Vermist Donald Paul Breeden co-pilot #42-3436

 

Eygelshoven, een mijndorp in Nederlands-Limburg op 14 oktober 1943. Daar raakt Donald Paul Breeden in de middag vermist nadat zijn B-17 is neergeschoten terwijl hij met 9 collega-bemanningsleden in hun B-17 op weg zijn naar het Duitse Schweinfurt om daar de kogellager-fabrieken te bombarderen. Die dag is nu bekend als Black Thursday. Want die dag kregen de US bommenwerpers er flink van langs.

Donald Paul Breeden zou uit het aangeschoten vliegtuig zijn ontkomen met zijn parachute, maar hij is nooit gevonden.

Donald Paul Breeden is sindsdien missing in action en wordt herdacht op ‘The Walls of the Missing’ op de US Begraafplaats Margraten.
Daar is een campagne gaande om alle mannen en vrouwen die daar begraven zijn, een gezicht te geven; om van iedereen een foto te hebben. Ik heb die van Donald Paul Breeden en van twee van zijn andere gesneuvelde, en daar begraven bemanningsleden verzameld.
Maar nog meer intrigeerde me hoe hij vermist kon raken. Ik kende toen de wrange geschiedenis van die dag nog niet. Hieronder het verhaal van die speurtocht naar zijn vermist raken. Een stuk geschiedenis aan weerszijden van de Duits-Nederlandse grens.

U leest meer over Breeden en het onderzoek naar de vermissing van Breeden. Ook over de Duitse tegenstanders en het relaas van ooggetuigen uit die tijd, net als over het lot van de andere bemanningsleden die net als Breeden op
14 oktober 1943 stierven voor onze vrijheid dan wel in een krijgsgevangenenkamp verdwenen.

Zoeken naar familie

Ik ben nog op zoek naar familie van Martin, Manley en Wells.
Uw hulp is van harte welkom.

                                                    

Thuis
Donald Paul Breeden werd op 9 april 1921 geboren en ging naar school in Worley, Idaho. Worley ligt in de Kootenai County in het reservaat van de Coeur d'Alene Indianen. Die county ligt vlak bij de staat Washington in het noord-westen van de VS.
Volgens mw. Jeanne Venturino, onderzoekster van de Kootenai County Genealogical Society: ‘Donald ging naar school in Worley School District 3. Hij wordt voor het laatst vermeld in de registers van 1939; niet meer in 1940. Wellicht was hij toen al van school af met diploma.’

Getrouwd
Jeanne Venturino leverde mij ook de trouw-informatie van Donald met zijn schoolvriendin Margarette Ellen Talbot. Ze trouwden op 1 november 1941. Uit dit huwelijk werd hun dochter Donna geboren op 14 januari 1944, ruim 3 maanden nadat Donald boven Eygelshoven zijn leven verloor. Deze dochter, Donna Reichelsdorf, woont nu met haar moeder in Californië.

Twee jaar USAAF-training
In San Francisco en op de dag dat hij zijn 20ste verjaardag vierde, nam Donald vrijwillig dienst en kwam op de pilotenopleiding met militair registratie-nummer is O-745041. Uit Breeden’s map met officiële documentatie n.a.v. het onderzoek inzake zijn dood/vermist raken dat start in 1946, lees je zijn gegevens: blauwe ogen, bruin haar, 1,78 meter groot, 70 kg en maat 39 in de schoenen en over een gebroken linker kuitbeen in 1936. Dat hij 2 tanden miste en nog $ 48,10 aan wedde tegoed had.
Maar ook kun je daaruit zijn opleidingstraject (Class 43-E) van bijna 2 jaar langs diverse vliegbasissen zien, want op elke basis werden in 1946 zijn gebitsgegevens opgevraagd. Ergens na 11 maart 1943 was hij klaar met al zijn opleidingen en op 20 mei 1943 kreeg hij zijn aanstelling als piloot.





Breeden is nergens vermeld in de ‘Training Class Books’ van de 2-motorige vliegscholen. Zijn naam verschijnt pas in logboeken nadat hij is neergeschoten.

5 vluchten boven bezet Europa
Wanneer 2de luitenant Breeden na medio maart 1943 in Europa is aangekomen, is mij niet bekend, maar vanaf 4 oktober 1943 vloog Donald 5 missies als co-pilot van een B-17F van het 364ste squadron (rechts hun badge) van de 305de BombGroup (herkenbaar aan hun driehoek met de G erin op de staarten van hun B-17‘s) in de 8ste USAAF. Ze vlogen vanaf het vliegveld met de naam US station 105 in Chelveston (GB).


Zijn 1ste missie was op 4 oktober nr.#109 naar Frankfurt met McDarby als piloot in B-17/WF-A/42-29988. Die B-17 had als koosnaam de ‘Uncouth bastard‘.
Op de 8ste vloog hij naar Bremen (#111) met dezelfde bemanning (McDarby) in ‘Devastating Dottie’ WF-D/42-30724.
Daarna naar de scheepswerven van Gdynia/Danzig (#113) in bezet Polen op 9 oktober. Dat was op dat moment de missie die het verst van huis was. Ze vlogen die missie voor het eerst in hun ‘eigen’ vliegtuig de B-17 WF-R/42-3436. Die machine was op 18 september spiksplinternieuw uit Douglas-fabriek in Long Beach (Cal.) op de vliegbasis Chelveston aangekomen. Hieronder de enige bekende foto van deze B-17 in volle vlucht op weg naar Gdynia (Bron: Fold3/UDSAAF).
Daarna vlogen ze met z’n tienen op de 10de naar Munster (#114).
Op zijn 5de missie wordt de B-17 van Donald Paul Breeden boven Eygelshoven neergeschoten op 14 oktober 1943 op weg naar Schweinfurt tijdens de fameus geworden missie #115. Daarbij raakt hij MIA/vermist.





Zijn laatste vlucht naar Schweinfurt op 14 oktober 1943
De missie op donderdag 14-10-1943 was de 115de voor de 8ste USAAF en was gericht tegen de Kugelfischer kogellager fabrieken in Schweinfurt. Een vitale industrie omdat er in elk stuk oorlogstuig (vliegtuig, tank, auto, machinegeweer) wel een of meer kogellagers zitten.

Ze stegen rond 10.15 op vanaf de basis Chelveston. Engineer/top turret gunner Arthur Linrud zegt in zijn relaas over die dag: ‘Ons vliegtuig steeg die ochtend op in regenbuien en zware bewolking. Ik had niet verwacht dat we echt zouden gaan in zulk slecht weer; het was een echte soep. We klommen naar zo’n 8.000 voet voordat we de zon boven de wolken zagen. Door dat slechte weer ging veel tijd verloren bij het vormen van de formaties boven Engeland en de Noordzee.‘
Volgens BTG Roberts vloog hun 305de BombGroup helemaal alleen over de Noordzee.
Dat tijdverlies betekende dat de begeleidende P47 jachtvliegtuigen eerder moesten omkeren omdat ze zo eerder dan gepland door hun brandstof heen waren. Ze draaiden al boven de Noordzee en België om i.p.v. boven de grens met Duitsland. Wat weer betekende dat de Duitse jagers eerder op de formaties konden losbranden. En boven het vasteland van Europa was het prima weer - een voordeel voor de Duitsers.
De 305th BombGroup kon hun afgesproken plek in de formatie niet op tijd vinden en vlogen daarom op de slechtste plek van een andere ‘wing’ - onderaan, achteraan en aan de buitenkant. En ook dat nadeel veroorzaakte dat de machine van Breeden bij een van de eerste vliegtuigen was die werden afgeschoten - rond 13.45 uur boven Eygelshoven.
De eerste Duitse aanvallen begonnen al toen de formaties net boven het vasteland van Europa kwamen. De eerste klappen werd met raketten uitgedeeld die de Duitsers van buiten de reikwijdte van de Amerikaanse .50-machinegeweren afschoten.

Uit het rapport van de 305th BG aan de  40th Combat Wing:



De begeleidende P-47’s draaiden rond 13.33 uur af en gingen ze terug naar hun thuisbases.

Kaart-coördinaat 5102Noord-0555Oost is tussen Genk en Opglabbeek in België.

12 minuten later (13.45) crashte de A/C 42-3436.

McDarby vertelde de heer Kuhl dat ze nooit tot bij een andere wing wisten te komen om zich daarbij aan te sluiten. Ze waren helemaal alleen en omgeven door Duitse jachtvliegtuige. Hun eerste frontale aanval beschadigde motor nummer 1.

Arthur Linrud: '.... ons vliegtuig schudde hevig door de inslag van een granaat of raket aan de achterkant van motor nr 2. Daar was een groot gat in de vleugel geslagen en de motor was een brandend en rokend rommeltje geworden. Ik zag dat op z’n 4 a 5 meter links van mijn geschutskoepel gebeuren. De rook bleef uit de motor komen toen we afdraaiden uit onze formatie en daalden omdat we minder motorvermogen hadden.

De inslagen van de machinegeweerkogels die volgden hoorden zich aan als hagelstenen op een metalen dak. De rook werd vlammen en onze brandstof ging in de fik in een vuurbal die zich naar achter uitstrekte langs de romp ons vliegtuig. Om me heen zag ik parachutisten neerdalen en ook een vliegtuig dat neerstortte omdat een vleugel was afgebroken.’
Datzelfde ging ook met Linrud’s B-17 gebeuren.


Piloot McDarby beval via de intercom iedereen uit het vliegtuig te gaan en liet ook de ‘bail out’-bel rinkelen. Iedereen moest zijn parachute aanhaken aan zijn harnas en via de noodluiken uit het vliegtuig springen. Maar niet iedereen slaagde daarin, want 4 vliegeniers werden dood gevonden en een 5de raakte vermist.


De staart met 2 dode bemanningsleden/zijschutters - Henlin en Wells - erin kwam op de grond neer vlak achter de toenmalige mijn Julia. De neus met daaraan de rechtervleugel en met de bommen in het ruim viel net voorbij het toenmalige Duitse gehucht Finkenrath, vlak over het grensriviertje de Worm.
Daar vlakbij werden nog 2 bemanningsleden erg verbrand dood gevonden; Martin en Manley. Ook zij hadden hun parachute niet meer kunnen gebruiken.
De linkervleugel viel in de tuinen aan de Rimburgerweg nabij de ingang van het toenmalige  zwembad van de mijn.

Eruit gesprongen maar vermist
Piloot Dennis McDarby verklaarde dat Donald Paul Breeden zonder verwondingen uit het vliegtuig is gekomen en zich met zijn parachute heeft kunnen redden (Bron: MACR 1034). TTG Linrud zegt dat Breeden via het ontsnappingsluik in de neus uit de machine is gesprongen.
Het Nederlandse PV spreekt over 5 parachutes. Deze 5 bemanningsleden zijn allen geland en meteen opgepakt. Breeden raakte echter vermist en werd op 15 oktober 1944 dood verklaard.
In 1948/49 was er een Amerikaans onderzoek naar zijn vermissing en in 1951 werd bepaald dat zijn stoffelijke resten niet te traceren was: ‘non-recoverable’.


Breeden kreeg (postuum) deze medailles toegekend: Air Medal, the Purple Heart, American Campaign Medal and World War II Victory Medal. (Bron: www.Honorstates.org).

 
 
 



Breeden toch niet echt vermist?

Mijn eerste actie ging om een foto van de Donald Paul Breeden, maar mijn nieuwsgierigheid betrof toch vooral waarom hij vermist kon raken op zo een klein gebied. Terwijl al zijn mede-bemanningsleden wel gevonden werden. Verhalen waren er genoeg.

Mijn interview met de heer Eduard Foitzik was in dit opzicht ontnuchterend. Net als het lezen van boeken zoals dat over Finkenrath met daarin de getuigenis van mevrouw Klara Wauters-Martini en zeker ook het boek van George Kuhl. Hij geeft daarin een verslag van minuut tot minuut en alleen over de vliegtuigen van de 305de BombGroup op die tragische dag.


De heer Foitzik beschrijft hoe een parachutist in een draaiende propellor terechtkomt.
Mevrouw Wauters-Martini zegt dat er meer ‘delen’ dan van maar 2 personen in de grafkisten waren gedaan. Georg Kuhl doet in zijn boek verslag van het onderzoek in 1948/49 dat mevrouw Wauters-Martina haar observatie bevestigt en waarmee de zaak in 1951 wordt afgesloten. Breeden is officieel ‘vermist’; zijn  stoffelijke resten zijn ‘non-recoverable‘ verklaard in 1951. Nu zou dat anders gaan.

Al dit gaf me het inzicht dat delen van Breeden’s stoffelijk overschot waarschijnlijk toch gevonden zijn, maar niet meer als zodanig herkenbaar. Het rapport van het onderzoek dat in 1948 en 1949 door de USA Army werd uitgevoerd, bevestigt dat. Restanten van Breeden’s stoffelijk overschot zijn waarschijnlijk in de grafkisten van Martin en/of Manley mee begraven. Eerst in Merkstein en later in Margraten.

Dat begint in Duitsland bij het bergen van de stoffelijke resten. De twee als zodanig ‘herkenbare’ lijken van Martin en Manley zijn zo gevonden. De andere stoffelijke resten worden door mogelijk ondeskundige mensen en ‘vijanden; in Duitse termen Luchtterroristen’ in een van beide kisten toegevoegd.
Ik kan me ook nog voorstellen dat toentertijd zo een opruim-klus vlot klaren belangrijker was dan kijken of het logisch is wat in de beide kisten verdween. Nog los van de toenmalige technieken zoals een identificatie op basis van een gevonden gebit. Zonder gebitsdelen kon je toen geen persoon identificeren. En als je dan van henzelf hoort dat de heer Waltmanns een stuk kaak gevonden had en dat Wilms een stuk van een hoofd in een vliegeniershelm vond.


Mevrouw Wauters-Martini in het boek over Finkenrath
In het boek over Finkenrath staat de getuigenis van mw. Klara Wauters-Martini die ook zag dat er lijkendelen van meer dan 2 personen op de crash-plaats werden gevonden.



Het boek van George Kuhl
Ook het boek van dhr. George C. Kuhl (1924-2009) ‘Wrong Place! Wrong time! - The 305th Bomb Group and the 2nd Schweinfurt Raid October 14, 1943’ - gepubliceerd in 1993 is onthullend.

In zijn zeer gedetailleerd boek staat in hoofdstuk 13 op pag 149 staat dit te lezen. Ondersteund met voetnoot #39 op pagina 287.


Hieruit kun je afleiden dat - met grote waarschijnlijkheid - de onherkenbare stoffelijke resten van Donald Paul Breeden eerst in Merkstein zijn mee begraven bij het stoffelijk overschot van Martin en/of Manley en daarna in Margraten

Het onderzoek in 1948 en 1949
Ik kreeg een kopie van het Amerikaanse onderzoek uit eind 1948 en begin 1949 en de daarop volgende review in 1951 van Fields of Honor uit Margraten. In knipsels de resultaten.

In de oorlog werden in Duitsland 2 doden geteld. Maar uit het onderzoek in 1948-1949 blijkt dat er meer stoffelijke resten dan van 2 personen zijn verzameld in Finkenrath in oktober 1943:








Daarna besluit in 1951 de Review Board: dat Breedens ‘remains are non-recoverable’.




Mij verbaast het nu dat er daarna niet meer gekeken is naar de mogelijkheid dat de stoffelijke resten van Breeden bij Martin en/of Manley in het graf liggen. Zoals bij de reorganisatie van de Begraafplaats Margraten (1948-1960).



Rampzalige dag
Per saldo was Breeden na bijna twee jaar opleidingen maar 5 dagen operationeel geweest. Een lot van veel USAAF-vliegtuigbemanningen in die tijd; zij waren ‘groentjes’ in vergelijking met de Duitsers. Zijn vliegtuig werd op zijn 3de vlucht neergehaald.

Donderdag 14 oktober 1943 werd zo weer een rampzalige dag voor de 8ste USAAF. Breeden was een van de 639 bemanningsleden die die dag verloren gingen: dood, vermist, gevangen of in Zwitserland geïnterneerd.

Zijn B-17 was een van de 291 die konden starten, zoals vanuit Chelveston. Van zijn 305de BombGroup kwamen maar 3 van de 18 toestellen (3 squadrons van 6 B-17’s) tot boven Schweinfurt. En maar 2 daarvan kwamen terug in Engeland. Verder maakte er een een noodlanding bij Aesch in Zwitserland.

Het 364ste squadron van Breeden deed met alle 6 zijn toestellen mee maar werd die dag compleet weggevaagd. Dat gebeurde binnen 13 minuten tijd en zelfs voordat ze over de Rijn konden komen.
Bovenstaand schema komt uit het boek van Ron Putz en is aangevuld door Oswald Ortmanns. Het squadron van Breeden vloog onderaan/achteraan; op de meest kwetsbare plek.

Met het boek van George Kuhl erbij kun je de slachtpartij binnen de 305de BombGroup van minuut tot minuut reconstrueren.
Hieronder opgesomd in deze volgorde: tijdstip crash, naam piloot, squadronnummer, reg.nr. vliegtuig en locatie van de crash.

13.40 uur - Murdock 364th/#42 -29952 in Limmel (NL)

13.45 uur - McDarby 364th/#42-3436 in Eygelshoven (NL) en Finkenrath (D)

13.45 uur - Eakle 364th/#42-30807 in Eisden (B)
13.45 uur - Willis 366th/#42-3549 in Horn (NL)

    13.49 uur- Dienhart 364th/#42-30831 draait af richting Zwitserland

13.50 uur - Holt 364th/#42-29988 in Immendorf (D)

13.50 uur - Fisher 366th/#42-3195 in Waldenrath (D)

13.52 uur - Lang 366th/#4237750 in Puffendorf (D)

13.53 uur - Kenyon 364th/#42-30242 crasht 6,5 km ten westen Düren (D)

14.02 uur - Skerry 366th/#42-30814 in Adendorf bij Bonn (D)

14.29 uur - Maxwell 365th/#42-30804 explodeert in de lucht - crasht bij Glashofen (G),  in de buurt van Marktheidenfeldt, 24 km ten noord-westen Würzburg (D)
    14.32 uur - start van hun ‘bomb’ run boven Schweinfurt door Kane/Normand - Bullock - Kincaid - Farrel

14.39 uur - Kincaid 365th/#42-3550 crasht bij Werneck, 11 km ten zuid-westen van Schweinfurt (D); voordat deze zijn bommen kan afwerpen

    14.40 uur - afworp bommen door Kane/Normand - Bullock - Farrel

14.41 uur - Bullock 365th/#42-37740 ten noordoosten van Schweinfurt (D)

15.40 uur - Dienhart 364th/#42-30831 maakt een crash-landing in Reinach Aesch (CH)

Volgens Kuhl heeft de commandant van de 305de - Normand die in de B-17 van Kane meevloog - door zijn gedrag een grote bijdrage geleverd aan deze verliezen. Ze misten daardoor de bescherming die een compact bijeen vliegende groep B-17’s elkaar onderling gaven met hun boordgeschut. Daar kwam ook de naam ‘vliegend fort’ vandaan.

Nog los daarvan vloog ook deze groep een ‘laan’ in met Duitse vliegvelden waar rond de 300 toestellen klaar stonden om hen aan te vallen, en ging hun vlucht over diverse Duitse steden die met met forse luchtdoelartillerie-stellingen waren omringd.

Vlak na 18 uur die dag landden maar 2 vliegtuigen op de basis Chelveston:

18.07 uur - Kane/Normand 365th/#42-3412
18.09 uur - Farrell 366th/#42-30678

Met de 3 B-17s erbij geteld die met technische manco’s al veel eerder waren teruggekeerd, bleven er 5 van de 18 vliegtuigen over.

Je kunt je de emoties van grondploegen voorstellen die in de nacht en ochtend daarvoor 18 vliegtuigen klaar hadden gemaakt voor deze missie naar Schweinfurt. 14 oktober 1943 werd zo een ‘Black Thursday’.

De Duitsers meldden die dag het verlies van 50 eigen vliegtuigen: 38 Me109/110 en 12 FW190.


                                              

De Duitse kant

Het vliegtuig van Breeden stortte neer door raket- en/of granaat-inslagen in motor nummer 2. Die zit in de linkervleugel meteen naast de positie van de piloot. Die granaten waren afkomstig van de Focke Wulf 190A-jager van de Duits-Oostenrijkse Oberfeldwebel Anton-Rudolf Piffer (1918-1944). Hier links op de foto (Bron: wwww.luftwaffe.cz). Hij behoorde tot 2de Staffel van Jagdgeschwader 1 en het was zijn 10de ‘overwinning’.


Dichtbij resp. boven Eygelshoven waren 3 Duitse j
agers betrokken bij het neerhalen van Breeden’s B-17. Een Duitse jager werd met grote zekerheid neergeschoten door sergeant Dominic Lepore, de staartschutter van de Amerikaanse B-17. Dat was de Me-109G-6 / Witte 12 met ‘Werknummer’  15389 van ‘Feldwebel’ Helmut F. Brinkmann. Hij stortte stuurloos in een weiland op de Vink neer en kwam daarbij om het leven. Hij behoorde tot de 7de Staffel van Jagdgeschwader 1 die vanuit de vliegbasis Eelde vlogen. Zijn lijk werd niet gevonden in de wrakstukken.

Brinkmann was geboren in Stade-Camp (G) op 13-6-1920 en verhuisde als jongetje in 1928 naar Fredenbeck. Daar staat zijn naam op het ‘Gefallenendenkmal’.
Brinkmann was waarschijnlijk pas kort daarvoor vanuit de opleiding in de 1. Kompanie Flieger-Ausbildungs-Regiment 61 in Heiligenbeil (nu Rusland-Kaliningrad) gekomen, want zo staat hij bij WASt in Berlijn in de documenten.

Op 1 april 1943 werd de III. groep van JG 1 opnieuw opgericht op het vliegveld Deelen. Een deel van het personeel kwam zo uit de vliegscholen en Helmut Brinkmann was waarschijnlijk een van hen. Ze waren klaar om met hun Messerschmitt Bf 109 G-6 te gaan vliegen op 10 juni 1943.
In september verhuisden ze van Deelen naar Eelde - in de buurt van Groningen. Van daaruit Brinkmann maakte zijn vlucht vlucht.
Hij was één van de 37 dode of vermiste piloten van deze groep in 1943; 28 als gevolg van acties van de geallieerden. De III. groep verloor 76 vliegtuigen in dat  jaar; 53 werden neergeschoten door de geallieerden. Zelf schoten ze in 1943 49 geallieerde vliegtuigen neer.

Bron: Lexikon der Wehrmacht

Dennis Lepore - zoon van de staartschutter - liet me in februari 2017 weten dat zijn vader had gezegd dat hij een Duits vliegtuig had afgeschoten. Waarschijnlijk Brinkmann’s Me-109. Iets dat voor 1988 ook door de bevolking op de grond werd bevestigd aan Ron Pütz voor zijn boek ‘Duel in de wolken‘.



Uit het Nederlandse proces verbaal

Het Nederlandse proces verbaal dat ik kreeg van ‘Eygelshoven door de eeuwen heen’. Een stuk daaruit.




Uit het Duitse proces verbaal
Van Manfred Zankl van het Archief der Stadt Herzogenrath kreeg ik ‘das amtliche Bericht’ - zeg maar hun PV.




De ‘Waldfriedhof’ in Merkstein heet nu ‘Lange Hecke’.



Verslagen in de (gecensureerde) Nederlandse en de vrije pers in oktober 1943.


Ooggetuigen op 14-10-1943 die ik in 2016 en 2017 sprak
Van de bemanningsleden van toen, leeft nu alleen nog de heer Ben Roberts, de BTG/ball turret gunner. Ik sprak in Eygelshoven met de heer Sjir Handels en Piet Diederen. Een artikel in de Aachener Zeitung samen met mevrouw Beatrx Oprée leverde me diverse reacties op van nog levende Duitse ooggetuigen zoals de heer Heinz Wilms in Wurm (D) met de heer Hubert Walmanns uit Hofstad (D) en de heer Eduard Foitzik uit Merkstein (D). Deze ooggetuigen waren allemaal  kinderen in 1943. Daarnaast ontmoette ik door het krantenartikel ook JoAnn Linrud via haar familie in Würselen. Mijn interview met de heer Foitzik gaf me een goed idee waarom Breeden nimmer is gevonden. 


Eduard Foitzik (*1935)
De heren Foitzik en Wilms kennen elkaar uit Wurm, maar hebben elk hun eigen verhaal.


Eduard en zijn vader stonden aan de deur van hun huis in de Floeßerstraße 78 in Merkstein (D) op deze heldere oktoberdag in 1943. Ze keken samen naar het luchtgevecht dat zich vanuit hun positie boven Hofstad leek af te spelen. Ze zagen de Duitse jagers door de Amerikaanse groepen vliegtuigen heen vliegen en hoorden het ratelen van de machinegeweren en de knallen van de boordkanonnen.


Hij zag dat een B-17 werd geraakt, dat die begon te branden en dat er een vleugel afbrak. Hij zag ook de bemanning eruit springen en aan hun parachutes neerdalen. Hij weet helaas geen aantal te noemen. Hij - net als de heer Wilms verklaarde - zagen de B-17 met nog maar een vleugel in een spiraal-beweging of al rondjes draaiend naar beneden komen. Van die ene vleugel deden de motoren het wel nog en de propellor van een van deze motoren greep een van de parachutisten. De heer Foitzik meent dat die parachutist meteen dood moet zijn geweest. Dat zou de vermiste Breeden kunnen zijn geweest.


Later die dag of de dag erna - dat weet hij niet meer zeker - ging hij met zijn vader op de fiets kijken. Net voor Finkenrath zagen ze de grote krater waaruit nog steeds rook kwam. Op een gegeven moment zei zijn vader niet naar rechts in de greppel te kijken en hield hij hem ook een hand voor zijn ogen. Waarschijnlijk lag daar een dood bemanningslid; William Martin of Harvey Manley.

De heer Günter Ortmanns zag ook een bemanningslid in de greppel liggen.

Foto: Wim Slangen



Hubert Walmanns (*1934)
De heer Walmanns nam ons zonder enige twijfel mee naar de plek waar links van de weg het grote explosie-krater was in 1943. Hij zei dat er nog 2 niet-geëxplodeerde bommen lagen toen hij er met een paar vriendjes ging kijken. Op dat moment was het wrak nog aan het branden en ging er nog munitie af in het vuur.

Hij vond er ook een stuk van een kaak aan de rechterkant van de weg waarop we op een zonnige decembermiddag staan in 2016.

Later is hij wrakdelen - een stuk van de vleugel en propellorbladen - gaan halen samen met zijn vader, want voor oud ijzer kreeg hij extra punten op school.  
Foto: Wim Slangen            



Heinz Wilms (*1940)

In november 2016 sprak ik met Heinz Wilms uit Wurm. Hij had mijn artikel in de Aachener Zeitung gelezen en deed zijn verhaal.
Als kleine jongen zag hij de crash gebeuren. Hij hoorde de geluiden van het luchtgevecht en zag het vliegtuig op zo’n 200 meter hoogte vanuit de richting van Chevremont (NL) aankomen. Daarbij maakte het vliegtuig een linkerbocht boven zijn hoofd en daarna hoorde hij de explosie. Het vliegtuig was zo laag, dat hij nog bemanningsleden in het vliegtuig zag zitten.
Nieuwsgierig als hij was, rende hij op zijn kleuterbeentjes richting Finkenrath over de weg langs de spoorlijn. Zover hij zich herinnert was hij alleen op de chrash-site en daar tilde hij een stuk metaal op en zag daaronder een vliegeniershelm met de bril er nog aan vast. Toen hij deze optilde leek hem die wat zwaar en tot zijn schrik zag hij dat er nog een stuk van een hoofd in zat. Hij liet alles vallen en rende naar huis.

Foto: Wim Slangen



Sjir Handels (*1937)

Als jongen zag Sjir Handels het luchtgevecht samen met zijn vader Hubert vanuit de tuin van hun huis aan de Koningin Emmastraat (nu Eiswinkel) in Eygelshoven.


‘Ik hoorde de machinegeweren ratelen van de 3 Duitse jagers en die van de B-17. De Duitsers cirkelden om de B-17 heen om hem neer te schieten. Maar vanuit de B-17 werd teruggeschoten want op een gegeven moment zag ik dat een Duitse Me-109 werd geraakt en over ons heen richting Chevremont verdween met een rookpluim aan zijn staart. Mijn vader zei: 'Richtig zoe' (Goed zo). Dat was de Me-109 van Brinkmann.
Vlak daarna zagen we 6 parachutes en dat een vleugel afbrak. Van die 6 gleed er een richting de toenmalige Gasfabriek in Haanrade. Daarna verdween deze parachute achter de huizen van Spoorstraat en de Julianastraat (nu Mirbachstraat) uit ons beeld. Ik denk dat die in de Beemden is geland. Daar waren weilanden maar ook veel modder en moerasland. Als dat Breeden was aan die parachute dan kan hij in het moerasland zijn verdronken.’


Begin oktober 1944 werd dit gebied - vooraf aan de aanval op Aken - heftig gebombardeerd met ongeveer 350 stuks artillerie en vanuit P38 vliegtuigen om de Duitsers uit de bunkers van de Siegfriedline/Westwall te krijgen. De Worm was en is nog steeds de grensrivier met Duitsland.

Na de oorlog werd dit gebied gebruikt als vuilnisbelt van de gemeente Eygelshoven en daarna werd het nog opgevuld met mijnsteen uit de 2 kolenmijnen van Eygelshoven.

Sjir Handels gaf me ook inzage in zijn verzameling van 5 oorlogsdagboeken van Eygelshovenaren die hij met veel zorg bijeenbracht, en leverde zo een bijdrage aan de volgende ooggetuigenverslagen. Deze bundeling roept om publicatie.
Foto: Wim Slangen



Piet Diederen (*1928)
Op Memorial Day 2017 - mijn eerste keer op Margraten - trof ik mijn oom en zijn vriend Piet Diederen. Zijn ouders hadden in Eygelshoven een ODB-winkel aan de Hoofdstraat (nu Veldhofstraat); naast de schoenenzaak van de ‘Dames Brull’.
Toen ik vertelde dat ik daar was vanwege Donald Paul Breeden en zijn mede-bemaningsleden, kreeg ik meteen respons van Piet. Op de dinsdag erna zat ik bij hem aan tafel.

Hij was op die 14de oktober als 15-jarige jongen voor zijn oom Zef Diederen de slagerswaar aan het uitrijden op zijn bakfiets. Vanaf de slagerij Diederen naast de kerk van Chevremont trapte hij die dag over de Vink richting de directiewoning van de familie Edixhoven aan de Rimburgerweg. Onderweg zag hij boven zich het luchtgevecht en aan de Rimburgerweg aangekomen hoe de Amerikaanse B-17 uiteen viel. Doorfietsen leek hem te gevaarlijk en hij stapte vlug af en schuilde tegen de muur van de mijn Julia totdat het weer rustig was.
Op de terugweg naar zijn oom ging hij in Chevremont effe kijken naar het gat waarin de Duitse jager was verdwenen. Dat was vlakbij de witte boerderij van de familie Benders, maar kon er niet echt dichtbij komen.

Foto: Wim Slangen



Ger van Megen (*1928)
Ik ontmoette mijn ome Ger van Megen en zijn schoolvriend Piet Diederen op Margraten op 28 mei 2017.
Ome Ger was die middag in oktober 1943 terug op weg naar de Mulo in Kerkrade na zijn middageten thuis aan Op de Kamp in Eygelshoven.
Halverwege De Vink en Chevremont zag hij het luchtgevecht tussen de Duitse en Amerikaanse jagers. ‘Ze vlogen zo laag - tussen de huizen door.’
Hij realiseerde dat hij gevaarlijk dichtbij dat gevecht was, dook daarom weg en zocht bescherming in de berm. Op een gegeven moment hoorde hij rechts naast zich een zware klap en toen hij opkeek zag hij een stofwolk. Omhoog uit de grond stak een grijs-groen stuk staart van zo’n 1,5 meter. ‘Bovenop op die staart zaten haren. Die moeten wel van de piloot zijn geweest.‘
Ome Ger denkt dat de crashplek zo’n 10 meter naast de weg was. Hij probeerde (later die dag?) dichterbij te komen om een betere kijk op het geheel te krijgen, maar werd weggestuurd door de politie.
Hij ging ook naar het staartstuk van de B-17 kijken. Dat lag volgens hem maar zo’n 4 tot 5 meter bij de roeivijver vandaan.
Foto: Wim Slangen


Toon Stams (*1930)

Hij was leerling op de Ambachtschool in Kerkrade en zag het luchtgevecht vanaf het schoolplein tijdens zijn middagpauze in de heldere lucht boven Kerkrade. Dhr. Stams hoorde de machinegeweren van de vliegtuigen ratelen en hun boordskanonnen knallen.
Hij zag hoe een Duitse jager werd geraakt en neerstortte. Terwijl hij me dit vertelde, maakte hij met zijn hand een neergaande begweging en een halve rol.
Na school - op weg naar huis aan de Molenweg in Eygelshoven - kwam hij bij de crash-plaats voorbij maar kon er niet bij dichtbij komen.

Ik vroeg hem waar die plek was. ‘Weet je waar het parkeerterrein van de Luckerheide kliniek is?’ vroeg hij me. ‘Daar was dat; zo’n 20 meter naast de weg. Tijdens de mobilisatie tot aan aan het begin van de oorlog was daar een Nederlandse MG-post ingegraven.’

Van horen zeggen vertelde hij me dat een hand van een van de MG-schutters in de staart van het vliegend fort nog aan zijn .50 zou hebben vastgezeten, maar hij had dat nooit zelf gezien. Ook daar kon hij niet bij het wrak komen. En hij had gehoord dat iemand vanaf de grond op de vliegeniers aan hun parachutes had geschoten.
Foto: Wim Slangen

Ooggetuigenissen gevonden in boeken en documentatie

Naast de overlevende ooggetuigen zijn er gelukkig ook vastgelegde getuigenissen van deze dag.

De heer Oswald Ortmanns van de Stichting ‘Eygelshoven door de eeuwen heen’ hield in juli 2012 een boeiende presentatie over deze Black Thursday en het lot van deze B-17 en haar bemanning. Daar werd mijn interesse voor het eerst gewekt. Een bezoek aan de begraafplaats Margraten in 2016 was de vonk. En ook de verzamelde oorlogsdagboeken van Sjir Handels hielpen mij goed op weg.

Oswald Ortmanns - toen een kleine (Duitse) jongen - vertelde dat het brandende neusdeel zo laag over de bomen kwam waarin hij en Heinz Michels zaten, dat hij de hitte voelde.

In het boek over Finkenrath ‘Nivelstein und Finkenrath - versunken, aber unvergessen!‘ vond ik 2 getuigenverslagen. Een van Heinz Michels en een van mevrouw Wauters-Martini (pag. 147-148).

De heer Heinz Michels beleefde die dag een onvergetelijke 10de verjaardag. Want hij zat naar zijn zeggen samen met Oswald Ortmanns en Hermann Nöhlen in een van de bomen in de boomgaard waarnaast de B-17 neersmakte.
‘We zagen een grote bommenwerper uit het westen komen -veel lager dan de anderen .... Rook kwam er uit zijn staart ...... een Duits gevechtsvliegtuig vloog langs de jongens en schoot in de buik van de bommenwerper .. . Vervolgens kwam er vlammen uit de bommenwerper en viel die uit elkaar.
We zagen achter mensen uit de machine springen en de bommen vielen uit de romp. De staart kwam aan de andere kant van de Wurm neer, de bommen zeer dicht bij mijn ouderlijk huis ... daarna werd het zo warm als in de hel .... het voorste deel ging zo laag over ons heen dat we het bijna konden aanraken ... het was in brand en gaf veel hitte ... het begon te draaien ... ik was bang dat het op Finkenrath of mijn huis zou gaan vallen ... Ik werd erg bang ... maar het viel met een huilend geluid voorbij ons neer in de wei, met een afschuwelijke ontploffing ... de klap was oorverdovend .. . Er moeten nog bommen in het vliegtuig zijn geweest ... een enorme steekvlam kwam omhoog op de crash plaats zo’n 100 meter van ons vandaan... als de bliksem waren we uit de bomen ... we renden naar de boerderij van de familie Hübben ... in de lucht vlogen nog aarde en metalen delen rond die enge geluiden maakten... Ik wil niet praten over de verschrikkelijke dingen die we later nog gezien hebben zoals over de lijken van de bemanning en delen van hen.’


In hetzelfde boek beschrijft Klara Wauters-Martini haar belevenis zo. Zij was op weg terug van school in Herzogenrath via de weg langs Nivelstein naar haar ouderlijk huis - Café Martini - toen ze eerst de bommenwerpers zag die nog hoog vlogen, maar daarna hoorde ze ook ook het luchtalarm afgaan en de machinegeweren vlakbij schieten. Toen ze die angstwekkende geluiden boven zich hoorde, liet ze haar fiets vallen en ging ernaast liggen. Op dat moment kwam het brandende vliegtuig over haar dorp heen en crashte daarna in een weiland voor haar ouderlijk huis.


Leni Lataster(- van Dijk) die toen in de Bergeikstraat in Eygelshoven woonde: 'Boven ons was het helse geluid van het luchtgevecht dat daar gaande was. We zagen parachutes naar beneden komen. Mijn vader zei: “Dit vliegtuig gaat neerstorten. Als het valt, zullen we allemaal doodgaan.” Maar doordat de linkervleugel afscheurde, maakte het vliegtuig een draai naar roeivijver achter de kolenmijn. We hoorden een grote knal ... wij zelf waren zeer opgelucht.’

Pastoor Franck vertelde dat een lid van de Duitse Kriegsmarine die met verlof was nog geschoten heeft op de neerdalende parachutisten.

De heer Rien Sanders was een van de velen die de Amerikaanse manschappen zag - nog in hun vliegkleding - terwijl ze door Eygelshoven werden afgevoerd. Een van hen zei nog ’Hello babe’ tegen een van de meisjes langs de kant van de straat.


Mijn vaders oom - Jozef/Joep Haeren - vertelde hem - en hij aan mij - dat hij op en neer over de akker was gerend waarop hij aan het werken was toen de linker vleugel omlaag viel als een blad van een boom. Eerst naar links dan weer naar rechts etc.

Hij had alle reden angst te hebben want in de nacht van 30 op 31 juli 1941 was zijn boerderij per abuis platgegooid door de Engelse RAF. Die piloot moet wel gedacht hebben dat hij al boven hun doel - Keulen - waren.
Foto: Stichting Eygelshoven door de eeuwen heen.



Crashsite in 1943

Het vliegtuig viel uiteen in 3 stukken. De staart met daarin 2 dode zij-schutters viel neer achter de voormalige kolenmijn Julia. Daar waar nu de US Army haar opslagterrein heeft.

De afgebroken linkervleugel viel neer in de achtertuin van een van de woningen aan de Rimburgerweg net achter de ingang van het zwembad van de mijn.

En de voorzijde met daarin de bommen en de rechtervleugel viel over de Worm nabij Finkenrath neer. Daar vlakbij werden de navigator en de bombardier dood gevonden.


Een luchtfoto uit die tijd met daarin ingetekend de 2 crashplaatsen.
Het neusstuk zou volgens de Duitse ooggetuigen die ik sprak dichter bij de spoorlijn (rode ovaal) zijn geweest dan de heer Ortmanns in zijn presentatie (gele pijl) in 2012 liet zien. De puntjes in het ovaal zijn de bomen in de genoemde boomgaard.




Als je beter naar de foto kijkt, dan zie in je in de akker ‘boven de boomgaard’ een lichte vlek.
Wellicht is daar het veldgewas anders omdat er restanten van het gecrashte vliegtuig in de grond terecht zijn gekomen.
Zoals de benzine, munitie en stukken van het vliegtuig.

Ook de de ontploffing en de intense hitte van de brand kan een oorzaak zijn.








In oktober 2018 sprak ik met dhr Günter Ortmanns. Hij meent dat de ronde plek de crashplek is.














Crashsite - Nederlandse kant: staartstuk en linker vleugel

Jack Huntjens uit Eygelshoven vertelde me waar de linker vleugel uiteindelijk neer kwam: in de tuin van de van de grootouders van Ger Jansen die aan de Rimburgwerweg een winkel hadden.
Op het terrein tegenover de ingang van de het zwembad van de mijn Julia kwam ook een bemanningslid neer aan zijn parachute. Ook op het terrein van de familie Jansen.

Links Een foto uit de 1960‘s met de Rimburgerweg en in de ovaal het zwembad.                                   


Crashsite - Duitse kant: voorstuk met linker vleugel en bommen
De heer Wilms gaf ook aan dat de crashsite van het neusstuk dichter bij de spoorlijn was dan ik eerder begreep uit de presentatie van de heer Oswald Ortmanns. Want tegenover Café Martina dat vlakbij de spoorwegovergang lag was een boomgaard. En net daaraan voorbij - richting Hofstad - was de inslag van de romp en de rechtervleugel in een weiland.
De heer Günter Ortmanns, de broer van Oswald wees me in oktober 2018 het ronde plekje als de crashplek aan.


Ook vertelde Wilms mij dat 3 bommen nog tussen de spoorlijn en de Worm waren gevallen en ontploft. Want in de 3 kraterpoelen die achterbleven zag hij later - als hij met zijn hond op pad was - vaker waterhoentjes rondzwemmen. Daar vlakbij lag ook een groter stuk metaal van ongeveer 1 vierkante meter, maar dat heeft hij nooit verder onderzocht.

De crashplek is nu bedolven onder de aardelaag die door de Nivelsteiner Sandwerke aan de kant werden geschoven om bij het zand te komen. En de bomkraters verdwenen toen de Worm werd gekanaliseerd.


In een boek over Finkenrath dat de heer Wilms mij uitleende, zag ik deze schets van de situatie in de oorlog op pag. 110. Ik vulde deze zelf aan met informatie van de heer Wilms.

Boven de Worm/Wurm staat ook de staart ingetekend.





De andere bemanningsleden: dood of gevangen genomen
Van de tien bemanningsleden van de B-17 werd er dus een vermist en vier dood gevonden; twee in Finkenrath en twee in Eygelshoven. Zij werden begraven aan weerszijden van de grens. De overlevenden werden naar een krijgsgevangenkamp afgevoerd. Hieronder hun belevenissen.



Landing - gevangen genomen en eerste hulp
Alle levende bemanningsleden werden bijna onmiddellijk gearresteerd door Duitse en Nederlandse politieagenten. Van McDarby wordt gezegd dat hij in de buurt van de Putstraat landde waar een kolenhandelaar - het was meneer Ge(e)lissen (?) - hem aanbood McDarby te verstoppen. Maar hij weigerde met te zeggen: ‘Thanks, I stay with the boys.‘ / 'Bedankt, ik blijf bij de jongens.'

Volgens informatie van Jack Huntjens landde een bemanningslid nabij het huis van de aardappelhandelaar Wierts op de hoek van Nieuwenhagerweg en Waubacherweg.


Crawford werd eerst behandeld in het huis van een 'Auslandsdeutscher' (een Duitser woonachtig in Nederland). De andere gevangen genomen gewonde bemanningsleden werden eerst behandeld voor hun wonden in de ‘Verbandkamer’ van de kolenmijn Julia.

Op de foto de hoofdingang van dat gebouw.

Staartschutter Dominic Lepore had hoofdletsel door splinters van een 20 mm granaat en werd op een fiets gezet om hem zo naar de Verbandkamer te brengen. Arthur Linrud duwde deze fiets samen met 2 burgers. Linrud: 'Ik was geland aan de rand van een klein stadje aan de grens van Nederland en Duitsland ... Ik zag een kleine groep mensen, ongeveer 100 meter van ons vandaan. Zij stonden in een cirkel bijeen. Ik liep daarheen en herkende meteen de staartschutter van ons vliegtuig Dominic Lepore die daar op de grond zat, met zijn zijn handen om zijn hoofd.
Hij vertelde me dat een 20mm granaat vlakbij hem was ontploft en dat hij scherven in zijn hoofd en rug had zitten. Hij werd op fiets gezet. Ik liep aan de ene kant, een burger aan de andere om hem vast te houden.'

Radioman Crawford landde met zijn wang in de prikkeldraadhek van de steenkoolmijn en McDarby brak zijn enkel nadat hij zijn vliegenierslaars tijdens zijn afdaling per parachute had verloren. En Roberts stootte zijn hoofd tegen de staart van het vliegtuig terwijl hij uitstapte met zijn parachute. Later bleek dat hij ook een ruggenwervel had gebroken tijdens deze sprong.

Na de EHBO - of later - ontmoetten ze andere bemanningsleden van ook neergestorte vliegtuigen. George Kuhl in zijn boek (blz. 148) zegt dat het luitenant Smith van de Murdock-bemanning was, die met hun machine in Limmel, ongeveer 30 km ten westen van Eygelshoven neerstortte. Het is waarschijnlijk dat ze elkaar in Maastricht ontmoet hebben.
Arthur Linrud zegt dat hij op zijn eerste avond op het Europese continent 'dikke rode bonensoep met brood' te eten kreeg. Dat moet ook welhaast in Maastricht zijn geweest, waar ze in een 'kamer van een oud kerkelijk schoolgebouw' gevangen werden gezet, aldus Linrud.

Georg Kuhl: Ze werden in Eygelshoven in een kleine open vrachtwagen geladen en kregen een ovatie van ongeveer 150 Nederlandse toeschouwers toen deze truck daar wegreed. De bemanningsleden reageerden door terug te zwaaien.

Dennis McDarby - zo schrijft de heer Kuhl in zijn boek op pag. 149 - werd opgenomen in een opslaghuis dat in gebruik was als ziekenhuis. 's Ochtends ontdekte hij dat de 'honderden' patiënten om hem heen allemaal Duitse gewonde soldaten waren van de Noord-Afrikaanse campagne.
Dominic Lepore - zegt de heer Linrud - werd ook naar een ziekenhuis gebracht. Onbekend is of dat hetzelfde was als dat van Dennis McDarby.

                                            

Krijgsgevangenenkampen tot 1945

Arthur Linrud, Hosea Crawford, Dominic Lepore en Ben Roberts eindigden in Stalag 17B in de buurt van Krems in Oostenrijk via Maastricht, Amsterdam en Frankfurt/Wetzlar - de Dulag Luft. Ze bleven in Krems tot 8 april 1945. Vervolgens marcheerden ze in 18 dagen (230 km) naar Braunau am Inn - de geboorteplaats van Adolf Hitler - waar ze op 3 mei bevrijd werden.
Dennis McDarby - als officier - ging naar Stalag Luft III. Dat lag in een bos in de buurt van Zagan, nu Polen. Van daar ging hij begin 1945 zo’n 500 km richting het zuidwesten - deels te voet, deels per veewagon - en werd op 29 april 1945 in Stalag VII A in Moosburg in Beieren bevrijd door de 14de US pantserdivisie.



Begrafenissen in oktober 1943

Afgeschoten door een groep van zeker 3 Duitse jachtvliegtuigen, viel de B-17 in stukken aan weerszijden van de grens neer. Buiten het wrak nabij Finkenrath werden de navigator 2Lt Martin en de bombardier 2Lt Manley gevonden. Zij werden begraven op de Waldfriedhof (nu Lange Hecke) van Merkstein. En wel op op 18 oktober om 10 uur. Manley in graf 513, Martin in graf 514.

De twee zijschutters - Sgt Henlin en Sgt Wells - werden dood in het staartstuk gevonden dat op Nederlands grondgebied crashte. Zij werden op 19 oktober om 10 uur begraven op de Algemene Begraafplaats in Tongerseweg te Maastricht. Henlin in graf CC 113, Wells in graf CC 112.

Alle vier worden genoemd in AV 348 bladen 26-31 - te vinden in de Amerikaanse Nationale Archieven.




Een beeld van de Algemene Begraafplaats in Maastricht in 1945 - deel CC - met de militaire graven.



Van vermist naar dood
Er wordt gezegd dat de lichamen van beide zijschutters nog een paar dagen onder hun parachutes in de buurt van de crashplaats van het staartdeel in Eygelshoven hebben gelegen. Henlin ligt nu begraven in Margraten, terwijl Sgt Wells (rechter zijschutter) in 1948 in de VS werd her-begraven.


Alle 4 de doden en de vermiste Breeden werden eerst als 'Missing in Action' gemeld. De 4 werden in de USA dood verklaard na de ontvangst van hun 'Grabmeldungen' van de Duitse autoriteiten via het Rode Kruis. En hun families werden een tweede keer geïnformeerd; ging hun hoop over in verdriet.
Bron: IDPF LR Henlin



Vermist of gedood


Co pilot: 2de Lt. Donald Paul Breeden; vermist. Hij wordt genoemd op de Walls of the Missing in Margraten.

Geboren op 9 april 1921. Op 9 april 1941 in San Francisco in dienst gegaan, trouwde hij op 1 november 1941 met Margarette Talbot en was hij sinds 14 oktober 1943 vermist. Hij is wettelijk doodverklaard op 15 oktober 1944.
De foto met dank aan Sue Moyer (SSMA) en Donald's kind Donna en zijn kleinkinderen Beth en Charlotte.





Navigator: 2de Lt. William James Martin begraven op Margraten in graf B/15/19.
Geboren op 16 augustus 1920 in Denver Colorado, woonde hij sinds 1939 in Paducah - McCracken County - Kentucky.
Op 1 november 1943 hoort zijn moeder Mrs Gus (Josephine) Davenport dat Lt Martin sinds 14 oktober vermist is.

Uit de ‘Paducah Sun-Democrat’ op 1 november 1943: 'Lt. Martin verliet afgelopen september de VS richting Engeland. Hij rondde zijn opleiding op 24 juni af op de San Marcos Texas Aerial Navigation Training Base en ontving daar zijn ‘wings’ en aanstelling.
Terwijl hij aan de Murray State Teachers College studeerde, vroeg hij een plaats op de vliegopleiding aan. In december 1942 werd hij opgeroepen zich te melden op Kelly Field San Antonio Texas. De heer Martin is geboren in Denver (Colorado) en woonde in Paducah sinds 1939. Tijdens zijn vakanties werkte hij in het Columbia theater.’

Foto met dank aan meneer Matt Jaeger van de McCracken County Public Library en LaDonna Hamontree van de Pogue Special Collections Library bij de Murray State University.



Bombardier: 2e Lt. Harvey Arlie Manley begraven op Margraten in graf F/20/17.

Geboren 29 september 1920 in Blackwell - Clay County - Oklahoma. Zijn ouders, John en mevrouw Bertha Manley, woonden in 1943 in Alamo - Hidalgo County, Texas.

Uit de ‘Brownville Herald’ van 24 november 1943: ‘2de Lt Harvey A. Manley is sinds 14 oktober vermist; de dag van het grote aanval op Schweinfurt. Lt Manley haalde zijn diploma aan de Donna High School en studeerde landbouwkunde aan het A&I College in Kingsville voordat hij op 26 februari 1942 in Randolph Field bij de luchtmacht kwam.
Op de basis Midland kreeg hij zijn aanstelling als bombardier en voltooide vervolgens een navigatie- en radiocursus voordat hij in september van dit jaar (1943) overzee reisde.’
Na de dood van Harvey zijn zijn ouders terug gegaan naar Ponca City - Kay County Oklahoma. Naar de boerderij die Harvey had zullen overnemen na de oorlog.
Met dank aan Cynthia M. Kennedy PhD, Bibliothecaris in de San Antonio Genealogische en Historische Vereniging,

Foto met dank aan Fields of Honor, Margraten.


Linker zijschutter: Sgt. Leonard Roy Henlin begraven op Margraten in graf B/21/26.
Hij moet al in de lucht zijn gedood door vijandelijk vuur (Crawford in MACR 1034). Dit werd bevestigd door een van de bemanningsleden die een brief aan de heer Henlin’s moeder schreef.

Mw. Deborah Henlin, een nichtje schreef mij: 'Ik heb ook een kopie van een brief aan mijn oma van een van de bemanningsleden, meneer Roberts (geschreven 17 augustus 1945) die het crash overleefde en de rest van de oorlog in Stalag 17 doorbracht. Hij uit daarin zijn medeleven en verzekerde haar dat mijn oom Roy op slag dood was toen hij getroffen werd door een 20 mm granaat'.
Zij heeft ook de Purple Heart medaille van haar oom.

Geboren is Henlin op 13 april 1911 in Warwick in Smithfield, in Providence County, Rhode Island, waar hij ook op 4 september 1942 dienst nam. Met zijn 32 jaar was Henlin de senior van deze bemanning. Voorafgaand aan zijn militaire tijd werkte hij als spinner bij de textielfabriek Esmond Mills, en speelde hij honkbal met de Greenville Townies.
De heer Henlin ontving zijn opleiding bij Army Air basissen in Nebraska, Washington en Long Beach, Californië.
Bron: Teksten deels uit de 'The Smihfield Times' van juli 2016 / Jim Ignasher en van Kate Wells van de Public Library Providence.

Foto dankzij mevrouw Shirley Henlin, de weduwe van de heer Errol Henlin; broer van Roy en Deborah Henlin, zijn nichtje.


Lees ook de uitgebreide pagina over Roy Henlin (in het Engels).


Rechter zijschutter: Sgt. Robert G Wells

Hij hielp Ben Roberts uit zijn ‘ball turret’, maar werd zelf ernstig gewond voordat hij uit het vliegtuig kon springen (Roberts en Crawford in MACR 1034). De heer Lepore zei echter dat hij geen kogelwonden had, maar dat al zijn botten waren gebroken, vermoedelijk toen de B-17 de grond raakte.
De heer Lepore verklaarde ook dat Wells zijn parachute geopend in de staart aanwezig was (MACR 1034).

Geboren is hij op 16 januari 1923 in Webster County, Kentucky, Verenigde Staten. Nu ligt hij begraven in Pythian Ridge Cemetery - Sturgis / Union County - Kentucky.
Foto’s dankzij Michel Beckers en Ron Putz.


Overleefd en krijgsgevangen


Piloot: 2de Lt. Dennis James McDarby
Dennis McDarby werd op 30 maart 1923 geboren, had de Auburn High School in 1942 afgerond en zat op de University van St. Louis toen hij zich aanmeldde om piloot te worden.
McDarby brak zijn enkel toen hij uit het vliegtuig sprong boven Eygelshoven op 14 oktober 1943 zo las ik in MACR 1034.

Mw. Marilyn Walton voegde op 2 september 2016 hier aan toe ‘dat McDarby een van de kamergenoten was van haar vader in Stalag Luft III – Zuidelijk deel, barak 128, kamer 15.’
Uit een interview met McDarby wist Marilyn Walton dat hij naar de HMis ging voor elke vlucht boven bezet Europa en dat hij ook in het kamp zo vaak als hij dat kon naar de HMis ging. Die werd die daar opgedragen door een Frans-sprekende priester: Pater Father Goudreau uit Quebec/Canada.
McDarby vertelde haar ook dat er veel gebridget werd in het kamp - er werd altijd aan 2 tafels tegelijk gespeeld. En dan was er nog het pokeren. Haar vader - de heer Jeffers - zei McDarby, was geen goede kaartspeler.
McDarby werd in Stalag VII-A bij Moosburg bevrijd maar was daarvoor de meeste tijd  Stalag Luft III in Sagan. Hij was een van de vele US-piloten die aan het eind van de oorlog door de Duitsers naar het westen werden ‘verhuisd’. Hij liep eerst 52 mijl in hartje januari 1945 naar Spremberg. Daar werden ze in veewagons geladen tot die overvol waren en zo naar Stalag VII A in Moosburg gereden. Daar werd hij op 29 april bevrijd. En kon hij verder met zijn leven.

Hij trouwde met Patricia Kain in 1946 die echter in 1960 stierf. Daarna trouwde hij in 1984 met Julia A. Redmon. McDarby werkte als leidinggevende bij Freudenberg-NOK sealings in Shelbyville en Morristown, waarna hij in 1985 met pensioen ging. Hij was lid van de St. Joseph Catholic Church en lid van de American Legion en de 8th Air Force Historical Society.

Hij overleed op 22 mei 2006 in Morristown - Shelby County, Indiana en is begraven op Asbury Cemetery.

Foto met dank aan Fields of Honor - uit het jaarboek 1941 van de Auburn High School.


Engineer/TTG: Sgt. Arthur Ervin Linrud
Over Arthur Linrud kan ik u als lezer veel meer vertellen. Want via een artikel in de Aachener Zeitung van mw. Bea Oprée bleek dat Linrud familie in Würselen had wonen. Want de Linruds en de Offermanns hebben dezelfde voorouders aan hun moeders kant.
Zo kwam ik in contact met zijn dochter JoAnn Linrud en zij gaf mij een uitgebreid verslag van zijn avonturen in de 2de wereldoorlog op papier. Dat gebeurde in december 2016 toen JoAnn op bezoek was bij de familie Offermanns in Würselen.



Boordwerktuigkundige en TTG Arthur Linrud werd op een boerderij ten noorden van Velva in North Dakota geboren op 23 november 1920; daarmee was hij een maand jonger dan mijn vader. Hij behaalde zijn high schooldiploma in 1939 en werkte een tijd mee aan de Shasta Dam in Californië. Op 8 oktober 1942 meldde hij zich voor de eerste militaire opleiding en ging in november 1942 door naar de Air Force Mechanic School op Keesler Field, Mississippi.

Daarna rondde hij bij de Lockheed-Vega Aircraft Corp. in Burbank, Californië zijn voortgezette opleiding vliegtuigonderhoud voor de B-17 bommenwerper af. Dat was in maart 1943. Toen volgde nog de opleiding tot machinegeweerschutter op de Army Aerial Gunnery School in Las Vegas in Nevada. En via extra trainingen op Johnson Field in Goldsboro, Noord-Carolina onder andere om te leren overleven op zee ging hij naar Camp Kilmer in New Jersey, waar hij op 3 augustus 1943 per schip richting Europavetrtrok. Op een Australische boot die zonder zonder enige begeleiding de oceaan overstak. En vanaf 11 augustus reisde hij door een verduisterd Schotland en England naar Chelveston waar hij eind augustus met 6 opleidingsmaatjes aankwam.


Linrud kwam bij het 364ste Squadron terecht en kreeg nog meer training: boven zee op een met een vliegtuig getrokken doel schieten, nachtvluchten maken zodat je ook in het donker je handgrepen door-en-door kende zoals munitiebanden in je machinegeweer leggen en je parachute aandoen. Of oefeningen met de rubbervlotten voor na een landing op water.
De nissenhutten waarin ze woonden, konden beter, maar het eten voor de vliegers in de eigen mess was OK en er was voldoende te beleven met films en rondreizende shows die ook zijn basis Chelveston aandeden.


Van Chelveston vloog hij vanaf begin oktober mee in de B-17 van McDarby die op 14 oktober boven Eygelshoven neerstortte. Nadat hij ongedeerd op de grond kwam, werd hij opgepakt en via Maastricht en Amsterdam vervolgd door een week of twee ondervragingen in Dulag Luft (Frankfurt) doorgestuurd naar Stalag XVII B in Krems in Oostenrijk; zo’n 80 km. ten westen van Wenen. Daar zat hij 18 maanden vast, samen met Lepore en Roberts. Met de laatste deelde hij daar zijn tweemansbed.


Het verblijf in de Dulag Luft was geen pretje. Daar probeerden de Duitsers in een week of twee de piloten met pittige ondervragingen, bedreiging met doodschieten, matig en eentonig eten, dag en nacht het licht aanlaten en eenzame opsluiting te ‘kraken’ om zo informatie van hen los te krijgen. De cel bevatte een vieze matras, je ahd geen bestek om mee te eten en een emmer om je behoeften op te doen.

Toen de Duitsers erachter kwamen dat Linrud niets te melden had, lieten ze hem zien wat ze al wisten. Daar zag hij stomverbaasd zijn naam op een lijst van de 305de BombGroup staan als lid van de McDarby-bemanning, terwijl hij pas sinds 2 weken bij die bemanning ingedeeld was.
De dag daarna werden er foto’s gemaakt met hun kampnummer erop en gingen ze temidden van woedende Duitsers te voet door de straten van Frankfurt naar het station. Onderweg kregen ze nog meer angst toen ze bedreigd en met stenen en andere zaken werden bekogeld. Op de 4de oktober was Frankfurt zwaar gebombardeerd door de Britten en dat zat veel inwoners nog zeer hoog. Met de bajonet op het geweer konden de bewakers de mensen langs de kant nog maar net in bedwang houden.



De Duitsers dreven de vliegeniers met zo’n 50 man per veewagon bijeen, maar pas nadat ze hun schoenen hadden afgegeven. Zonder schoenen werd ontsnappen lastiger. En terwijl ze stonden te wachten op het vertrek werd Frankfurt opnieuw gebombardeerd door de Engelse RAF die ’s nachts op pad ging om Duitsland in puin te leggen.

Na het sein ‘Einde luchtalarm’ gingen ze op weg naar het kamp Stalag XVII-B in Krems aan de Donau in Oostenrijk. Een kamp dat stamde uit de eerste wereldoorlog en er navenant uitzag. Oude houten barakken afgedekt met teerpapier en zonder isolatie. Met een centrale wasruimte in het midden van de lange barakken. En de wc/latrine buitenshuis. Die mochten ze zelf wekelijks opruimen.


Linrud en Roberts deelden daar 18 maanden het bovenste etagebed met zo’n 300 anderen in hun barak 17A. De kachel was niet altijd aan in de winter en dan bleef een overjas dag en nacht aan. Water was er ook vaak maar heel kort te krijgen.

Zo doorleefden de mannen de eerste winter met een eerste kerst zonder familie, was er hoop op  een snelle bevrijding na de de landingen in juni 1944 maar kwam er toch nog de winter van 1944-45 bij toen die bevrijding langer op zich liet wachten.
De dagen werd besteed met praten, kaarten, lezen en het regelen van voldoende extra eten, want de Duitsers waren karig. De Rode Kruis-pakketten hielpen menigeen erdoor.



Intussen wisten Linrud’s ouders al sinds december 1943 dat hij gezond en wel was.

Zij kregen in december een briefkaart van een landgenoot, de heer Dannemann uit de New York. Hij had op de Duitse kortegolfzender gehoord dat Linrud gezond en wel in een Duits krijgsgevangenenkamp zat. Een hele opluchting want de eerste brief van Linrud - geschreven op 7 november 1943 - kwam pas in Velva aan toen 1944 al goed op gang was.


Begin 1945 kwamen de Russen steeds dichterbij. Daarom gaf de kampcommandant bevel de gevangenen richting westen te evacueren. Voor Linrud en 4.400 anderen begon die tocht op 8 april 1945. Zo’n 100 zieken en hun helpers zoals Lepore, bleven achter en werden door de Russen bevrijd. En later nog eens door de Amerikanen uit handen van de Russen. In groepjes van 500 gingen het naar het westen. Langzaam aan omdat ze erg zwak waren na 18 maanden slecht eten.


Onderweg kwamen ze langs het KZ Mauthausen en zagen de gruwelijkheden die de SS begingen toen ze met de laatste kampbewoners ook richting westen vluchtten.

Ze zijn vanuit Krems rond de 200 kilometer gelopen en op 25 april werd nabij Braunau am Inn halt gemaakt. In een bos werd een provisorisch kamp ingericht en daar werd Linrud op 3 mei bevrijd door Patton zijn legergroep.

Vandaar ging het per vliegtuig naar het tentenkamp Camp Lucky Strike in Le Harve in Frankrijk. Met echte bedden, lakens en dekens, goed eten, nieuwe kleren, hete douches en medische verzorging.


Linrud ging zelf op pad om vervoer naar huis te regelen. Via een bemanning van een toestel van het 305de dat in Le Havre was, regelde hij zijn en Roberts’ vlucht naar Chelveston, waarna ze de bloemetjes gingen buiten zetten in Londen. Daar in de Red Cross Club regelden ze hun vervoer op een hospitaalschip vanuit Southampton naar de USA. Na 5 dagen varen waren ze op 14 juni thuis in Camp Shanks. Daar pakte Linrud de trein naar Fort Snelling, Minnesota, alwaar hij meteen 60 dagen verlof kreeg. Zijn medische checkup werd gedaan en zijn personeelsakte op orde gebracht. En hij kreeg zijn sinds september 1943 achterstallige wedde uitbetaald. Via

McChord Field in Tacoma, Washington verliet Linrud op 6 november 1945 de dienst na 25 maanden geteld vanaf oktober 1942.

Daarop ging hij terug naar huis, naar Velva en begon een boerenbedrijf in Brillian Township in de McHenry County. Hij trouwde op 25 september 1946 met Adela Gliege en ze kregen 4 dochters. Waaronder JoAnn die mij deze informatie overhandigde in Würselen. Naast de zorg voor zijn gezin en zijn bedrijf, werkte hij bij de brandweer en in de gemeenteraad van Brillian. Daarnaast bekleedde hij nog veel andere vrijwillige taken o.a. bij de Dakota North Chapter of the American Ex-Prisoners of War.

Na 40 jaar boeren ging hij in 1985 met pensioen. In 1996 verhuisde hij en Adela naar Minot waar hij op 1 september 2012 overleed.
Foto Linrud dankzij de collectie van Michel Beckers.
Overige foto’s/tekeningen van/via Mw JoAnn Linrud.
Lees meer over Linrud zijn belevenissen - in het Engels.



Radio operator: S/Sgt. Hosea Faine Crawford - Geboren op 9-9-1922 in Shelburn-Indiana ging hij op 21 oktober 1942 in Evansville in dienst.

Hosea Faine Crawford is de zoon van Hosea Harrison en Goldie Crawford(-Crockett) uit Shelburn, in de Sullivan County in het zuiden van Indiana. Hosea had weinig of geen echt schoolonderwijs genoten toen hij in dienst ging en bij de luchtmacht terecht kwam.
Na zijn dienst- en POW-tijd keerde hij terug naar de VS en trouwde hij met Constance Anne (Connie) Virga uit New York. Hosea ontmoette Connie na de oorlog in New York nadat zij hem brieven had geschreven terwijl hij krijgsgevangene was. Dat was een actie van het Amerikaanse Rode Kruis om het moreel van deze gevangenen hoog te houden.
Na hun trouwen, verliet Hosea de luchtmacht om in de Federal Aviation Administration (FAA) te gaan werken als luchtverkeersleider. Hij woonde in veel plaatsen, waaronder in Washington, Massachusetts, Alaska en Indiana. Ze kregen zeven kinderen maar zijn gescheiden in 1960. Hosea is overleden in 1990 en begraven in Sahuarita / Pima County, Arizona. Connie is overleden in 2012.
Op de foto van de heer Hosea Crawford in 1955. Deze foto en de meeste informatie kreeg ik van zijn zoon Dean Crawford.



Ball turret gunner: Sgt. Benjamin F. Roberts

Ook over Ben Roberts is meer bekend. Hij is het laatste nog levende bemanningslid en woonde in mei 2017 in Decatur in Alabama.
Benjamin woonde in Genesee County, Michigan toen hij op 10 november 1942 in dienst moest op 19-jarige leeftijd.


Ben Roberts was de ball turret gunner en Linrud’s vriend. Hij zat in de ronde glazen koepel aan de onderkant van de B-17. Helemaal alleen opgesloten in een bal met twee mitrailleurs die alle kanten uit konden draaien en schieten. Wellicht had hij het mooiste uitzicht tijdens de vlucht, maar hij kon niet alleen in en uit die koepel komen. Ook kon hij daarin opgesloten zijn parachute-harnas niet dragen. Anderen konden dat wel al vooraf omdoen. Toen de B-17 werd geraakt, hielp Bob Wells hem uit zijn koepel te komen en kon Roberts toch nog zijn harnas omdoen en zijn parachute aanklikken.


Roberts: ‘Ik zat hartstikke rustig in mijn ball turret, totdat ik me afvroeg wie me eruit zou helpen.’ Dat deed Bob Wells, maar in de hitte van de strijd - de kogels sloegen van alle kanten in in de bommenwerper - vergat Roberts de onderkant van zijn harnas goed in te klikken en sprong er zo uit. ‘Ik denk dat dat op zo’n 3.000 meter hoogte was.’

Daarna stootte hij ook nog zijn hoofd aan de staartvleugel en raakte hij even buiten westen. Nog net op tijd kwam hij bij zijn positieven, trok aan de D-ring en zijn parachute kwam eruit. Maar werd daardoor bijna uit het harnas gescheurd. ‘Ik dacht dat mijn armen eraf gerukt werden.’ Enkele tellen later smakte hij op de grond. Toen hij omhoog keek, zag hij het vliegtuig neerkomen. De staart knalde op een meter of 30 van hem vandaan op de grond. Hij ging er heen en zag Bob Wells die hem net nog had geholpen, dood in de staart liggen, net als Roy Henlin. De parachute van Bob hing geopend achter in de staart.
Pas in het jaar 2000 kwam Roberts erachter dat hij bij de sprong of de landing ook een gebroken wervel had opgelopen.

Roberts werd net als alle anderen snel ingerekend. Na de Dulag Luft waar Roberts benauwde uren beleefde, werkte hij in het kamp in Krems mee aan een ontsnappingstunnel. Zelf mocht hij niet daardoor ontsnappen en dat was zijn geluk, want de uitgang was recht onder de draad van het kamp.


Net als Linrud ging hij later te voet richting westen. Roberts: ‘Op 2 mei letten de bewakers al lang niet meer op ons en zwom een vrijwilliger van ons de Inn over om de Amerikanen te melden dat aan de overkant krijgsgevangenen in het bos zaten. ‘s Nachts gingen de pantsertroepen op pontonbruggen de Inn over en naderden hun tanks ons met gesloten torenluiken. Toen ze zagen dat we krijgsgevangenen waren gingen de luiken open en was er de mooiste en hartelijkste begroeting die ik ooit beleefde. Ik was vrij.’

Roberts oorlogservaringen hebben hem veel gekost. Naast de gebroken wervel had hij sinds 1952 last van een Post Traumatic Stress Syndrome. Met pillen kon hij verder met zijn leven, maar na de dood van zijn eerste vrouw Bonny ging het mis. Of dat aan haar overlijden lag of aan de oorlogservaringen dat weet hij niet. Af en toe gaat het nog wel eens mis en dan is een hospitaal-opname de enige remedie, aldus Roberts in zijn interview in de DecaturDaily op 18 mei 2015.

Richard Powers, klinisch directeur van de afdeling PTSD Unit in het VA Medical Center in Birmingham, heeft heel veel bewondering voor de ball turret gunners. Volgens hem was dat de moeilijkste job op een B-17; daar buiten hangen waar iedereen op je schiet.


Na de oorlog werkte Roberts vele jaren voor Buick en General Motors. Na zijn pensionering bij deze auto-fabrikanten, ging hij machines verkopen in het zuiden van de VS. Hij woont in Decatur, Alabama.
Foto Roberts uit een artikel in de DecaturDaily.

Lees meer over Roberts’ belevenissen- in het Engels.


Staartschutter Sgt. Dominic Charles Lepore
Dominic C. Lepore werd geboren op 25 maart 1921 in Elizabeth, New Jersey en ging daar naar de Thomas Jefferson high school  waar hij in 1938 het worstelteam aanvoerde. Dominic ging op 25 september 1942 in dienst. 
Een dik jaar jaar later moest Dominic uit zijn B-17 springen. Maar niet nadat hij de Me-109 van Helmut Brinkmann had afgeschoten.
Hij werd voor zijn sprong gewond door 20 mm granaten en daarna in Krems in het krijgsgevangenenkamp Stalag 17B gezet.

Zijn zoon Dennis liet me dit weten: ‘Al snel kwam hij thuis en trouwde met mijn moeder, Margaret Lucille Crincoli en ze verhuisden naar Elizabeth NJ. Dominic opende een tweedehands auto-bedrijf en werkte heel hard. De wet stond op dat moment toe om op zondag open te zijn, dus hij was zelden thuis. Ze kregen een dochter die ze Donna Michelle Lepore noemden en later een zoon, mij, Dennis Charles Lepore. In 1955 doordat  hij hard werkte, werd Dominic eigenaar van een General Motors Oldsmobile-dealership in Linden NJ. Later voegde hij daar een Japanse Mazda Automobile dealership aan toe. Ze zijn allemaal verdwenen toen de economie in de VS, onder president Jimmy Carter, bergafwaarts ging en de inflatie steeg. De omzet daalde en verkoop kwam zelfs tot stilstand. Het was de diepste en langste recessie in de VS. Beide autobedrijven bestaan niet meer, maar ze gaven mij en de familie een goed leven en we groeiden op met de beste privéscholen en universiteiten. We konden genieten van wat pap en de Goede Heer ons hadden gegeven.
Maar hij at nooit meer aardappelen na zijn krijgsgevangenschap, want de aardappelsoep die ze in het kamp kregen was zonder aardappelen. Dus ik zal nooit vergeten dat mijn vader was uitgenodigd om te komen eten bij mijn schoonouders in Edison, N.J. waar ze ons allemaal aardappelsoep serveerden vooraf aan het hoofdgerecht. Hij verontschuldigde zich dat hij die niet at en wij begrepen dat.
Papa, mama en Donna zijn intussen overleden, maar de herinneringen die ik van hen heb, leven voort met mij en mijn vrouw.’

Dominic Lepore wilde zich niets hebben dat hem herinnerde aan de oorlog, laat staan dat hij een krijgsgevangene was, maar op een avond toen ik (zoon Dennis) nog jong was, vroeg ik hem aan de keukentafel waarom er geen uniformen of echt militaire memorabilia in het huis in Linden waren. Hij vertelde me dat hij tijdens zijn terugreis tnaar de Verenigde Staten alles in de oceaan had gegooid.
Zijn zoon Dennis: 'Een van de weinige keren dat hij spontaan wat vertelde, vertelde hij dat ooit in Engeland 3 rangen op één dag had gehad. Na een gevecht met een officier zorgde die ervoor dat Dominic Lepore een rang werd gedegradeerd. De volgende dag kreeg zijn bemanning opdracht om een missie te vliegen. Maar ze hadden geen staartschutter omdat Dennis zijn vader niet mee kon gaan nu hij een rang had verloren. Dus toen hij zijn kapitein vertelde waarom hij nu kon meevliegen, antwoordde deze: "OK, dus ik promoot je gewoon een rang; dus op weg, laat gaan." Op die manier had mijn vader 3 rangen op één dag.'

Zijn laatste bekende adres was in Pompano in Broward County in Florida (voordien in Metuchen - Middelsex County-NJ).
Dominic Lepore is overleden op 3 mei 1995 en is begraven in Saint Gertrudes Rooms-Katholieke Begraafplaats in Colonia - Middlesex County.

Foto dankzij Fields of Honor - uit het jaarboek 1938 van de middelbare school Thomas Jefferson in Elizabeth, NJ.

                                                  

                                  

In de pers van vandaag

Terwijl ik onderzoek deed naar de MIA van Donald Paul Breeden en het lot van zijn mede-bemanningsleden kreeg ik een interview met de heer Devin Heilman van de DPA Press uit Kootenai County dat werd gepubliceerd op 26 aufgustus 2016.





  



Op 8 oktober volgde een artikel van mw. Beatrix Oprée over Donald Paul Breeden in de Aachener Zeitung. Dat artikel leverde me 3 ooggetuigen van toen op en via haar familie Offermanns in Würselen een zeer waardevol contact met JoAnn Linrud.



Jammer genoeg kan ik u de WDR-tv-uitzending op 26 oktober 2016 van Wolfgang Quest voor Aachen Lokal niet meer laten zien. Die ging verloren voor mijn archief door een juridisch conflict over de beeldrechten binnen de WDR.



René van der Weerden schreef een artikel over Breeden in lokale krant ‘1Lokaal’ op 18-10-2016.

                                    


                                                


                                                 
  

Terug naar het verhaal dat ik begon omdat ik wilde weten hoe Donald Paul Breeden vermist kon raken.



                                                 

                               

    The tumult and the shouting dies;

The Captains and the Kings depart:

Still stands Thine ancient sacrifice,

An humble and a contrite heart.

Lord God of Hosts, be with us yet,

Lest we forget—lest we forget!

R. Kipling