenier. De valkerij is zo'n 3.000 á 4.000 jaar oud. Uniek is dat een wild dier - de stootvogel - centraal staat.

De getrainde vogel is geen huisdier zoals een paard of een jachthond. De vogel is getraind voor één doel: prooien vangen samen met de mens. Hij heeft niet het doel te jagen om de mens te dienen. En reageert ook niet op de valkenier uit genegenheid, maar omdat hij getraind is de valkenier te associëren met eten. Het gedrag van de vogel wordt vooral gestuurd door zijn eetlust. Door het regelen van de vogel zijn eetlust kan de valkenier het gedrag van de vogel controleren en zelfs beïnvloeden.

Maar eerst moet de vogel zijn natuurlijke schuwheid voor mensen te overwinnen. De valkenier draagt daarom de vogel uren aan een stuk op de handschoen en geeft hem alleen te eten in zijn nabijheid. Dat zal zich vertalen in vertrouwen. Het voederen op de handschoen leert de vogel de valkenier en de handschoen te associëren met voedsel.

Weet de vogel dat de valkenier zijn voedselbron is, dan komt stap twee: met voedsel de vogel over korte afstanden naar de valkenier laten vliegen. Beetje bij beetje de afstand vergroten tot de vogel zonder aarzelen naar de valkenier vliegt. Dan pas kan de vogel vrij vliegen.
Jagen hoeft-ie niet te leren, dat is zijn instinct. Dat jagen zal een jonge vogel wel door ervaring moeten leren. Zo leert de vogel ook de valkenier in het oog te houden. Om de prooi te lokaliseren, gebruikt de valkenier vaak een hond.

Maar ook de valkenier moet zijn vogel goed in het oog houden. Want de vogel brengt een geslagen prooi niet naar de valkenier. Weet de valkenier niet waar de vogel en de geslagen prooi is, dan gebeuren er twee verkeerde dingen. De vogel zal, met een volle krop, geen interesse meer hebben voor de valkenier en de vogel heeft geleerd dat hij ook zichzelf kan voorzien van eten. Waardoor de valkenier geen vat meer heeft op de vogel.
Gaat het goed, dan is de valkenier in de buurt en geeft de vogel een beloning voor het slaan van de prooi. Een stukje vlees, maar niet te veel, zodat de vogel nog steeds zin heeft om te jagen.
Pas na de jacht zal de vogel zijn beloning krijgen: een echte maaltijd.

‍                                          

De taal van de valkeniers
Naast het jagerslatijn is en ook jagerstaal voor de geweer-jager en de valkeniers.
De bron is een lijstje over van de woorden uit het Valkeniersbedrijf, althans omstreeks 1850 te Valkenswaard in Noord-Brabant nog in gebruik.
Bron: Proeve eener Nederlandsche Jagtterminologie, Arnhem 1857 van H. Verster van Wulverhorst. 


Aanwachten: wanneer men de jachtvogels boven de honden, die het wild opzoeken.

laat vliegen. - Voler d'amont.

Aas: het voer der jachtvogels. - Gekröpf.

Aasbus: een blikken busje met gehakt vleesch gevuld. - Boite au pât.

Aasklauw: de duim of achtervinger van den vogel. - Avillon.

Afhalen: het vel van klein wild en schadelijk gedierte aftrekken. - Streifen. Dépouiller.

Afhuiven: den vogel de kap afnemen. - Abhauben. Déchaperonner.

Azen: de jagtvogels voedsel geven.-Kröpfen. Paître.


Baillet: de boomvalk. - Baumfalke. Hobereau.

Bel: een rond schelletje, dat men den vogel aan den linkerpoot vastmaakt. - Falkenschelle. Grelot.

Bel-ijzer: een ijzeren priem, waarmede men het riempje, waaraan de bel bevestigd is, doorsteekt.

Betten - Beiten: met edele vogelen ter jacht gaan. - Beitzen. La chasse au vol.

Binden: wanneer de jachtvogel het wild vangt en vasthoudt. - Schlagen. Lier.

Blaet  1)  : zie Lanner.

Blaetken: zie Lanneret.

Brauwen: zie breeuwen.

Breeuwen: de vogels de oogleden, door middel van naald en draad, samenhechten. - Blenden. Ciller.

Breil  2)  : een smal riempje, waarmede men den jachtvogel het bovendeel van den rechtervleugel samenbindt, om hem te doen stil zitten. - Bride.

Broek: het onderdeel van het achterlijf der jagtvogels. - Brayer.

Cagie: het vierkant raam of de berrie, waarop de jachtvogels gedragen worden. - Trage. Cage.

Cagiedrager: de valkenierknecht, die de cagie draagt. - Portecage.

Ciseel: de groote slagpennen der jachtvogels. - Penne. Cerceau.


Dekvederen: de twee middelste pennen van den staart der jachtvogels. - Decke. Couvertures.

Draal: een koperen wartel aan het einde der schoenen, waardoor de veter gestoken wordt. - Vervelle.
Edele vogelen: noemde men voorheen alle soorten, die tot de jacht gebruikt werden.
Fristfrast: een duivenvleugel, dienende om den jachtvogel de vederen glad te strijken.


Geertersel: het mannetje eener valkensoort uit Noorwegen. - Tiercelet de gerfaut.

Geervalk: het wijfje dezer soort. - Geierfalke. Gerfaut.

Gewel: pillen of balletjes van werk en katoen, die men den jachtvogel ingeeft om hem te zuiveren. - Gewölle. Curée.

Haggerd: een wildgevangen jachtvogel, die reeds geruid heeft. - Wildfang. Hagard.

Handwerk: de klap- of tuinekster (klawier), die bij het vangen der jachtvogels gebruikt wordt.

Havik: het wijfje van den havik. - Habicht. Autour.

Havikkier: noemde men oudtijds dengene, die de haviken en sperwers africhtte en verzorgde. Zie valkenier.

Haviktersel: het mannetje van den havik. - Tiercelet d'autour.

Hongermalie: eene soort van insnijdingen, die, door slechte voeding, aan de baarden van de pennen der jachtvogels ontstaan. - Hungermaal. Penne affamée.

‍ 1)  Samentrekking van ‘blauwvoet’; men vindt dit en het volgende woord ook in oude plakkaten.

‍ 2)  Verkorting van ‘breidel’. 


Horst: de nesten van alle jachtvogels. - Horst. Aire.

Huif: de kap, die men den jachtvogel opzet. - Haube. Chaperon.
Inkoppelen: zegt men van den valk, die een stuk wild aangrijpt, terwijl het reeds door eenen anderen wordt vastgehouden.


Kap: zie huif.

Klauwen: de vingers der pooten van de jachtvogels. - Finger. Serres.

Klagen: het kermen van het haas en het konijn, wanneer ze aangegrepen worden of zich in angst bevinden. - Klagen.

Kortveter: Een riem, die door de draal wordt gestoken, om den vogel vast te houden. - Kurzfessel. Courtrier.

Krop  1)  : eene hoeveelheid voedsel die men de jachtvogels op eenmaal geeft. - Gorge.


Lange veder: de langste slagpen der jachtvogels. - Lange penne. La longue.

Langveter: een riem, die even als de kortveter gebruikt wordt, doch langer is.- Langfessel. Longe.

Lanner: het wijfje van den lanier. - Blaufuss. Lanier.

Lanneret: het mannetje van dezelfde soort.- Lanneret.

Lentenier: een jonge jachtvogel van het vorig jaar, die nog niet geruid heeft, - Antanaire.

Loer: eene soort van klos, van duivenvleugels voorzien, die opgeworpen wordt om den jachtvogel terug te lokken. - Federspiel. Leurre.

Lokdraad: zie lokken. - Filière.

Lokken: den jachtvogel met de loer, of eene levende duif aan den lokdraad bevestigd, aanlokken. - Reclamer.

Luijer: zie loer.


Mesken: de kleine slagpennen aan den duim der vleugels van de jachtvogels. - Aileron.

Mosket: het mannetje van den sperwer. - Emouchet.

Muit: het vertrek, waarin de jachtvogels, gedurende het ruien, gehouden worden. - Mause. Mue.

Muiten: het ruien of van vederen verwisselen der jachtvogels. - Mausern. Muer.

Muiter: een jachtvogel, die, in den gevangen staat, voor het eerst geruid heeft. - Mué.
Nesteling: een jachtvogel, die jong uit het nest is genomen. - Nestling. Niais.


Ontbreeuwen: de gebreeuwde oogleden der vogels weder losmaken. - Déciller.

Onthuiden: het grof wild van de huid ontdoen. - Zerwirken. Dépouiller.

Ophuiven: den jachtvogel de huif opzetten. - Auf hauben. Chaperonner.

Opschieten: de jachtvogels van de hand omhoog laten vliegen. - Werfen. Jeter.

Opwerpen: zie opschieten.
Passagier: de gewone of slechtvalk. - Wanderfalke. Pelerin.

Pluim met pluim: zie betten.


Reigerpijp: twee door een draad samengehouden stukjes vlierhout, die, bij het africhten der jachtvogels, aan den bek der reigers worden gestoken. - Etui.

Rek: de dwarsstangen, waarop de jachtvogels, in de valkenkamer, vastgebonden zitten. - Perche.

Reushuif: eene huif van zacht leder, zonder top. - Reüshaube. Chaperon de rust.

Rood: een jonge jachtvogel, die nog niet geruid heeft. - Sors.

Schoenen: de lederen riemen, die om de pooten der jachtvogels zijn vastgemaakt, en waaraan de draal is
bevestigd. - Geschuhe. Jets.


Schoenpen: een houten pin, waarmede de schoenen, bij het aandoen, worden doorstoken.

Seeg  2)   maken: zie spinnen.

Slaan: zie binden.

Smelleken: de steenvalk. - Steinfalke. Emerillon.

Smeltsel: de uitwerpselen der jachtvogels.- Schmeiss. Emeut.

Sperwer: het wijfje van den sperwer. - Sperber. Epervier.

Spinnen  3)  : het eerste gedeelte van de africhting der roofvogels. - Apprivoiser.

Steekhuif: de huif met het top versierd, zie huif.

‍  1)  Men zegt: ‘een' halven, heelen krop geven’. ‘Donner une demigorge, une bonne gorge’.

‍ 2)  In Noordbrabant gebruikt men dit woord nog dikwijls voor ‘mak’.

‍ 3)  Van gelijke beteekenis met ‘spenen’. 

Stuk: een kippen- of duiven vleugel, waaraan men den jachtvogellaat trekken. - Tiroir.


Takkeling: een jonge jachtvogel, die uit het nest begint te vliegen. - Astling. Branchîer.

Taleken: zie tersel.

Tersel: het mannetje van alle jachtvogels, met uitzondering van den baillet, het smelleken en den sperwer. - Terz. Tiercelet.

Top: de vederbos op de huif. - Trosch. Cornette.

Treinen: het africhten der jachtvogels. - Abtragen. Affaîter.

Trekken: het trekken der jachtvogels aan het stuk. - Tirer.

Trossen: wanneer de jachtvogel het gevangen wild poogt weg te dragen. - Charrier.


Valkenkamer: het vertrek, waarin de jachtvogels bewaard worden. - Perchoir.

Valkenier: iemand, die de kunst bezit om jachtvogels tot het vluchtbedrijf af te richten en te verzorgen. - Falkenier. Fauconnier.

Valkenierstasch: een groen lakensche tasch, die met een' riem om het lijf wordt gegespt, waarin de valkenier het ter jacht benoodigde bergt. - Falkeniertasche. Fauconnière.

Valkenzak: een linnen lap, van een gat voorzien om den kop door te steken, waarin men den wild gevangen jachtvogel wikkelt.

Vangklauw: de middelvinger der jachtvogels. - Avillon.

Veer met veer: zie betten.

Vliegen: zie betten.

Vliegdraad: een lange draad, waaraan men jachtvogels vasthoudt, zoo lang ze niet volkomen zijn afgericht. - Créance.

Vluchtbedrijf: zie betten.


Nog thans beleven de meeste dezer roemruchte woorden in het kleine valkenierskringetje van Valkenswaard een schamelen ouden dag. Zoo is, waar eenmaal bosch en heide heinde en verre van schaterden, nu verstorven tot wat gesuizel op een vergeten plekje tusschen Peel en Kempen. De taalgeschiedenis volgt en weerkaatst de cultuurgeschiedenis der menschheid. Wij laten geen valken meer voor ons de lucht ingaan, maar bestijgen thans zelf onze monoplaan. Hetzelfde sterfpad echter, dat de valkenierstaal reeds bijna ten einde heeft geloopen, gaan van lieverlede haast al de oudere groeptalen op. Er is weinig dat blijft in het menschenleven. En zoo hebben ook de meeste groeptalen slechts een betrekkelijk kortstondig bestaan. En we kunnen wel in het algemeen zeggen: hoe dieper een zorg, beslommering, uitspanning of bezigheid het algemeen-menschelijke in onze zielen aangrijpt, des te langer zal ceteris paribus ook de groeptaal leven, die erin wortelt. Maar niet alleen van innerlijke levenskracht hangt het lot eener groeptaal af; ook van de concurrentie der volken en geestesstroomingen, ook van ontdekkingen en uitvindingen. En enkele woorden uit zoo'n groeptaal kunnen zelfs voortleven door een begunstiging van een dichter of invloedrijk voorman. Zoo is ‘blauwvoet’ in Vlaanderen weer een schaterende leuze geworden. Inderdaad, de taal volgt de grillige geschiedenis van den menschelijken geest. Dat zagen wij aan de voorafgaande hoofdstukken in wisselende episoden. Laten wij nu onzen blik eens gaan vestigen op het geheele complex der menschelijke samenleving; wij zullen daar hetzelfde wedervinden.


Verder naar Sint-Bavo de patroon van de valkeniers

Terug naar de start