In Hollandschen dienst
Ook de Nederlanden en later de Oranjes hadden Zwitserse huursoldaten in dienst. Een aantal van hen kwam uit ‘ons’ ski-vakantiedorp Adelboden.
De eerste drie regimenten Zwitsers werden in 1693 geworven: het Regiment Grisons van Hercules de Capol, het Berner Regiment van Albert de Mulinen en het Züricher Regiment van Hans Heinrich Lochman.
In 1694 volgt een tweede Berner Regiment van Nicolas Tscharner en het Zwitsers Regiment van Jean de Sacconay-Bursinel.
Daarna werden nog drie Zwitserse Regimenten geworven: Het Berner Regiment van Guillaume de Muralt in 1697, het regiment Grisons van Lt-Gen. Arnold Joost Baron van Keppel graaf van Albemarle in 1701 en het Zwitsers Regiment van Brigadier Jean Francois baron de Diesbach in 1711.
In het laatste jaar van de Oostenrijkse Successieoorlog in 1748 komen er nog viertal regimenten bij: het Zwitsers Regiment van Jacques Budé, dat van Abraham Graffenriedt, dat van Samuel de Chambrier en dat van Gen-Maj. Charles Antoine Sturler.
De in de Nederlanden gelegerde regimenten werden deels opgeheven - vooral in 1796 en 1797 - of verdeeld over nieuwe Zwitserse Regimenten. Zo bleven er op den duur vier Zwitserse Regimenten over, genummerd van 29 t/m 32.
Zo een werving heette een capitulatie of Kapitulation, een leververdrag van soldaten, en werd gesloten met de regering van een kanton. Nederland wierf vooral in protestantse kantons, en Spanje bijvoorbeeld in de katholieke. Men spreekt van meer dan 20.000 militairen en 1.600 gardisten tijdens de hele periode.
In 1814 willen de Nederlanden hun troepenmacht weer op sterkte brengen en maken daarvoor ook weer gebruik van Zwitsers. In eerste instantie uit protestantse kantons.
Regiment Nummer 29
Opgericht op 23 september 1814 vanuit het kanton Bern onder commando van Jean Louis Nicolas de Jenner. Omvang: een staf en twee bataljons van elk 10 compagnieën. Gelegerd in Den Bosch.
Regiment Nummer 30
Opgericht op 19 oktober 1814 vanuit het kanton Zürich onder commando van Jacques Christophe Ziegler. Omvang: een staf en twee bataljons van elk 10 compagnieën. Gelegerd in Luik.
Regiment Nummer 31
Opgericht op 27 oktober 1814 vanuit het kanton Graubünden onder commando van Jacques Sprencher de Bernegg. Omvang: een staf en twee bataljons van elk 10 compagnieën. Gelegerd in Maastricht.
Regiment Nummer 32
Opgericht op 29 maart 1815 vanuit de katholieke kantons Schweiz, Luzern, Tessin, Unterwalden, Solothurn, Zug en Uri onder commando van Louis auf der Mauer. Omvang 2 bataljons met in totaal 20 compagnieën. Gelegerd in Antwerpen en vanaf 19818 in Mechelen.
Op 24 oktober 1815 kwam daar nog een 3de bataljon bij van 7 compagnieën met soldaten uit Tessin, Schweiz en Unterwalden. Dit werd gelegerd in Mechelen.
Op 23 februari 1816 is er wel een overeenkomst voor een 4de bataljon gesloten, maar in Zwitserland krijgt men onvoldoende manschappen bijeen.
Na de herindeling van het leger in 1817 vormden het 29ste en 33ste regiment de 3de brigade van de 1ste divisie en het 30ste en 31ste de 2de brigade van de 2de divisie.
Bron: Armamentaria dhr Ringoir
Eerste vaandels gaan naar de Zwitsers
Gedocumenteerd is ook dat de eerste 4 vaandels en standaarden die zijn uitgereikt binnen de Nederlandse krijgsmacht, aan deze 4 Zwitserse regimenten werden uitgereikt.
Op 18 november 1816 ging het eerste vaandel naar het Regiment Zwitsers nr. 29 onder bevel van Luitenant-generaal AHJ van der Plaat in Den Bosch.
Daarna volgden op 24 augustus 1817 het vaandel voor Regiment Zwitsers nr. 30 onder Luitenant-generaal GA baron de Constant Villars in Luik en op 6 november 1818 het vaandel voor Regiment Zwitsers nr. 32 onder Luitenant-generaal AHJ van der Plaat in Antwerpen. Het vierde ging op 6september 1818 naar Regiment Zwitsers nr. 31 onder Luitenant-generaal GA baron de Constant Villars in Maastricht.
De vier vaandels gingen bij de opheffing van de regimenten in 1828 mee naar Zwitserland.
De koning en zijn Zwitsers
Koning Willem I (1772-1843) had als laatste de beschikking over deze vier eigen Zwitserse Regimenten. Maar zijn nieuwe Koninkrijk der Nederlanden wilde de dure Zwitsers niet meer betalen, waarop de Zwitserse Regimenten werden ontbonden. En waarom een vreemd leger hebben in een nieuw land, terwijl ook de militielegers deze beroepslegers inmiddels hadden vervangen?
Verder boterde het niet tussen de Noordelijke en de Zuidelijke (België) Nederlanden. Onder druk van de Zuidelijken dankte de Koning op 31 december 1828 de vier koningsgetrouwe Zwitserse Regimenten af. Een jaar later moesten ze weg zijn.
Ter vervanging hiervan stelde Prins Frederik (tweede zoon van de Koning én Minister van Oorlog) voor over te gaan tot oprichting van een afdeling (later regiment genaamd) Grenadiers en twee afzonderlijke bataljons Jagers.
Hoornisten
Het 2e bataljon van de Staatse Zwitserse Garde lag in de jaren 1787 - 1788 in Breda en 's-Gravenhage en leverde hoornisten voor de Haagse hofconcerten. Zo is bekend dat bij een concert dat op 5 februari 1764 in het Oude Hof werd gegeven, twee hoornisten van de Zwitserse Garde meebliezen.
Adelbodenaren in Nederlandse krijgsdienst
Vanuit Adelboden, het Zwitserse dorp waar wij vaker zijn gaan skiën, gingen ook boerenzonen en -vaders in vreemde krijgsdienst. Zo ook in de Nederlandse.
Uit het boek ‘Adelboden, aus der geschichte einer berggemeinde’ van Alfred Bärtschi blijkt dat
Hans Roesti in Den Bosch ging wonen nadat hij de krijgsdienst verliet en dat Abraham Lauber in 1766 in Bergen op Zoom ging wonen. Zijn vrouw Suzanne kwam toen over uit Adelboden om van het pensioen van 40 daalders per jaar te gaan leven. En Christaan Kurtz uit ons skidorp verliet het Regiment Stürler na 73 maanden dienst.
Anderen waren minder gelukkig en stierven in Nederlandse dienst: Christan Aelig in 1744, Johannes Wilen na 28 jaar dienst in 1769, Christian Zürcher in 1782 in Den Bosch en Johannes Maurer in 1784.
Bron: Aus der geschichte einer berggemeinde van Alfred Bärtschi. uitgegeven door Verlag Paul Haupt in CH-Bern. Het boek uit 1934 vertelt over Adelboden in de dan afgelopen 500 jaar.
ISBN 3-258-01642-9 (linnen kaft) ISBN 3-258-01496-5 (leren kaft).
Een liefdesgeschiedenis
Een officier van de 'Staatse' Zwitserse Garde - Constant d’Hermenches (1722-1785) - voerde tien jaar lang een vurige correspondentie met Belle van Zuylen, bewoonster van Slot Zuylen in Oud-Zuilen. Op papier beantwoorden zij hun geheime, maar onmogelijke liefde. Hij woonde in Den Haag, later in Parijs en op Corsica.
Garde-officier David-Louis de Constant Rebecque, seigneur de Villars-Mendraz et d’Hermenches (1722-1785) - kortweg Constant d’Hermenches - staat rechts op het schilderij en is officier van de Zwitserse Garde in dienst van de Staten-Generaal. Hij stamt uit een van de adellijke Zwitserse geslachten die zich generatie op generatie aan de krijgsdienst hebben gewijd.
Volgens de overlevering is hij een knappe, belezen, erudiete, zelfverzekerde en veelzijdige man. Echter, hij is 37 jaar, getrouwd en staat bekend als een Don Juan die er maîtresses op nahoudt.
Als David-Louis met zijn regiment in Den Haag is gestationeerd in 1760 ontmoet hij op een koninklijk bal de 19-jarige Belle van Zuylen. Ze is onmiddellijk van hem onder de indruk. Hun ontmoeting getuigt van Belles warsheid van adellijke beleefdheidsvormen. Want op het Haagse Oranjebal ter gelegenheid van het huwelijk van de zus van stadhouder Willem V, ziet zij tussen de dansende paren deze aantrekkelijke officier. Terwijl een adellijke jongedame gedwee hoort te wachten op de uitnodiging voor een dans, stapt Belle vrijmoedig op hem af en zegt hem: 'Monsieur, vous ne dansez pas?’ [Meneer, danst u niet?]
Haar onafhankelijke gedrag ontgaat haar ouders niet. Van schrik laten zij onmiddellijk de koets voorrijden en brengen ze Belle naar huis. Te laat. De vonk is al overgeslagen. Kort na hun ontmoeting worden de eerste brieven van een jarenlange geheime correspondentie uitgewisseld.
Belle schrijft de Constant in 1764: 'Sinds ik je ken, hebben zij mij wel duizend maal opnieuw gezegd, dat je een vreselijk libertijns en handig man bent en dat de vrouw die vriendschap met je sluit, zich schuldig maakt aan de grootst mogelijke onvoorzichtigheid (...) Welnu dan, als ik iemand lief had, als ik vrij was, zou het mij moeilijk vallen verstandig te zijn. Mijn zinnen zijn net als mijn hart en geest begerig naar genot, gretig naar de felste en de verfijnste indrukken.'
Op haar zolderkamer van hun zomerverblijf, Slot Zuylen, of in het stadshuis in Utrecht krabbelt Belle vaak tot diep in de nacht met haar ganzenpen op het papier. Constant d'Hermenches is bijzonder van Belle gecharmeerd en bewondert haar intelligentie en rijke geest.
Een groot deel van deze briefwisseling tussen Belle en Constant is bewaard en passages bewijzen de wederzijdse genegenheid. Toch kunnen ze onmogelijk trouwen; Constant is gehuwd, maar leeft gescheiden van zijn vrouw. En als Belles ouders van deze vrije briefwisseling geweten zouden hebben, hadden zij dit nooit goedgekeurd.
Bron: Braasem, W. A., Een rebelle aan de Vecht
Belle van Zuylen
Belle van Zuylen (ook bekend onder haar getrouwde naam Madame de Charrière) werd geboren in 1740 als Isabelle Agneta Elisabeth Tuyll van Serooskerken in slot Zuylen aan de Vecht. Ze was de dochter van een invloedrijke adellijke familie en genoot een deel van haar opvoeding in Zwitserland. Terug in Nederland had ze moeite zich aan te passen en kwam ze in conflict met de kerk vanwege haar religieuze twijfels. In 1760 ontmoette ze Constant d’Hermenches met wie ze vijftien jaar lang een intensieve correspondentie onderhield.
Belle sloot een verstandshuwelijk met Charles de Charrière de Penthaz en vanaf 1784 publiceerde ze diverse romans, politieke pamfletten, filosofische romans, essays en brieven. In 1787 ontmoette ze de veel jongere Franse schrijver Benjamin Constant de Rebecque, een tweede belangrijke brievenpartner. Belle van Zuylen overleed in 1805.
In de eerste maanden van 1787 ontmoette Belle in de salon van mevrouw Saurin te Parijs, Benjamin Constant de Rebecque, de zoon van een broer van Constant d’Hermenches. In januari 1786 was zij vanuit het Zwitserse dorpje Colombier, waar zij sinds haar huwelijk woonde, naar Parijs gereisd en bleef daar uiteindelijk ruim anderhalf jaar, het merendeel van de tijd zonder haar echtgenoot. Er was geen sprake van een echtelijke breuk; wel van een grote behoefte aan persoonlijke vrijheid. Zij snakte naar een cultureel leven en hoopte daarvoor in Parijs een inspirerender omgeving te vinden dan in het stille Colombier.
‘In die tijd maakte ik kennis,’ schreef Benjamin Constant in 1811, ‘met de eerste vrouw die ik heb gekend met een superieure geest, een van de intelligentste vrouwen die ik ooit heb ontmoet. Zij heette mevrouw de Charrière.'
Was in haar relatie met Constant d'Hermenches, hij de oudere en wijzere geweest, nu waren de rollen omgekeerd - ook al kon Benjamin in sommige opzichten bogen op heel wat meer levenservaring dan Belle op haar negentiende had. Benjamin heeft heel wat maanden in Colombier doorgebracht: de hoogtepunten in hun relatie. De weerslag daarvan is terug te vinden in de vaak ontroerende brieven die na hun ontmoetingen volgden, maar hun liefde was niet een louter geschreven liefde, zoals de liefde tussen Belle en Constant d'Hermenches.
De Constant Rebecque
De naam De Constant Rebecque - een Zwitsers adellijk Hugenotengeslacht - kom je ook tegen als opvoeders (gouverneurs) van onze koningen Willem II en Willem III.
Willem II vocht samen met generaal-majoor Jean Victor de Constant Rebecque - de chef-staf van de Nederlandse troepen - bij Quatre Bras en Waterloo tegen Napoleon in 1815. En in 1830 nam Jean Victor deel aan de Tiendaagse veldtocht, als reactie op de onafhankelijkheidsstrijd van de België.
Jean Victor werd op 22-9-1773 in Genève geboren en overleed op 12-7-1850 in Silezië. Hij was vanaf 1805 gouverneur van de latere koning WiIlem II.
Zijn neef Jules Therry Nicolas baron De Constant Rebecque de Villars (12-9-1787 te Lausanne tot 5-12-1837 te ’s-Gravenhage) diende eerst onder Blücher, later onder Napoleon als officier en maakte met Napoleon de veldtocht naar Rusland mee. Daarna werd hij kamerheer van Willem I. In de slag bij Waterloo ving hij de Prins van Oranje - de latere Willem II - op nadat deze in zijn schouder was gewond en zijn paard onder hem was doodgeschoten. Van 1826 tot 1834 was hij gouverneur van de latere koning Willem III.
In Eindhoven was de De Constant de Rebecque-kazerne en het landgoed Anneville bij Breda is eigendom van deze familie.
Op de Wageningse Berg ligt op het landgoed Belmonte het familiegraf van Baron De Constant Rebecque. Het landgoed is in het bezit van de RU Wageningen die ook voor het onderhoud van het graf zorgt.
Terug naar de Zwitserse Garde in Rome
Terug naar de start