Project PEN41
Projectgroep: 6
Datum: Maart 2004
Project: Pen
41
Projectgroep: 6
Datum: Maart
2004
Namen groepsleden:
Begeleider:
dhr J. de Blois
In opdracht van:
Voor
u ligt het verslag over het onderzoek naar de energiewinning uit
getijdenwisseling. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van de Hogeschool
Rotterdam opleiding Engineering. De opdracht moet gedaan worden om de module
PEN41 te behalen.
De
verschillende manieren om energie op te wekken zijn op een lijst samengevoegd
en iedere projectgroep heeft de opdracht gekregen om een van deze items te
onderzoeken. Van dit onderzoek moet een verslag gemaakt worden waarin de
volgende punten opgenomen moeten worden:
-
omzetting van energie
-
transport van energie
-
opslag van energie
(indien van toepassing)
Wij
hebben er als projectgroep voor gekozen om ons te verdiepen in het onderwerp
“energieomzetting door middel van getijdenwisseling”. Dit omdat het een actueel
onderwerp is en door uitputting van de fossiele energievoorraden in de nabije
toekomst, het noodzakelijk wordt onderzoek te doen en expertise te verkrijgen
op het gebied van duurzame energie.
Onze
dank gaat uit naar de dhr. Bijlaard, senior engineer / consultant van Nuon, die
ons informatie heeft gegeven over transport van energie en alle zaken die daar
bij komen kijken. Ook heeft deze persoon ons op enige punten gewezen waar we
rekening mee moeten houden bij het ontwikkelen van ons concept.
Projectgroep
6
Inhoudsopgave
1
Onze keuze voor de Westerschelde
2
Getijverschil en getijdenstromingen
3
Getijverschil als energiebron
4
Getijdenstroming als energiebron
De materiaalkeuze van het
duct
Transport
via een elektriciteitskabel
Het elektriciteitsnet in Nederland
Aankoppelen van generator op het net
In dit verslag zullen wij de noodzakelijkheid van
duurzame energie toelichten en u een mogelijke oplossing voor het verkrijgen
van duurzame energie voorleggen: het omzetten van stromingsenergie in
elektrische energie. Hiervoor hebben wij na een brainstormsessie gezamenlijk
een concept bedacht en ontwikkeld.
Dit concept moet u zich voorstellen als een
(vierkante) buis met aan twee zijden een trechtervormige opening en een smal
tussenstuk (zie afbeelding op voorpagina). In dit middenstuk is een turbine
geplaatst die de stromingsenergie om moet zetten in elektrische energie.
Aan de hand van dit concept hebben we onderzocht wat
er allemaal komt kijken bij de plaatsing van het concept.
Het verslag begint in hoofdstuk 1 met een
beschrijving van onze keuze voor de plaats waar wij ons concept denken te
kunnen plaatsen. Er wordt hier gekeken naar stroomsnelheden en dieptes van het
water alsook naar regionale beleidsplannen.
Voor dat we een beschrijving zullen geven van ons
concept zullen we in hoofdstuk 2-4 uitleg geven over energiewinning door middel
van stroming. Ook zal beschreven worden wat er momenteel al bekend is en welke
experimenten zijn uitgevoerd op dit gebied.
Uitgaande van de informatie die we in hoofdstuk
beschrijven hebben we ons concept bedacht. In hoofdstuk 5 en 6 zal het concept
verder uitgewerkt worden waarbij uitgelegd wordt waarom we kiezen voor de
huidige vorm van het concept.
In hoofdstuk 7 wordt uitgelegd welk type generator we
moeten gebruiken en welk vermogen dit apparaat moet kunnen leveren.
Vanzelfsprekend zal de generator niet zonder
voorzieningen aan het net gekoppeld kunnen worden. In hoofdstuk 8 zal een
beschrijving worden gegeven van de toe te passen voorzieningen waardoor de
opgewekte spanning gesynchroniseerd worden met de spanning van het net.
In hoofdstuk 9 wordt tenslotte besproken welke manier
van transport we zullen gebruiken om de energie te transporteren.
Na het onderzoek naar de technische specificatie’s
van verschillende turbines en de benodigde stroomsnelheden van het water,
hebben we ons toe moeten leggen op de vraag:
Waar zijn er
mogelijkheden voor het plaatsen en in gebruik nemen van de installaties?
Veel watergebieden vielen af door de te geringe
stroomsnelheden van het water (zie bijlage 3). Hierdoor blijven er naar onze
mening twee potentiële gebieden over, te noemen:
-
De Westerschelde (zie
figuur 1.1)
-
De Waddenzee
De Waddenzee biedt de mogelijkheid tot energiewinning
d.m.v. stromingsenergie maar is aangewezen als natuurbeschermingsgebied.
Hierdoor is de mogelijkheid tot energiewinning op de door ons gewenste manier
niet realiseerbaar.
De Westerschelde biedt echter wel deze mogelijkheid
om de volgende redenen:
Een nadeel is echter dat op lange termijn de invloed
van de installaties op de dynamiek en ecologische potentie van het kustsysteem
vrijwel onbekend is.
Figuur
1.1 Locatie Westerschelde
Getijden worden veroorzaakt door de
gravitatiekrachten tussen de maan, zon en de aarde. De combinatie van deze
aantrekkingskrachten en de rotatie van de aarde zorgt voor een voorspelbare
afwisseling tussen hoog en laag water. De getijkracht ontstaat doordat de
aantrekkingskracht van de maan niet even groot is op alle waterdeeltjes op
aarde. Alle waterdeeltjes op aarde worden namelijk aangetrokken door de maan.
Aan de kant van de aarde die naar de maan is toegekeerd (en die dus het dichtst
bij de maan is) worden de waterdeeltjes sterker aangetrokken dan gemiddeld.
Daar ontstaat een water'berg' (zie figuur 2.1) die naar de maan toegekeerd is.
Aan de andere kant van de aarde worden de waterdeeltjes minder sterk
aangetrokken dan gemiddeld en daar ontstaat een water'berg' die van de maan
afgekeerd is. Het lijkt dus alsof er twee waterbergen op de aarde staan:
vloedbergen. Figuur 2.1
Om de 12 uur en 25 minuten herhaalt het patroon zich, waardoor er zich in een etmaal twee keer hoog en twee keer laag water voordoet. Het verschil in hoogte varieert van 0.5 m op de meeste locaties tot 10 m op specifieke locaties nabij continentale landmassa’s (zie figuur 2.2). De beweging van het water veroorzaakt getijdenstromingen met snelheden tot wel 5 m/s in kustzones en in stroomgaten tussen eilanden (zie figuur 2.3). Energiewinning uit getijden kan op twee fundamenteel verschillende manieren:
Beide principes worden afzonderlijk in hoofdstukken 3 en 4 nader beschreven en geïllustreerd aan de hand van praktijkvoorbeelden. In dit hoofdstuk wordt een referentie kader geschetst waarbinnen de twee opties kunnen worden getoetst op relevantie voor de Westerschelde.
Figuur
2.2 Kaart
van Europa met lijnen van gelijk springtij niveau. Het getijverschil kan
aanzienlijk toenemen in de estuaria. Dit wordt veroorzaakt door het aflopen van
de zeebodem en de trechtervorm van de estuaria. Het verschil kan nog extra
worden versterkt door effecten zoals reflectie van de getijdengolf bij de
kuststrook (mn. bij Cherbourg schiereiland en Frankrijk) en resonantie van de
getijdengolf (bijv. In de Severn Estuarie in Groot Brittanie).
Figuur
2.3 Kaart
uit de Stroomatlas van de Westerschelde/Oosterschelde, 1 uur voor hoog tij. De
uit metingen verkregen stroomrichtingen en snelheden (in zeeknopen) zijn
aangegeven met zwarte pijlen. Het zijn gemiddelden in de voor scheepvaart meer
belangrijke bovenste waterlagen bij gemiddeld doodtij en gemiddeld springtij.
‘1940’ is 1.9 knopen (1.0 m/s) bij doodtij en 4.0 knopen (2.1 m/s) bij
springtij.
Hoe kan worden bepaald of
en op welke wijze energiewinning uit de Westerschelde interessant is?
Voor het doel van deze
rapportage zijn vier beoordelingscriteria gedefinieerd om een referentiekader
te scheppen aan de hand waarvan toetsing kan plaatsvinden, te weten:
-
het aanbod van energie
-
het beleidsplan
Westerschelde
-
financiële beperkingen
-
toekomst perspectieven
Deze beoordelingscriteria
worden hieronder kort toegelicht en komen in de hoofdstukken 3 en 4 weer terug
om hierover een oordeel te kunnen vellen.
Zowel voor het benutten
van het getijverschil (het hoogteverschil tussen eb en vloed) als
getijdenstroming moet een schatting worden gemaakt van het te installeren
vermogen en de opbrengsten. Het vermogen wordt uitgedrukt in kW of MW en de
opbrengst in kWh per jaar.
Het is belangrijk om te
weten welke parameters van invloed zijn op het vermogen en de opbrengst om een
afweging te kunnen maken met andere (duurzame) energie bronnen. Het vermogen
van een getijcentrale die gebruik maakt van het hoogteverschil, wordt bepaald
door het hoogteverschil in meters tussen laag en hoog water en het debiet in m3/s. Een waterstromingsturbine haalt het vermogen
juist uit de lokale snelheid van het water (m/s) door het beschikbare
doorstromingsoppervlak A (m2).
Een
van de belangrijkste toetsingscriteria wordt bepaald door het beleidsplan
Westerschelde. Dit beleidsplan is opgesteld in 1995 door de “Stuurgroep
Westerschelde” voor de Provinciale
Staten van Zeeland. In dit beleidsplan staan de hoofddoelstellingen
geformuleerd met betrekking tot de veiligheid voor de bevolking, natuur,
visserij, recreatie en scheepvaart.
Alle
initiatieven die betrekking hebben op de Westerschelde worden getoetst aan dit
beleidsplan, evenals de initiatieven op het gebied van energiewinning uit de
getijden. Het plan heeft betrekking op de periode tot het jaar 2005. Daarna
wordt na een uitgebreide evaluatie bekeken of het beleidsplan gehandhaafd kan
blijven.
Een
samenvatting van de hoofddoelstelling volgt:
·
Het hanteren van deze
doelstelling mag aan de primaire doelstellingen geen afbreuk doen, te weten
veiligheid voor de bevolking.
·
Uit het beleidsplan
blijkt een hiërarchie van functies, te weten
- veiligheid voor de bevolking
- natuur
- scheepvaart/visserij
·
Bij twijfel over de
toelaatbaarheid van een activiteit in verband met de mogelijke effecten op het
ecosysteem wordt het voorzorgprincipe toegepast. Dit houdt in dat, wanneer op
basis van de best beschikbare informatie bij de afweging sprake blijkt te zijn
van duidelijke twijfel van mogelijk belangrijke negatieve gevolgen voor het
ecosysteem.
Het succes en de
commerciële haalbaarheid van energiewinning uit getijden zal uiteindelijk
getoetst worden aan de kosten per kWh. Er zijn geen standaard gegevens hierover
bekend, evenmin is er een financiële analyse uitgevoerd binnen onze opdracht.
Zover bekend uit de literatuur zullen financiële gegevens worden genoemd.
Het winnen van energie uit getijden is relatief onbekend.
Het ontwikkelen van een eventuele getijcentrale (op kleine of grote schaal)
voor de Westerschelde vergt investeringen in kennis en materialen en het opdoen
van ervaring. Er moet daarom ook gekeken worden naar toepassingen buiten het
Westerschelde gebied. Naar de haalbaarheid in het Oosterschelde gebied is al gekeken.
Uit dit onderzoek is gebleken dat energie opwekking met grote hoeveelheden te
veel invloed zou hebben op het milieu.
Bij
getijverschil wordt het hoogte verschil tussen verschillende waterniveaus
gebruikt als energiebron. Het verschil in niveaus wordt veroorzaakt door de
hoogte verschillen tussen eb en vloed. De soort energie die aanwezig is in het
water is dan potentiële energie.
Turbines
die werken op een hydraulisch verval (hoogteverschil van water) hebben een zeer
hoog omzettingsrendement (80% en hoger). Om deze reden is waterkracht op basis
van verval een hoogwaardige vorm van energieomzetting (ter vergelijking: wind≈40%,
photo-voltaïsch (zonne-energie)≈10%, gas≈50%, kolen≈40%).
Om
het hydraulische verval van getijden te benutten voor energieopwekking is een
bassin nodig. Dit bassin kan van nature aanwezig zijn in de vorm van een
estuarium, inham of een fjord of kan eventueel kunstmatig worden gecreëerd.
In
het geval van de Westerschelde is het moeilijk om een grote dam aan te leggen
omdat de Westerschelde een vrije waterdoorgang is, zonder grote inhammen. Om de
Westerschelde als waterbassin te gebruiken moet er een hele dam aangelegd
worden. Zo’n enorm project zal enorme kosten met zich mee zou brengen. Een
ander punt waar je rekening mee moet houden bij afsluiting van de Westerschelde
is de drukke scheepvaart. De schepen zullen geen doorgang meer kan hebben, wat
niet te realiseren is omdat de Westerschelde de toegangsvaart is naar de haven
van Antwerpen. Nog een punt waar rekening mee gehouden moet worden zijn de
gevolgen voor het milieu. Als men inderdaad de Westerschelde af gaat sluiten
zal dit een grote invloed hebben op het milieu. Dit is wel gebleken nadat de
Oosterschelde is afgesloten door de Oosterschelde-kering. De Oosterschelde is
echter afgesloten om het gevaar van de zee tegen te gaan en dat heeft
natuurlijk een veel hogere prioriteit dan het opwekken van natuur energie.
Een
ander punt, het belangrijkste, is dat we hier een Nederland maar een klein
hoogteverschil van het water hebben tussen eb en vloed. Dit verschil is
ongeveer 2 meter en is eigenlijk te klein om hier rendabel energie uit te
winnen. De centrales die energie opwekken door gebruik te maken van het
hoogteverschil tussen twee waterniveau’s, worden geplaatst op een plek waar het
verschil tussen eb en vloed minimaal 7 meter is. Als dit verschil kleiner is,
is het niet rendabel om hier energie uit te halen omdat de investeringskosten
dan veel te hoog zijn.
Een
concept dat in de Westerschelde zou kunnen werken is het volgende (figuur 3.1):
Figuur 3.1
De bassins staan in verbinding met het zeewater middels één of meer
sluizen waarin laag-verval turbines zijn geplaatst. Zogenaamde “Bulb” turbines
worden hiervoor het meest gebruikt. Energieopwekking kan dan plaats vinden op
drie manieren:
Er zijn aanvullende methoden mogelijk om de
continuïteit van energieopwekking te verbeteren. Dit kan door een extra bassin
toe te passen of gebruik te maken van pompen, die het getijverschil kunstmatig
vergroten.
Figuur 3.1 toont een concept van een dam die niet
alleen gebruikt wordt voor het opwekken van elektriciteit, maar ook als
verbindingsweg. Het is dus eigenlijk een soort afsluitdijk met turbines.
Er zijn weinig
getijcentrales gebouwd. De bekendste en grootste is de 240 MW centrale bij La Rance
in Frankrijk, die nu sinds 1965 operationeel is (zie figuur 3.2). In de Bay of
Fundy bij Annapolis (Canada) is een 20 MW centrale gebouwd. Hier is
geëxperimenteerd met een ringgenerator turbine (“Straflo” turbine) in plaats
van de meer gangbare “Bulb” turbine. Verder is er een 400 kW experimentele
centrale bij Kislaya Guba (Rusland). In China is er een aantal kleine centrales
gebouwd waarvan de 3.2 MW centrale in Jiangxia de grootste is. In tabel 1 staan
meer gegevens over de centrales.
Figuur 3.2: getijcentrale bij La Rance in Frankrijk. De eerste
(1966) en enige centrale in Europa met een vermogen van 240 MW. De huidige
kostprijs voor de elektriciteit bedraagt omstreeks €0,03 per kWh.
In de onderstaande tabel
(tabel 3.1) staat een aantal centrales die energie opwekken uit het
getijverschil. Alle genoemde centrales maken gebruik van slechts een enkel
bassin. Bij La Rance en Kislaya is het mogelijk energie op te wekken bij zowel
laag als hoog water.
|
Gem. Getijverschil (m) |
Bassin oppervlak (km2) |
Geïnstalleerd vermogen (MW) |
Opbrengst (GWh/jaar) |
In gebruik |
La Rance (Frankrijk) |
8 |
17 |
240 |
540 |
1966 |
Kislaya Guba (Rusland) |
2,4 |
2 |
0,4 |
? |
1968 |
Annapolis (Canada) |
6,4 |
6 |
17,8 |
30 |
1984 |
Jiangxia (China) |
7,1 |
2 |
3,2 |
11 |
1980 |
Tabel 3.1: overzicht van operationele getijverschilcentrales
wereldwijd
Ook in Nederland zijn de opties voor getijcentrales bestudeerd. Er is een plan gemaakt om de Markerwaard te bestemmen als opslagbekken. De met windenergie opgepompte hoeveelheid water kon naar behoefte elektriciteit produceren, vooral tijdens pieken (piek shaving). Het opslagbekken zou gebruikt worden om een waterkrachtcentrale aan te drijven met een totaal geïnstalleerd vermogen van ongeveer 1500 MW.
De bestudeerde literatuur
over getijdenenergie gaat uit van de constatering dat getijdenenergie slechts
op enkele plekken op aarde economisch winbaar is, namelijk waar het natuurlijke
getijverschil gemiddeld minimaal 7 meter bedraagt.
De investering kan worden
gereduceerd wanneer er andere faciliteiten aan een systeem kan worden
toegevoegd, waarvoor kosten kunnen worden afgeschreven. Een voorbeeld is de
realisatie van een brug of verbinding boven de installatie. Zulke voordelen
lijken zich echter niet voor te doen in het geval van de Westerschelde.
Gezien de hierboven genoemde bezwaren, lijkt er weinig perspectief voor toepassing van de technologie elders in Nederland. Er bestaat wel interesse voor unieke locaties met een hoog getijverschil in onder andere Engeland, Argentinië, China, Australië, India en Korea. Er zijn voor al deze locaties verschillende plannen en voorstellen gemaakt, maar het heeft nog niet tot realisatie van de plannen geleid. Terugkerende bezwaren zijn de hoge investeringen en de onzekerheden over de gevolgen voor natuur en milieu.
Bij
getijdenstroming wordt de stroming van het water gebruikt als energiebron. De
stroming van het water wordt veroorzaak door de wisseling van getijde (eb en
vloed). In dit hoofdstuk worden de verschillende manieren besproken waarop de
kinetische energie omgezet kan worden in elektrische energie.
Energieopwekking
uit getijdenstroming gebeurd op een heel andere manier dan het voorgaand
besproken principe, de getijcentrale die werkt op getijverschil.
Een
getijdencentrale ontrekt potentiële energie aan water dat op een hoger niveau
gelegen is en naar beneden stroomt. Energieopwekking uit getijdenstroming houdt
in dat kinetische energie van het water wordt benut dwz de snelheid van het
water die ontstaat zodra het water stroomt. Door een rotor in de vrije stroming
te plaatsen kan energie worden onttrokken. De stroomsnelheid van het water
achter de rotor is lager dan voor de rotor. Dit principe is identiek aan de
werking van windturbines.
De
berekening van de kinetische energie die in het passerende water aanwezig is
wordt als volgt berekend:
Pkin = 1/2*A*ρ*v3
P = het kinetische vermogen in (Nm/s) of (Watt)
A = de oppervlakte waarin de rotor geplaatst is (m2)
ρ = de dichtheid van het medium (kg/m3)
v = de snelheid van het passerende medium (m/s)
Het
is onmogelijk om alle kinetisch energie te onttrekken aan de stroming. Het
water heeft altijd een bepaalde snelheid nodig om de rotor te kunnen verlaten.
De Duitse ingenieur Betz toonde in 1920 aan dat het theoretische maximum
rendement uit een vrije stroom gelijk is aan 16/27 (0.593) van de totale
kinetische energie.
P = 1/2*A*ρ*v3*Cp
Cp = rendement van rotor
Het rendement van de rotor wordt uitgedrukt met de
vermogenscoëfficiënt Cp (Coëfficiënt of Power) die maximaal gelijk
is aan Betz’ grens (Cpmax = 0.593). Samen met hydrodynamische
verliezen, verliezen ten gevolge van turbulentie en mechanische verliezen in de
overbrenging, heeft een waterstromingsturbine in de praktijk een
omzettingsrendement tussen de 10% en 40% afhankelijk van het type rotor dat
wordt gebruikt.
De uitleg van de verschillende typen rotors is in
twee delen opgesplitst:
1.
Rotors die
hoofdzakelijk werken op de weerstandskrachten (“drag forces”) zoals een
schoepenrad of een zogenaamde Savonius rotor. De weerstand ontstaat ten gevolge
van de relatieve snelheid tussen de omwentelingen van de rotor (die laag is) en
de snelheid van het water die altijd hoger is (omloopsnelheid kleiner dan 1).
Dit zijn doorgaans simpele constructies, die eenvoudig te fabriceren zijn. Ze
bevatten echter wel veel materiaal en hebben daardoor vaak een relatief laag
vermogen in verhouding tot hun omvang. De vermogenscoëfficiënt is in praktijk
niet hoger dan ongeveer 0.25 (= verhouding tussen maximum te leveren en
werkelijk geleverde energie).
2.
Rotors die
hoofdzakelijk energie omzetten door gebruikt te maken van hydrodynamische
draagkrachten (“lift forces”). Deze rotors maken gebruik van vleugels of bladen
met hydrodynamische vorm, zoals vliegtuigvleugels of de bladen van een moderne
windturbine (een vergelijkbaar principe) en halen een optimaal rendement bij
omwentelingssnelheden die een aantal malen hoger liggen dan de
stromingssnelheid van het medium (omloopsnelheid groter dan 1).
Vermogenscoëfficiënt tot 0.50 zijn mogelijk. Deze rotors hebben doorgaans een
compacte constructie met een hoog omzettingsrendement (goede verhouding tussen
vermogen en omvang). De productie van de hydrodynamische bladen vereist veel
hightech expertise. Binnen deze laatste categorie kan weer onderscheid gemaakt
worden tussen twee typen:
·
Axiale rotors, waarbij
de richting van de stroming parallel is aan de as van de rotor en de bladen
radiaal geplaatst zijn. De rotor moet dus altijd gericht worden op de richting
van de stroming.
·
Cross-flow rotors,
waarbij de richting van de stroming haaks op de as van de rotor staat en de
bladen parallel aan de as zijn geplaatst. Een speciale variant is de zogenaamde
Voith-Schneider turbine, waarvan de rotor bladen beweegbaar zijn en optimaal
worden afgesteld op de stroomsnelheid. De rotor kan zowel van een horizontale
as als een verticale as zijn voorzien en kan stromingen uit alle richtingen
ontvangen waardoor hij niet gericht hoeft te worden. Dit kan een voordeel zijn
bij getijdenstromingen, waar de stroming uit twee tegenovergestelde richtingen
komt.
Voor alle typen rotoren geldt dat bewegende delen
zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Bewegende delen leiden tot
rendementsverliezen, extra kosten, onderhoud en gevoeligheid voor falen.
Weerstandsrotoren
Rotoren
die werken op het principe van weerstand zijn beter bekend als eenvoudige
watermolens, al dan niet met verstelbare schoepen. Het is een eeuwenoud
principe waarvan de voorbeelden legio zijn. Recente voorbeelden zijn
hoofdzakelijk renovatie projecten van oude watermolens of toepassingen voor
ontwikkelingslanden. Gezien de slechte verhouding tussen vermogen en omvang van
de constructie, lijkt dit type turbine weinig economisch rendabel voor
fabricage en toepassingen. Figuur 4.1 geeft een voorbeeld van een getijdenmolen
met verstelbare schoepen.
Figuur 4.1: 100 MW getijdenmolen met verstelbare schoepen
ontworpen maar nooit uitgevoerd in Australië (Weber, 1976).
Axiale rotoren
De
grootste praktijk experimenten hebben plaats gevonden in de East River in New
York waar een 60 kW turbine met axiale rotor was geïnstalleerd (figuur 4.2). Er
waren verder plannen voor een 30 kW turbine ontwikkeld door de New York
University. Er is weinig bekend over de resultaten van deze experimenten.
Figuur 4.2: Schema voor een 30 kW turbine gemonteerd
aan een brug over de East River in New York.
Cross flow rotoren
In Canada
zijn sinds begin jaren 80 verscheidene prototypes van cross-flow of zogenaamde
Darrieus turbines (figuur 4.3) ontwikkeld (max. 5 kW) en getest, zowel in
laboratorium omgeving als ook op zee. The Blue Energy Company uit Vancouver is
tot op heden actief bezig de Davis turbine te exploiteren in onder meer de
Filippijnen. Er is geen informatie bekend van gerealiseerde projecten.
Figuur 4.3: Davis Turbine. Schematisch overzicht van
hoe de turbines in een dam bij Dalupiri (Filippijnen) worden geplaatst.
In Nederland zijn er
ook een aantal projecten geweest waarmee de getijdenstromingen benut werden.
Een van deze ontwikkelingen is de volgende:
Tocardo Turbine (axiale rotor met venturi
behuizing)
Teamwork Technology (Zijdewind, NH) is op
verschillende vlakken betrokken
bij projecten op het gebied van duurzame
energie. Het bedrijf neemt onder andere
deel aan het project de Archimedes Wave
Swing (AWS). De AWS is een
golfenergie turbine, waarvan een prototype
wordt gerealiseerd voor de kust van
Portugal. Tevens beschikt het bedrijf over
de knowhow en de rechten tot exploitatie
van de Tocardo turbine (figuur 4.4).
Figuur 4.4: Tocardo Turbine (Aqua 75). De behuizing in
de vorm van een venturi hangt onder een ponton.
Financieel
gezien lijkt het goed mogelijk om energie uit getijdenstroming op te wekken,
dit omdat er geen dam gebouwd hoeft te worden. De installatie kan vrij
eenvoudig gehouden worden, wat als groot voordeel heeft dat het ook weinig
onderhoud vraag.
Energieopwekking uit getijdenstroming lijkt in
Nederland een goede kans van slagen te hebben. De stroomsnelheden van het water
in Nederland zijn niet zo heel hoog, maar wel vrij constant, en het is goed
voorspelbaar waarneer er bepaalde stromingen zijn, dit is bij wind niet zo. Bij
energieopwekking uit getijdenstroming is het mogelijk redelijk nauwkeurig uit
te rekenen hoeveel energie er op gewekt kan worden.
In
ons project zijn er twee essentiële onderdelen waar naar gekeken moet worden.
Dit zijn de rotor en de generator. In dit hoofdstuk besproken zal de rotor
besproken worden.
In
ons concept gaan wij gebruik maken van getijdenstromingen in de Westerschelde.
Hiervoor hebben we aan de hand van de stroomatlas (HP15, bijgevoegd als bijlage
3) eerst uitgezocht waar de stromingen het hoogst zijn. De stromingen worden
per uur opgegeven en zijn bepaald door jaren metingen te doen. Het zijn
gemiddelde stromingen over een aantal jaren. Dit is belangrijk omdat bij
verandering van klimaat de stromingen ook iets zullen veranderen. Het ziet er
nu echter nog niet naar uit dat er op korte termijn drastische veranderingen
zullen plaatsvinden.
De
energie uit stromend water is kinetische energie en de omzetting hiervan naar
mechanische energie moet worden gedaan door een rotor, die in beweging wordt
gezet door de stroming van het water. Onze keuze van de rotor wordt bepaald
door het rendement wat de rotor levert en het onderhoud dat wij aan de
installatie verwachten te hebben.
Wij plaatsen onze rotor in een duct om een hogere
stroomsnelheid van het water te bereiken. Een hoge stroomsnelheid is voor ons
van groot belang omdat in de snelheid van het medium enorm veel energie
aanwezig is. Deze energie wordt berekend met de formule Pkin = 1/2*A*ρ*v3 (zie bijlage 2). Uit
deze formule is af te leiden dat de stromingssnelheid v een zeer grote invloed
heeft op het totaal geleverde vermogen (formule is besproken in het voorgaande
hoofdstuk). Wat betreft het duct waarin de turbine geplaatst zal worden, hier
zal in hoofdstuk 6 nader op ingegaan worden.
Na
een brainstormsessie hebben wij zelf twee concepten bedacht en uitgewerkt. Voor
beide concepten zal besproken worden welke rotor we hebben gekozen.
Ons
eerste concept is een duct met daarin een axiale
rotor. Het is een driebladige rotor met een diameter van 2 meter (figuur
5.1).
Figuur 5.1: zijaanzicht
Om
de stroming optimaal te benutten is het nodig dat de rotor 180˚ graden kan
draaien, zodat de rotor altijd in de goede positie staat ten opzichte van de
stroming. De stromingsrichting verandert 4 maal per dag van richting. Om te
kunnen bepalen in welke richting het water op een bepaald moment stroomt wordt
er boven in het duct een klein propellertje gemonteerd die altijd met de
stroming meedraait. Zodra de stroming een bepaalde tijd in één richting stroomt
(bijvoorbeeld 5 minuten) zal de rotor ook in deze richting gedraaid moeten
worden. Deze tijdsduur is ingesteld om te voorkomen dat de turbine te vroeg
omgedraaid wordt. De draaiing van het geheel levert kost heel wat energie en
levert uiteraard niets op.
De
rotor waarover wij spreken zal vier keer op een dag gedraaid moeten worden. Er
zijn echter ook rotors met vrijwel hetzelfde model waarbij het niet uitmaakt in
welke richting het water stroomt. De rotors kunnen namelijk van beide zijden in
beweging gebracht worden. Nadeel van deze rotors is echter dat ze een lager rendement
hebben. Aangezien het rendement van energiewinning uit getijdenstroming laag
is, streven wij ernaar een zo groot mogelijk rendement te bereiken.
Het
rendement dat wij verwachten te bereiken met het type rotor die iedere keer
gedraaid moet worden, ligt tussen de 30% (Cp=0,3) en 40% (Cp=0,4)
van de kinetische energie die aanwezig is in het stromende water.
Het concept met een axiale rotor (figuur 5.2) is niet
verder uitgewerkt omdat de overbrenging van de rotor op de generator te veel
verliezen veroorzaakt. De as van de rotor ligt horizontaal en de beweging
hiervan wordt haaks overgebracht op een as die naar beneden gaat. Het probleem
met een haakse koppeling is dat de verliezen enorm zijn en dat er veel slijtage
plaatsvindt. Dit betekent uiteraard weer onderhoud aan de installatie wat niet
eenvoudig is als de installatie eenmaal is geplaatst.
Een
mogelijke oplossing om een overbrenging te voorkomen is een plaatsing van de
generator direct achter de rotor. Echter, omdat het te verwachten toerental niet
hoog ligt zal dan gekozen moeten worden voor een generator met een grote
omvang. Dit heeft automatisch als gevolg dat het duct dan ook in grote moet
toenemen. Bij plaatsing in de Westerschelde hebben we echter te maken met een
maximale hoogte die een installatie mag hebben. We verwachten dat het
betreffende concept dan ongeveer 5 tot 7 meter hoog wordt en misschien is het
toch mogelijk om dit concept te plaatsen. We hebben echter na opnieuw
brainstormen een ander concept bedacht waarvan we denken dat het een betere
oplossing is voor het probleem: het principe van de ‘Helical turbine’ (volgende
pagina).
Om
deze reden hebben we ervan afgezien dit concept verder uit te werken.
Ons
tweede concept is een duct met daarin een cross flow rotor. Het is een
Triple-Helix turbine. De diameter van de rotor is 2 meter en de inwendige
hoogte is 5 meter (figuur 5.3).
Figuur 5.3: bovenaanzicht
Een groot voordeel van Triple-Helix turbine is dat
deze stromingen vanuit alle richtingen om kan zetten in mechanische energie. In
ons concept staat de rotor verticaal in het duct, dat wil zeggen dat de as van
de rotor verticaal staat. Dit is voor ons een groot voordeel omdat eventuele
overbrengingen voorkomen worden. De generator kan namelijk door dezelfde as
aangedreven worden. Bijkomend voordeel is het feit dat de generator nu niet in
de stroming van het water maar onder het duct geplaatst kan worden. Een derde
voordeel van deze turbine is het feit dat ze zeer onderhoudsvriendelijk zijn omdat
er helemaal geen bewegende deel aan zitten. Het is gewoon een vaste constructie
die gaat draaien. Omdat de Triple-Helix turbine een technisch vrij eenvoudige
constructie heeft, zal de fabricagekostprijs niet bijzonder hoog zijn.
Een
Triple-Helix turbine is gemaakt uit drie platen die gekromd zijn. Deze platen
worden aan de bovenzijde en onderzijde aan elkaar verbonden door een metalen
schijf met een diameter van 2 meter. Deze schijven brengen de roterende
beweging over op de as van de turbine, die de generator weer aandrijft. De hele
turbine wordt van aluminium gemaakt omdat dit
twee grote voordelen heeft. Het materiaal is licht en zout water heeft
geen nadelige gevolgen op het materiaal. Op het oppervlak van de turbine dat in
aanraking komt met het zoute water wordt een coating aangebracht tegen aangroei
van zeedieren.
De constructie (figuur 5.5) waarmee de turbine in het
duct geplaatst wordt is eigenlijk heel eenvoudig. In de bovenzijde en in de
onderzijde van het duct worden twee rollagers gemonteerd, waarin de as van de
rotor draait. Aan de onderzijde van het duct zal de as van de turbine door de
wand heen gaan omdat de generator aan deze zijde van het duct opgesteld staat.
De turbine moet ook van een rem voorzien worden zodat de turbine op elk moment
stil gezet kan worden. Het zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren dat de generator
kapot gaan en waardoor de turbine gestopt moet kunnen worden zodat er een
reparatie aan uitgevoerd te kan worden. Uiteraard moet de turbine gestopt
moeten worden zodra onderhoud aan de installatie uitgevoerd wordt.
Wij hebben gekozen voor toepassing van twee
schijfremmen. Één rem zou in principe al genoeg zijn om de installatie te
stoppen, echter als deze om een technische reden weigert moet de andere rem het
over kunnen nemen. De remmen moeten de installatie op elk tijdstip kunnen
stoppen, dus ook als de turbine met een maximale snelheid draait. Om deze reden
moeten de remmen dus berekend worden in het geval dat de belasting het zwaarst
is. Wij zullen één rem aan de bovenzijde van het duct monteren en een rem aan
de onderzijde. De remmen mogen niet vrij in het water draaien omdat dit een
nadelig effect op de remmen zou kunnen hebben. Dit geldt overigens ook voor de
rollagers.
Het
is natuurlijk belangrijk dat de turbine ook geremd wordt en blijft zodra de
spanning wegvalt. Dit betekent dat de remmen in ruststand de turbine altijd
tegen moet houden en deze pas mag
‘loslaten’ zodra de remmen bekrachtigd worden. Deze bekrachtiging kan geschieden
door middel van sterke veren die in ruststand de remblokken tegen de turbine
klemmen. Zodra men de turbine in beweging wil krijgen dienen deze veren
ontspannen te worden zodat de turbine vrij kan ronddraaien. Voor het ontspannen
van de veren kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van hydraulische
cylinders.
Het
rendement van een Triple-Helix turbine is ongeveer 35% (Cp=0,35) wat
betekent dat de turbine 35% van de hoeveelheid aanwezige kinetische energie om
kan zetten naar mechanische energie. Zie ook grafiek 5.1 op volgende pagina,
waar effectiviteit van de turbine is afgezet tegen de stroomsnelheid van het
water.
Grafiek 5.1
Het vermogen dat de Triple-Helix turbine opwekt wordt weergegeven in onderstaande grafiek (grafiek 5.2). Hier wordt het opgewekte vermogen afgezet tegen de stroomsnelheid van het water. De volgende formule is gebruikt om het vermogen te berekenen:
P
= 1/2*A*ρ*v3*Cp
Deze formule is uitgewerkt in hoofdstuk 3.
Grafiek 5.2
Het
toerental van de rotor die toegepast wordt in ons concept is moeilijk te
bepalen. Desondanks hebben wij toch geprobeerd de werkelijkheid zo goed
mogelijk te benaderen. We hebben een grafiek gevonden met daarin het
toerenverloop van een Triple-Helix turbine en aan de hand van deze grafiek
hebben wij zelf geprobeerd om een grafiek af te leiden (grafiek 5.3) die voor
ons concept van toepassing is. De toerentallen kunnen pas echt bepaald worden
door het testen van de rotor in de praktijk. Ondanks dat het ons de tijd en de
kennis ontbreekt, verwachten we een goede benadering van de werkelijkheid
gecreëerd te hebben.
Grafiek 5.3
Het
aanbod uit de getijdenstromingen van de Westerschelde wordt bepaald door de
stroomsnelheid v (m/s) en het beschikbare doorstromingsoppervlak A (m²). Het
vermogen wordt in grote mate bepaald door de derdemachtsrelatie met de
stroomsnelheid, zoals volgt uit de volgende formule voor het maximale
kinetische vermogen P (zie ook bijlage2):
P=½.ρ.Α.v³
Het
gemiddeld technisch beschikbaar vermogen Pgem wordt beperkt
door het rendement η van de turbine en de gemiddelde snelheid over een
getijdenperiode van 12 uur en 25 minuten. Uitgaande van een rendement η
van 0,3.
Het
is dus duidelijk dat het verhogen van de snelheid een veel groter effect heeft
op het vermogen dan een vergroting van het doorstromingsoppervlak. Vandaar dat
het toepassen van een duct interessant kan zijn. De werking van een duct is
hieronder schematische weergegeven.
Figuur 6.1
Doorsnede van het duct
In
het duct hebben we te maken met vier belangrijke factoren, namelijk:
De
continuïteitsregel leert ons dat de inkomende stromingsnelheid (V1) maal de
bijbehorende oppervlakte (kan berekend worden met B1) gedeeld door de verhoogde
stromingsnelheid (V2) maal de bijbehorende oppervlakte (kan berekend worden met
B2) gelijk aan elkaar is. Dit betekend dat we met behulp van een duct de
verhoogde stromingssnelheid kunnen bepalen. Door in de kleinste binnendiameter
van het duct (B2) een turbine te plaatsen geeft de verhoogde stroming een
kinetische energie aan de rotorbladen van de turbine.
Dit
geeft ons mogelijkheden om getijdenenergie met behulp van een turbine
(mechanisch) om te zetten naar elektrische energie (dmv een generator) in een
betrekkelijk kleine ruimte.
Welke
afmetingen het duct krijgt en hoe hij er uit komt te zien hangt af van de
omvang van de generator en het type rotor dat voor ons het hoogste rendement
bied.
Hierbij
zijn we tot twee verschillende opstellingen gekomen, namelijk:
Hieronder
zal worden besproken wat de verschillen zijn tussen beide oplossingen.
Figuur 6.2 Doorsnede duct voor axiale
rotor
Het
duct met het ronde oppervlak is gemaakt voor een axiale rotor. Bij een axiale
rotor is de richting van de stroming parallel aan de as van de rotor en de
bladen worden dan radiaal geplaatst. Axiale rotors moeten dus altijd gericht
worden op de richting van de stroming. Om optimaal gebruik te maken van de getijdenstroming
zal de rotor van zowel de voorkant als de achterkant aangedreven moeten kunnen
worden of de rotor zal in zijn geheel in de richting van de stroming gedraaid
moeten kunnen worden.
Om
de rendementsverliezen zo laag mogelijk te houden zal de generator in dezelfde
lijn als de as van de rotor staan. Als het middelpunt van de generator uit het
middelpunt van de as van de rotor gezet wordt, zullen er altijd ongewenste
rendementsverliezen optreden omdat men gebruik zal moeten maken van koppelingen
en tandwielen.
Omdat
de snelheid van de rotor laag ligt, zullen wij voor een generator moeten kiezen
met een grote diameter zodat we toch aan de minimale frequentie van de op te
wekken spanning voldoen. Deze frequentie wordt bepaalt door het aantal
poolparen waarmee de generator wordt voorzien. Dus hoe groter de diameter van
de generator wordt hoe groter het aantal poolparen dat in de generator
geplaatst kan worden en hoe hoger de frequentie van de geleverde spanning
wordt. Een grote diameter van de generator heeft echter als gevolg dat de
generator in de hartlijn van de as ver achter het duct geplaatst moet worden om
de stroming niet tegen te werken. Ook zullen er problemen ontstaan bij het
keren van het tij. Er zullen ongunstige turbulente stromingen ontstaan rond om
de generator.
Figuur
6.3 Doorsnede duct voor cross-flow rotor
Het
duct met het rechthoekige oppervlak is gemaakt voor een radiale rotor. Het duct
is zo ontworpen dat er een zogenaamde Helix rotor toegepast kan worden (zie
hoofdstuk 5). Het voordeel van de Helix rotor is dat de as van de rotor
verticaal in het duct staat. Dit geeft betere mogelijkheden om de generator
zonder rendementsverliezen buiten het duct te plaatsen in de lijn van de rotoras.
Het duct wordt vervaardigd uit beton, dit omdat het naar onze mening de beste oplossing is voor een proefproject. Andere materiaalsoorten bieden niet de gewenste levensduur of bieden financieel te weinig perspectief voor een proefproject.
Beton is consistent tegen nautische invloeden, zoals de agressieve invloed van het zeewater op de installatie. Mede hierdoor is onze voorkeur uitgegaan naar een betonnen installatie.
Kenmerkend voor alle materiaaleigenschappen van beton is dat het een heterogeen materiaal is. Dit wil zeggen dat het beton is opgebouwd uit materialen met verschillende eigenschappen. De toeslagmaterialen hebben volkomen andere eigenschappen dan het cementsteen, wat de korrels toeslagmateriaal tot een geheel verbindt. In het geval van gewapend beton vormt de wapening een derde element met weer andere eigenschappen. Een tweede belangrijk aspect is het feit dat de eigenschappen van beton zich in de tijd ontwikkelen / verbeteren. Zowel deze tijdsafhankelijkheid als de heterogeniteit komen tot uiting in belangrijke eigenschappen als:
- sterkte
- vervormbaarheid
- duurzaamheid
Afhankelijk van de volumieke massa en het gebruikte toeslagmateriaal worden de volgende drie betonsoorten onderscheiden :
- Lichtbeton ,geheel of gedeeltelijk vervaardigd met grove, lichte toeslagmaterialen. De volumieke massa bedraagt in het algemeen ρs < 2000 kg/m3.
- Normaal beton, vervaardigd met harde, dichte toeslagmaterialen, met in het algemeen een volumieke massa ρs tussen 2000 en 2800 kg/m3. Wanneer zand en grind als toeslagmaterialen worden gebruikt zal de volumieke massa doorgaans tussen de 2300 en 2450 kg/m3 liggen
- Zwaar beton, geheel of gedeeltelijk vervaardigd met grove, zware toeslagmaterialen, in het algemeen met een ρs van 2800 kg/m3 of meer
Wij
hebben ervoor gekozen normaal beton toe te passen in ons project omdat dit het
meest gangbaar is. Bovendien is het de meest goedkope oplossing met dezelfde
positieve eigenschappen als de andere betonsoorten, waardoor het de beste
oplossing is voor het proefproject
Duurzaamheid
Een
andere belangrijke eigenschap is duurzaamheid, dat wil zeggen het vermogen om
weerstand te bieden tegen de inwerking van verscheidene fysische en chemische
invloeden. Voorbeelden hiervan zijn :
-
Weer en wind (
droog/nat, warm/koud ) ;
-
Inwerking van vorst ;
-
Hoge temperaturen ;
-
Inwerking van sulfaten
;
-
Inwerking van zuren ;
-
Inwerking van zeewater
;
-
Erosie.
Als
het beton is voorzien van beton- of voorspanstaal, gaat ook de duurzaamheid van
staal een rol spelen. Belangrijk is dan de eventuele indringing van koolzuurgas
en chloriden. Chloriden kunnen ook al in de grondstoffen zelf aanwezig zijn. De
weerstand tegen deze invloeden vormt een relatie met de sterkte. Over het algemeen
zal beton met een hogere sterkte een betere duurzaamheid vertonen. Sterkte is
echter geen garantie voor duurzaamheid. Voor de duurzaamheid met beton is
vooral de doorlatendheid bepalend. Dit wordt ook wel permeabiliteit genoemd.
Voor de duurzaamheid voor de wapening is vooral de dekking bepalend.
Overige eigenschappen
Ook
enkele van de volgende betoneigenschappen kunnen in combinatie met de al
genoemde eigenschappen sterkte, vervormbaarheid en duurzaamheid eveneens van
belang zijn :
-
waterdichtheid ;
-
volumestabiliteit ;
-
massa ;
-
oppervlaktestructuur ;
-
kleur.
Gewichtsbepaling
Voor
de bepaling van het gewicht dient eerst de totale oppervlakte van het duct
berekend te worden. Na de berekening hiervan zal deze oppervlakte A
vermenigvuldigd moeten worden de dikte van de wand. Afbeelding 6.4 toont de
afzonderlijke oppervlakken van het (vierkante duct).
Abovenzijde
inlaat = 16 m2
x 4 = 64 m2
Azijkant
inlaat = 22,35 m2 x 4 = 89,4 m2
Abovenzijde
middenstuk = 4 m2 x 2 = 8 m2
Azijkant
middenstuk = 10 m2 x 2 = 20 m2+
Totaal
oppervlak =
181,4m2
Totaal
volume bij een wanddikte van 150mm en een ρs van 2400 kg/m3:
Totaal
volume = 181,4 x 0,15 =
27,21 m3
Totale
massa = 29,21 x 2400 kg/m3
= 65.304 kg
≈ 65 ton
Figuur 6.4 Oppervlakken van het duct
Plaatsing van de generator
De
plaats van de generator hangt af van zijn omvang. Doordat de omtreksnelheid van
de rotor laag is, is er een generator met een grote diameter nodig om een
aanvaardbaar rendement te verkrijgen. De diameter van de generator zal ± 1,5
meter zijn. Door onder het duct poten van 2,3 meter te plaatsen kan de
generator onder het duct geplaatst worden. De poten bieden dan ook als
bescherming voor de generator.
Dit
hoofdstuk gaat over de keuze van de generatoren. Er wordt behandeld welke
generator wij voor ons concept hebben gekozen en hoe deze keuze tot stand is
gekomen. Om de rotatie’s van de rotor om te zetten in elektrische energie moet
er gebruik gemaakt worden van een generator.
Generatoren
kunnen globaal verdeeld worden in twee typen namelijk: gelijkstroomgenerator en de wisselstroomgenerator.
Wisselstroomgeneratoren zijn weer onderverdeeld in asynchrone en synchrone
generatoren.
Allereerst
wat algemene informatie over de verschillende generatoren.
Gelijkstroomgenerator.
Voordeel:
toepasbaar voor lage snelheden
Nadeel:
Onderhoudsgevoelig
Asynchrone
generator:
Voordeel:
Goedkoop
Nadeel:
Hoog blindvermogen bij laag toerental
Figuur 7.1 Hoogpolige generator
Synchrone
generator
Voordeel:
regelbare cos ø (blindvermogen)
Nadeel:
De generator moet synchroon lopen met de netfrequentie
Bij
ons concept hebben we te maken met wisselende rotatie snelheden. De oplossing
hiervoor kan zijn dat we gebruik maken van een asynchrone machine, echter het
nadeel hiervan is dat de cos ø niet regelbaar is. Hierdoor heeft de generator
dus bij een lage rotatiesnelheid een hoge cos ø.
Een
andere oplossing is om een gelijkstroomgenerator toe te passen en de opgewekte
gelijkstroom met een regelaar om te zetten in een wisselspanning. Met deze
oplossing is het mogelijk om met een laag toerental energie op te wekken. Het
nadeel van een gelijkstroomgenerator is dat de generator veel onderhoud nodig
heeft. En dit willen we juist voorkomen omdat de generator onder water
geplaatst zal worden, wat de onderhoud aan de installatie extra bemoeilijkt.
Het
probleem dat zich voordoet bij een synchrone generator is dat de frequentie van
de generator synchroon moet lopen met de netfrequentie. Om dit probleem op te
lossen kunnen we gebruik maken van een frequentie regelaar die de spanning
eerst omzet naar een gelijkspanning en de gelijkspanning dan weer omzet naar
een spanning met dezelfde frequentie als de netfrequentie. Een voordeel van dit
type generator is het feit dat de cos ø hiervan geregeld kan worden door de
bekrachtiging van de rotor.
Voor
ons project kunnen we dus het beste een synchrone generator gebruiken in
combinatie met een frequentie regelaar. In dit hoofdstuk zal dieper ingegaan
worden op de technische details van de generator en in hoofdstuk 8 zal worden
besproken hoe we de frequenties van de generator en van het elektriciteitsnet
op elkaar af kunnen stemmen.
Als
bekend is welk type generator we nodig hebben moet alleen nog het vermogen van
de generator bepaald worden.
De
generator moet geschikt zijn voor het vermogen dat door de rotor wordt aangeboden.
Dit vermogen is voor het grootste deel afhankelijk van de stroomsnelheid (zie
hoofdstuk 4 keuze van de rotor). Omdat we ons concept in de Westerschelde
willen realiseren, moeten we de stroomsnelheden in de Westerschelde zien te
achterhalen. Voor de stroomsnelheden hebben we gebruik gemaakt van de
stromingsatlas (zie bijlage 3).
We
hebben gekeken naar de stroomsnelheden op 10 locaties waar deze snelheden het
hoogst zijn en de snelheden per uur van deze locaties in een tabel gezet.
Voor
ons concept beperken wij ons tot het berekenen van de generator voor locatie 7.
In
tabel 7.1 zijn de stroomsnelheden voor doodtij V(D), springtij V(S) en
een gemiddelde stroomsnelheid V(G)
in m/s opgenomen. Ook is de energie uit gerekend die de rotor zal leveren.
Tijdstip |
V (D) |
V (S) |
V (G) |
P(D) W |
P(S) W |
P(G) W |
6 h voor HW |
1,15 |
1,90 |
1,53 |
72796 |
328301 |
169754 |
5 h voor HW |
0,60 |
1,70 |
1,15 |
10339 |
235157 |
72796 |
4 h voor HW |
0,30 |
0,45 |
0,38 |
1292 |
4362 |
2524 |
3 h voor HW |
0,80 |
0,80 |
0,80 |
24506 |
24506 |
24506 |
2 h voor HW |
0,85 |
1,05 |
0,95 |
29395 |
55409 |
41038 |
1 h voor HW |
0,95 |
1,10 |
1,03 |
41038 |
63707 |
51545 |
HW |
0,80 |
1,35 |
1,08 |
24506 |
117764 |
59462 |
1 h na HW |
0,40 |
0,85 |
0,63 |
3063 |
29395 |
11686 |
2 h na HW |
0,10 |
0,15 |
0,13 |
48 |
162 |
93 |
3 h na HW |
0,70 |
0,95 |
0,83 |
16417 |
41038 |
26877 |
4 h na HW |
1,05 |
1,75 |
1,40 |
55409 |
256522 |
131340 |
5 h na HW |
1,15 |
1,90 |
1,53 |
72796 |
328301 |
169754 |
6 h na HW |
0,80 |
1,90 |
1,35 |
24506 |
328301 |
117764 |
|
V1(D) |
V1(S) |
V1(G) |
|
|
|
Gemiddelde |
|
|
|
28932 |
139456 |
67626 |
Tabel 7.1
stroomsnelheden en kinetische energie |
Met
deze gegevens kunnen we bepalen hoe groot het vermogen van de generator moet
zijn. Hiervoor zijn een aantal afwegingen nodig omdat het vermogen nogal
varieert.
Een
generator van 300 kW kan met springtij veel vermogen opwekken maar met doodtij
zal het rendement van de generator hard achteruit gaan. Hierdoor zal deze
generator gedurende de hele periode weer minder opwekken dan een kleinere
generator.
Met
de gegevens van tabel 7.1 kunnen we het vermogen van uit rekenen wat een
generator van een bepaalde grote opwekt. In tabel 7.2 is het vermogen
uitgerekend wat een 140kW generator op zal wekken.
|
Generator 140 kW |
|
Generator 140 kW |
|
Generator 140 kW |
||||||
Tijdstip |
Doodtij |
Springtij |
Gemiddelde |
||||||||
|
|
η |
P(W/h) |
|
Η |
P(W/h) |
|
η |
P(W/h) |
||
6h vr HW |
72796 |
0,47 |
34067 |
140000 |
0,90 |
126000 |
140000 |
0,90 |
126000 |
||
5h vr HW |
0 |
0,00 |
0 |
140000 |
0,90 |
126000 |
72796 |
0,47 |
34067 |
||
4h vr HW |
0 |
0,00 |
0 |
0 |
0,00 |
0 |
0 |
0,00 |
0 |
||
3h vr HW |
24506 |
0,16 |
3861 |
24506 |
0,16 |
3861 |
24506 |
0,16 |
3861 |
||
2h vr HW |
29395 |
0,19 |
5555 |
55409 |
0,36 |
19737 |
41038 |
0,26 |
10826 |
||
1h vr HW |
41038 |
0,26 |
10826 |
63707 |
0,41 |
26091 |
51545 |
0,33 |
17080 |
||
HW |
24506 |
0,16 |
3861 |
117764 |
0,76 |
89154 |
59462 |
0,38 |
22730 |
||
1h na HW |
0 |
0,00 |
0 |
29395 |
0,19 |
5555 |
0 |
0,00 |
0 |
||
2h na HW |
0 |
0,00 |
0 |
0 |
0,00 |
0 |
0 |
0,00 |
0 |
||
3h na HW |
16417 |
0,11 |
1733 |
41038 |
0,26 |
10826 |
26877 |
0,17 |
4644 |
||
4h na HW |
55409 |
0,36 |
19737 |
140000 |
0,90 |
126000 |
131340 |
0,84 |
110894 |
||
5h na HW |
72796 |
0,47 |
34067 |
140000 |
0,90 |
126000 |
140000 |
0,90 |
126000 |
||
6h na HW |
24506 |
0,16 |
3861 |
140000 |
0,90 |
126000 |
117764 |
0,76 |
89154 |
||
|
Gem 9044 kW/h |
Gem 60402 kW/h |
Gem 41943 kW/h |
||||||||
Tabel 7.2 Opgewekt
vermogen van 140kW generator |
In
tabel 7.3 zijn de gemiddelde waarden van de andere generatoren uitgerekend.
Generator |
P(D) W/h |
P(S) W/h |
P(G) W/h |
50kW |
16942 |
32078 |
27522 |
60kW |
17314 |
36275 |
29933 |
70kW |
17412 |
39260 |
33859 |
80kW |
15919 |
42141 |
34819 |
100kW |
12735 |
48654 |
37825 |
120kW |
10551 |
55480 |
41289 |
140kW |
9044 |
60402 |
41943 |
160kW |
7913 |
65832 |
41892 |
180kW |
6930 |
71595 |
39712 |
220kW |
5670 |
83752 |
32491 |
240kW |
5198 |
89378 |
29784 |
260kW |
4318 |
92516 |
25610 |
280kW |
4010 |
93918 |
25202 |
300kW |
354 |
95489 |
23522 |
Tabel 7.3 Gemiddelde waarden div. generatoren |
Uit
deze tabel kunnen we opmaken dat een generator van 140kW gemiddeld 42 kW/h
opwekt. Als we een grotere generator uit kiezen zal deze met springtij wel meer
op wekken, echter het gemiddeld geleverde vermogen wordt dan wel lager. Dit
wordt veroorzaakt door het rendement van een grotere generator, dat veel lager
ligt bij een laag toerental.
In
ons concept kiezen we voor een generator van 140 kW omdat uit de gegevens
blijkt dat deze de meeste energie opwekt.
We
hebben met ons concept te maken met lage toerentallen waar speciale generatoren
voor zijn. We vinden zulke generatoren ook terug in windturbines.
Fabriekanten
van deze machines zijn onder andere Lagerwey en Enercon. Deze bedrijven maken
generatoren voor windturbines met een laagtoerental 20 – 80 omwentelingen per
minuut. Omdat we in ons concept ook te maken hebben met lage toerentallen (35
tot 100 omwentelingen per minuut) zullen we de generator ook bij een van deze
bedrijven moeten bestellen.
Voor
ons project hebben we dus een synchrone generator van 140 kW nodig die geschikt
is voor toerentallen lage toerentallen. De behuizing van de generator moet
waterdicht worden uitgevoerd omdat de generator onder water wordt geplaatst.
Als
we uitgaan van een generator van 140kW kunnen we het vermogen uitrekenen wat de
generator opwekt. Uit de gegevens van tabel 7.2 blijkt dat een generator van
140kW gemiddeld 42kW/h opwekt.
Per
jaar levert een generator dus 42 x 24 x 365 = 368 MW/h.
Op
de locatie willen we 10 van deze generatoren plaatsen. Het vermogen wat we
daarmee dan op wekken komt dan op 3,7 GW/h per jaar. Een gemiddeld huishouden
in Nederland gebruikt 3500kW/h per jaar. Onze installatie zal dan voldoende
energie kunnen opwekken voor zo ongeveer 1050 huishoudens.
Nadat
de kinetische energie door de generator is omgezet in elektrische energie zou
deze nu aan het elektriciteitsnet gekoppeld kunnen worden. Er is echter nog één
probleem; als je dit zou willen doen zou de generator met exact dezelfde
frequentie moeten oscilleren als het net (ofwel deze moet in fase lopen met het
net). Dit probleem is vrij complex en om dit te kunnen begrijpen moet je enige
kennis hebben van generatoren (zie hoofdstuk generatoren).
Je
zou bijvoorbeeld met een verstelbaar rotorblad ervoor kunnen zorgen dat de
generator (‘direct drive’ aangedreven) een vast toerental heeft. Afhankelijk
van het aantal polen dat in de generator is gemonteerd kun je de frequentie
regelen. Het toerental van de generator kan nog verder bijgeregeld worden door
in de afname naar het net toe af te knijpen of juist meer open te regelen. Nu
zou de waterstroming en dus de energie echter maar heel beperkt benut kunnen
worden en daarom is deze manier erg inefficiënt.
Om
een constant toerental te verkrijgen zou je ook gebruik kunnen maken van een
tandwielkast tussen rotor en generator. De rotor kan nu wel variabel draaien
doordat deze kast ervoor zorgt dat de generator het constante toerental heeft.
Een dergelijke tandwielkast is echter ten eerste onderhoudsgevoelig zijn, wat
voor een onderwaterunit absoluut funest is. Ten tweede zal een tandwielkast
grote wrijvingsverliezen met zich meebrengen.
De
vorige mogelijkheden vallen dus af. Om toch een zo hoog mogelijk rendement uit
de kinetische energie te verkrijgen hebben wij een andere oplossing bedacht met
een hoog rendement en dat er tegelijkertijd voor zorgt dat de netfrequentie in
de gaten wordt gehouden. Dit steekt als volgt in elkaar:
De
rotor heeft een variabel toerental waardoor op verschillende tijdstippen hoge
toerentallen bereikt worden en anderzijds weer lagere. De generator wordt
direct aan de rotor gekoppeld zonder inefficiënte tandwielkasten. Hierdoor
ontstaan helaas wel fluctuaties in de frequentie waar in het publieke net niet
mee gewerkt kan worden. Deze fluctuaties worden echter gereduceerd door een
frequentieregelaar.
Figuur
8.1 Generator-net koppeling
De
frequentieregelaar zorgt ervoor dat de wisselspanning met de variabele
frequentie (afkomstig van de generator) omgevormd wordt zodat deze dezelfde
frequentie als het publieke net krijgt. Het omvormen in de frequentieregelaar
gebeurt op de volgende manier: De spanning met de variabele frequentie wordt
eerst m.b.v. thyristors of hoog vermogen transistoren gelijk gericht en van
hieruit wordt een wisselspanning opgebouwd met dezelfde frequentie als die van
het net. Door daarna nog gebruik te maken van AC-filter technieken, vormt het
uitgangssignaal een aardig zuiver sinusvormig signaal. Nu het geheel aan het
elektriciteitsnet gekoppeld kan worden.
Figuur 8.2 Omvormen van frequentie
Als
frequentieregelaar kan een standaard type gebruikt worden die op dit moment op
de markt zijn. Deze regelaars bestaan niet alleen uit schakelingen om
frequenties te bewerken maar beschikt daarnaast doorgaans over tal van regel-
en beveiligingsfuncties. Eigenlijk is dit dus, naast een frequentie omzetter,
een kleine PLC met in en uitgangen waar wij een aantal van gaan gebruiken.
Bij
een te laag toerental zal de generator niets aan het net. Integendeel, het
elektriciteitsnet zal blindvermogen aan de generator leveren zodat de generator
een motor wordt. Om dit te voorkomen moet constant in de gaten worden gehouden
of de generator niet omslaat van generatorbedrijf in motorbedrijf. Wij doen dit
door middel van een flowmeter die de snelheid van de waterstroming meet. Bij
deze manier zal van te voren aan de hand van metingen en berekeningen bekend
moeten zijn wanneer een rendabel toerental bereikt wordt. Dit minimale
toerental kan dan gebruikt worden als setpoint (instelpunt) voor de
frequentieregelaar. Zodra de flowmeter een stroming meet lager dan de minimaal
ingestelde stroming stuurt één van de uitgangen van de frequentieregelaar een
relais aan waardoor het geheel wordt losgekoppeld van het elektriciteitsnet.
Registreert de flowmeter weer een stroming die genoeg is om energie te leveren
dan wordt weer aangekoppeld. De metingen rond het kritieke punt zullen een
aantal minuten plaats moeten vinden. Rond dit kritieke punt zal de
stromingssnelheid nogal wisselen zodat pas na een tijd bepaald kan worden of de
stroming inderdaad afneemt dan wel toeneemt.
Het
kan gebeuren dat om de één of andere reden de rotor niet draait terwijl de
flowmeter wel voldoende stroming meet en daarmee de netkoppeling in stand houd.
Dit zou grote gevolgen kunnen hebben voor zowel het elektriciteitsnet als de
generator zelf. Om deze reden moet er als beveiliging een extra terugkoppeling
geplaatst worden die er voor zorgt dat er wordt losgekoppeld.
We
kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van een toerenteller op de as. Het probleem
van een toerenteller is echter dat dit een onderhoudsgevoelig onderdeel is,
Bovendien zal er een extra signaalkabel naar de onderwaterunit gelegd moeten
worden, die constant informatie doorgeeft over het toerental.
Een
betere techniek is om de frequentie te meten van de spanning van de generator
en aan de hand hiervan het toerental te bepalen. Een voordeel van deze techniek
is, dat de frequentie gemeten kan worden op de kabels van de generator.
Hierdoor is het mogelijk de ‘toerentalmeting’ bovengronds (op grote afstand van
de generator) te laten geschieden. Door het gebruik van een standaard
frequentieregelaar is deze techniek ook eenvoudig toe te realiseren omdat de
toerenregeling al in de frequentieregelaar is geïmplementeerd. Mocht het
onverhoopt voorkomen dat de flowmeter netkoppeling realiseert terwijl de
toerenregeling geen toeren meet, dan wordt de flowmeter ‘overruled’ (d.i.
overbelast) en de koppeling met het elektriciteitsnet alsnog onderbroken.
Het
belangrijk dat de frequenties van de unit en het net niet te ver uit elkaar
gaan lopen. Het zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren dat een stroomstoring
plaatsvindt in het publieke elektriciteitsnet. De referentie die de
frequentieregelaar van het net zou moeten hebben valt dan in één keer weg. Zou
deze referentie plotsklaps terug komen dan lopen de frequenties niet synchroon
en kunnen flinke pieken in het net ontstaan. Het is daarom uiterst belangrijk
dat de netfrequentie constant door de frequentie regelaar in de gaten gehouden
wordt. Valt deze weg, dan moet losgekoppeld worden.
Nog
een belangrijk aspect waar bij spanningsuitval op het publieke net rekening mee
gehouden dient te worden is dat als het eilandeffect. Wat het eilandeffect is
zal uitgebreider worden besproken in hoofdstuk 9.
Er
zal bij de keuze van de frequentieregelaar echter ook rekening gehouden moeten
worden met dit effect. Als de hoogspanning wegvalt terwijl de generatoren nog
energie leveren kunnen deze aan het net gekoppeld blijven totdat ze
uitgeschakeld worden door (door een te lage stroomsnelheid). Op het moment dat
het opgewekte vermogen weer groot genoeg is om aan het net te leveren is de
frequentie echter wel de referentie van het net kwijt (zolang het
hoogspanningsnet nog afgeschakeld is). Onder deze omstandigheden mag de
generator onder geen beding aan het net gekoppeld worden.
Omdat
onderhoudswerkzaamheden onder water moeilijk mogelijk zijn hebben wij ervoor
gekozen om een gedeelte van de installatie ondergronds en de rest bovengronds
te installeren. De onderwaterunits moeten in verband met de moeilijk
uitvoerbare en kostbare onderhoudswerkzaamheden zo onderhoudsvrij mogelijk
zijn. Hierdoor bevatten de bovenwaterunits zoveel mogelijk de onderhoudeisende
onderdelen. Dit maakt het mogelijk om de onderwaterunit alleen maar uit
essentiële onderdelen zoals de generator met flowmeter,
beveiligingsvoorzieningen (hydraulische rem) en andere sensoren of actuatoren
te laten bestaan. De besturing van de installatie wordt bovengronds
geïnstalleerd.
Een
groot voordeel hiervan is dat bij verschillende onderwaterunits kan worden
volstaan met één enkele bovengrondse installatie. Weliswaar moet wel elke
onderwaterunit zijn eigen besturingselementen krijgen in de bovenwaterunit
omdat de toerentallen van de onderwaterunits sterk van elkaar kunnen
verschillen. Wel zouden kosten gedrukt kunnen worden met één
centralebesturingscomputer die het geheel bestuurt, statistieken bijhoudt en
kan communiceren met de eigenaar/beheerder.
Bij
een concept als dit kan je ook aan stand-alone mogelijkheden denken. Dit kan
echter alleen als alles op afstand in de gaten gehouden wordt zodat bij fout-
of alarmmeldingen ingegrepen kan worden. Eventueel kunnen dan ook bepaalde
parameters van de besturingselektronica gewijzigd worden.
Door
gebruik te maken van een radio- of telefoonverbinding tussen de centrale
besturingscomputer in de bovenwaterunit en de eigenaar/beheerder van de
energiecentrale kan bovenstaande besturing gerealiseerd worden. De
besturingscomputer kan dan weer communiceren met de besturing van de
betreffende onderwaterunit.
Omdat
door deze technieken ook rekening gehouden moet worden met eventuele
stroomstoringen in het publieke elektriciteitsnet, zal ook aandacht besteedt
moeten worden aan noodstroomvoorzieningen.
Zoals
hieronder schematisch is weergegeven kan het er in de praktijk zo uit zien.
Figuur 8.3 Schematische weergave van
elektrische installatie
In dit gedeelte van het verslag zal besproken
worden hoe het elektriciteitsnet in Nederland is opgebouwd en hoe we de
opgewekte energie naar dit net kunnen transporteren.
Voor het transport kunnen we gebruik maken van
verschillende mediums die energie kunnen transporteren. We zullen ons beperken
tot de uitwerking van twee van deze mediums, te weten:
-
elektriciteitskabel
-
waterstof (door een buis)
Als we de opgewekte elektriciteit transporteren
via een kabel zullen we rekening moeten houden met de lengte en de dikte van de
kabel, alsook de verliezen die in betreffende kabel optreedt.
Een medium waarin we elektriciteit kunnen
opslaan is een batterij. Het is uiteraard zeer kostbaar om een groot aantal
batterijen te installeren voor de opslag van grote vermogens. Zodoende zullen
we opgewekte elektriciteit direct moeten transporteren.
We kunnen ook gebruik maken van de opgewekte
elektriciteit door elektrolyse toe te passen op het water. Op deze manier
kunnen we de opgewekte elektrische energie in waterstof omzetten, waarna we deze
waterstof tijdelijk kunnen opslaan of direct kunnen transporteren.
In hoofdstuk 7 is al besproken waar we rekening
mee moeten houden zodra we de generator op het elektriciteitsnet gaan
aansluiten. We zullen in dit hoofdstuk de twee hierboven beschreven manieren
van transport bespreken.
Eerst zal beschreven worden hoe het
elektriciteitsnet in Nederland is opgebouwd en welke verschillende
spanningsniveau’s worden getransporteerd. Er zal eveneens rekening worden gehouden
met beveiligingen om gevaarlijke situaties te voorkomen.
Figuur 9.1 (volgende pagina) geeft een idee hoe
het elektriciteitsnet in Nederland is opgebouwd. Vanaf de elektriciteit
centrale wordt de elektriciteit via hoogspanningsmasten naar grote verbruikers
of hoofdverdeelstations gebracht. Vanaf deze verdeelstations zal een kabel de
onderverdeelstations en middelgrote gebruikers voeden. Vanuit deze
onderverdeelstations worden de transformatorhuisjes gevoed, die tussen het
onderverdeelstation en de huishoudens en andere kleinverbruikers zijn
geplaatst.
Figuur
9.1 Elektriciteitsnet in Nederland
Het elektriciteitsnet in Nederland kan verdeeld
worden in verschillende spanningniveau’s. Deze zijn als volgt:
-
380/220
kV hoogspanning
-
150/110
kV hoogspanning
-
50
kV tussenspanning
-
10
kV middenspanning
-
400
V laagspanning
De spanningen
van 150/110 kV en hoger worden voornamelijk bovengronds getransporteerd via de
hoogspanningsmasten. De andere spanningsniveau’s worden voornamelijk
ondergronds naar de verbruiker gebracht. Zie figuur 9.2, waar een afbeelding is
gegeven hoe de spanningsniveau’s aan elkaar gekoppeld zijn.
Figuur 9.2 Indeling elektriciteitsnet in
Nederland
In figuur 9.2 is duidelijk te zien dat de
stroom van een rail naar een onderliggende rail via verschillende wegen
overgebracht kan worden. Dit is mogelijk gemaakt zodat bij uitval van een kabel
de spanning toch nog geleverd wordt aan het onderliggende net. In het geval dat
een kabel wegvalt of wordt kortgesloten zal de stroom die via deze kabel hoort
te lopen, verdeeld worden over de rest van de kabels. Zodoende moeten de kabels
er op berekend zijn om deze extra stroom te kunnen transporteren zonder dat er
sprake is van overstroom in de kabels.
Het vermogen dat over de kabels vanaf de 10kV
rail getransporteerd kan worden ligt rond de 6MVA (= Mega Volts per Ampère). In
figuur 9.2 is te zien dat aan de 10kV gebruiker een totaal vermogen van (3
kabels x 6MVA = ) 18MVA geleverd kan worden. Het is goed mogelijk dat deze
gebruiker voldoende heeft aan een vermogen dat wordt getransporteerd over 2
kabels (= maximaal 12MVA). Wanneer er echter een storing optreedt in een van de
kabels, zal het geleverde vermogen halveren waardoor een eventuele installatie
van de gebruiker stil zal vallen. Om deze reden kan er besloten worden om
parallel aan beide kabels nog een derde kabel naar de betreffende gebruiker te
brengen.
Het is heel belangrijk om een storing in een
kabel of transformator tijdig te detecteren zodat het storende onderdeel direct
losgekoppeld kan worden van het elektriciteitsnet. Iedere kabel en
transformator is via schakelaars aan het net verbonden. Zodra deze schakelaars
worden opengezet zal dus de kabel worden losgekoppeld van het
elektriciteitsnet. Dit dient direct te gebeuren zodra er een storing optreedt
in een kabel of transformator.
De transformatoren boven de 10kV rail zijn
voorzien van een melding die gegeven zal worden als er inderdaad een storing
optreedt in een transformator. Hierdoor is het eenvoudig na te gaan waar de
storing zich bevindt.
De kabels en transformatoren beneden de 10kV
rail hebben eveneens een overstroom en kortsluitbeveiliging maar zijn echter
niet voorzien van een melding. Hierdoor kan het gebeuren dat we langer dan een
half uur zonder stroom zitten, omdat eerst de storing gelokaliseerd en
verholpen moet worden.
In figuur 9.2 is te zien dat vanaf de 10kV rail
de spanning naar alle huishoudens wordt gebracht via een transformator. De
voeding van iedere trafo wordt op één punt van de 10kV rail gehaald, doorgelust
tussen de trafo’s en aan het einde van deze lus weer aan de rail gekoppeld. Het
is echter niet de bedoeling dat er een lus wordt gevormd, wat storingen zal
kunnen opleveren. Daarom zijn de transformatoren uitgerust met schakelaars die
zorgen voor een verbinding met het net. Deze schakelaars worden aardig groot
uitgevoerd omdat ze drie fasen tegelijk moeten kunnen schakelen. Zodoende
worden ze aangedreven door een motor (figuur 9.3).
Doordat de kabels
doorgelust worden heeft iedere trafo dus te maken met een ingaande en een
uitgaande kabel. Tussen iedere kabel en de aansluiting op de trafo is een
schakelaar (figuur 9.3) gemonteerd die ervoor zorgt dat de trafo van het net
afgekoppeld kan worden zodra er een storing in de trafo optreedt. In normale
positie zullen alle schakelaars op 1 na gesloten worden (zie figuur 9.2, waar
alleen de openstaande schakelaar getekend ) zodat er twee takken ontstaan.
Hierdoor wordt voorkomen dat er een ring wordt gevormd door de kabels.
De openstaande schakelaar zal pas gesloten
worden op het moment dat er in een andere transformator een storing optreedt.
De schakelaars die bij deze trafo zijn gemonteerd zullen nu geopend worden
waardoor achterliggende trafo’s zonder spanning komen te staan. Om deze
transformatoren toch te blijven voeden zal de nog openstaande schakelaar
gesloten moeten worden. Door deze schakeling wordt de zekerheid vergroot dat er
altijd spanning wordt geleverd.
In dit hoofdstuk zal niet diep worden ingegaan hoe de generator aan het net gekoppeld
wordt (hoofdstuk 8) maar van belang is nu waar
de generator aangekoppeld moet worden. Hiermee wordt bedoeld dat we moeten
kijken op welke spanningsniveau we de generator aan het elektriciteitsnet
zullen ‘hangen’.
De generator
waarvoor we gekozen hebben zal een spanning van 660 Volt leveren met een
vermogen van ongeveer 140 kW (zie hoofdstuk 7). Zodoende zullen we de generator
op het spanningsniveau van 400V aan het net kunnen koppelen, zie figuur 9.4
Figuur 9.4
Aankoppeling van generator
Er zijn echter een aantal factoren waar we
rekening mee moeten houden als we de generator op dit punt aan het net
koppelen, te weten
-
spanningsfluctuaties
in de generator
-
eilandvorming
Het kan goed voorkomen dat de spanning uit de
generator fluctuaties (hoge pieken) in het net veroorzaakt, wat door
verschillende oorzaken kan gebeuren:
-
te
vaak snel aan en afkoppelen van de generator, wat tot gevolg heeft dat de
generator even energie aan de omliggende huishoudens levert en daarna weer
stopt met de levering hiervan. De energie van de huishoudens zal dan van de
energiecentrale (hoogspanning) gehaald moeten worden. Dit heeft als gevolg dat
er momenten zijn dat het energieaanbod in de ‘tak’ de ene keer hoger is dan de
andere keer. Het in en uitschakelen van de generator kan voorkomen worden door
flowmeting in het water toe te passen die bepaalt wanneer de generator
inschakelt: de stroming zal bijvoorbeeld eerst 5 minuten lang voldoende groot
moeten zijn, voordat de generator aan het net gekoppeld wordt. Andersom geldt
natuurlijk precies hetzelfde.
-
sterke
wisselingen in de stromingsnelheid van het water terwijl de snelheid boven het
gemiddelde ligt. Nu is er geen sprake van in en uitschakelen van de turbine
want de turbine is constant aan het net geschakeld. Een regelmatige verandering
van de snelheid zal er toe leiden dat het geleverde vermogen, een onregelmatige
karakteristiek zal vertonen.
Als er veel verbruikers aangesloten zijn op de
tak waaraan de generator wordt gekoppeld, zullen de spanningspieken in het net
weinig invloed hebben op het totale gevraagde vermogen. Anders gezegd, de
verbruikers zullen weinig merken van de spanningspieken en spanningsdalen in
het net.
Als het aantal gebruikers klein is, zullen er
wel degelijk veranderingen merkbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan het
knipperlicht effect: een lamp zal tijdens een spanningspiek feller gaan branden
dan normaal.
Een ander aspect waar we rekening mee moeten
houden is het eilandeffect, wat optreedt zodra het 400V van de 10kV rail komt
los te staan. Dit kan veroorzaakt worden door een kortsluiting of overstroom,
wat als gevolg heeft dat het ‘400V net’ op zichzelf komt te staan. In de
praktijk kunnen nu noodgeneratoren in werking treden als deze aan het
betreffende net gekoppeld zijn.
De generatoren die wij aan het net zullen
koppelen zullen nu echter een veel grotere invloed hebben op het totale
gevraagde vermogen waardoor de nu veroorzaakte pieken en dalen een veel
grilliger karakter zullen gaan vertonen. Als er helemaal geen noodgeneratoren
zijn geplaatst, zal de energielevering voor de verbruikers volledig verzorgd
moeten worden door de generatoren die wij aan het net gaan koppelen. Om dit te
realiseren moeten we met onze onderwaterunit een vrij constante energielevering
kunnen garanderen. Echter, door de regelmatige wisseling van het water zijn we
hier niet toe in staat.
Bovenstaande punten zijn beschreven om een
indruk te geven van de aspecten waar we mee te maken krijgen zodra we de
opgewekte energie van ons concept aan het net gaan leveren. We praten dus nog
niet eens over het type, de lengte of de dikte van een kabel of over werkelijke
stromen die door betreffende kabels zullen lopen.
We zullen moeten kijken naar het aantal
verbruikers per tak. Vanzelfsprekend is dit niet overal gelijk. Zodra we het aantal
weten kunnen we berekenen welk vermogen we gemiddeld aan deze tak kunnen
leveren. Het kan voorkomen dat we op een tak zes van de tien turbines
aankoppelen en op een andere tak maar twee of drie.
Laten we uitgaan van gemiddeld 500 verbruikers
op een tak. Ieder huishouden verbruikt gemiddeld 3500 kW/h per jaar dus
gezamenlijk wordt het 500 x 3500000 = 1750MW/h.
Per
jaar levert de door ons gekozen generator ongeveer 42 x 24 x 365 = 368 MW/h
(zie hoofdstuk 7, ‘opgewekt vermogen’). Als we vijf turbines aansluiten op het
net kan het vermogen dat nodig is voor deze tak theoretisch geleverd worden
door onze installaties. Eerder is al vermeld dat we te maken hebben met
fluctuaties in het geleverde vermogen, omdat het aanbod van opgewekte energie
bepaalt niet constant is (zie ook bijlage 1, grafiek van opgewekt vermogen op
bepaald tijdstip). Om die reden is het dus niet verstandig om de generator aan
het net te blijven koppelen als de verbinding met de 10kV rail verbroken wordt.
Er
is ook de mogelijkheid om gebruik te maken van de techniek om
waterkrachtenergie indirect op te slaan in de vorm van waterstof. Dit kan
uitkomst bieden als we de opgewekte energie willen opslaan. Eerder is al
beschreven dat de opslag van elektriciteit nogal kostbaar is.
Op
dit gebied is nog weinig onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van veilig
transport en opslag van waterstofgas. Hierdoor weten we niet of deze techniek
wel goed bruikbaar is in ons project. Wel zal deze techniek toegelicht worden
omdat dit wellicht in de toekomst meer perspectief biedt.
Als
je enige kennis van scheikunde hebt weet je misschien wel dat het mogelijk is
om stoffen te ontleden, waarbij je de atomen van elkaar splitst en hergroepeert
in andere stoffen. Dit is ook mogelijk met water door middel van elektrolyse.
Bij elektrolyse worden er twee staafjes, de een van koolstof en de ander van
zink, in een bak met water gehangen. Aan het water kan nog wat kaliumchloride
(Kcl) worden toegevoegd voor een betere geleiding. Door de twee staafjes wordt
vervolgens stroom geleid, waardoor het water wordt ontleed. Doordat de staafjes
van koolstof en zink zijn, worden de losse atomen op een hele aparte manier
aangetrokken, alle zuurstofatomen gaan namelijk naar het koolstofstaafje en
alle waterstof atomen gaan naar het zinkstaafje. Als je nu zorgt dat je de
atomen van het staafje opvangt in een buis, dan krijg je in de ene buis
zuurstof en in de andere waterstofgas.
Figuur 9.5 Het proces van elektrolyse
Dit
is dus de oplossing om uit een goedkope stof als water op een geheel milieu
vriendelijke wijze het gasvormige waterstof te verkrijgen. De elektrische
energietoevoer kan verzorgd worden door onze installatie waar dan de synchrone
draaistroom generator vervangen moet worden door een gelijkstroom generator.
Deze wordt dan aan het elektrolyse proces gekoppeld. Omdat wij met zeewater
werken hoeft daarom ook geen extra zout toegevoegd te worden.
Met
waterstof is het ook mogelijk om weer heel gemakkelijk het omgekeerde, dus
water(damp) en elektriciteit, te krijgen. Dit gebeurt door gebruik te maken van
een zogenaamde brandstofcel (zie figuur hieronder).
In
een brandstofcel wordt de vorige beschreven techniek op een vergelijkbare
manier gebruikt, waarbij waterstof en zuurstof worden omgezet in zogenaamde
ionen, (deeltjes die geladen zijn) om precies te zijn H+ en OH- ionen. Deze
ionen worden via de staafjes, ook wel elektroden genoemd, naar elkaar toe
geleid waar de + en - ionen met elkaar reageren waarbij elektriciteit wordt
opgewekt. De OH- en H+ ionen gaan vervolgens weer samen als een H2O
molecuul. Dit molecuul is dus geen ion, omdat de elektrische lading neutraal
(plus en min is neutraal) is. De enige uitstoot van de brandstofcel is dus
waterdamp.
Figuur 9.6 Principe brandstofcel
De
verkregen waterstof zou je in tanks kunnen opslaan of, net als bij aardgas,
door buizen kunnen transporteren naar een plaats waar deze waterstof gebruikt
gaat worden. Bij een ver vooruit toekomstbeeld zou je dan kunnen denken aan een
pompstation waar je met een op waterstof rijdende auto kan tanken. Je zou zelfs
nog verder vooruit kunnen denken aan het voorzien van huishoudens van
waterstofgas, ieder huishouden heeft dan zijn eigen energie omzetter in de vorm
van een brandstofcel waarmee de waterstof weer omgezet wordt in elektrische
energie.
Zoals
je kunt zien zijn er tal van toepassingen te vinden voor waterstof, het lijken
nu nog sciencefiction verhalen, maar theoretisch zijn de mogelijkheden er
weldegelijk. Maar dan zal nog heel wat onderzoek nodig zijn.
Uit
voorgaande tekst komt duidelijk naar voren dat bij het transport van energie
heel wat komt kijken. Zoals eerder al vermeld, praten we nu nog niet eens over
gedetailleerde aspecten van dit onderwerp.
Onze
keus tussen beide beschreven manieren wordt natuurlijk door een aantal factoren
bepaalt:
-
de kosten, zowel voor de aanleg als het onderhoud van de installatie
-
de veiligheid van het transport medium (en bij waterstofgas ook de
opslag)
-
beleidsplan van de
(regionale) overheid
Kosten
Als
we de kosten/baten van de ‘elektriciteitskabel’gaan afwegen met die van de
waterstofvoorziening, dan kunnen we er wel vanuit gaan dat eerstgenoemde
(momenteel) voordeliger zal zijn. Er is natuurlijk veel onderzoek gedaan naar
‘transport met een kabel’ en de ervaring die men met dit medium heeft is zeer
groot. Hierdoor is het mogelijk de meest efficiënte kabel te bepalen en te
gebruiken. Er zijn natuurlijk een aantal voorzieningen nodig om de opgewekte
spanning te synchroniseren met de netspanning waardoor de installatie vrij
prijzig zal worden, maar die wegen lang niet op tegen de hoge kosten die nodig
zijn voor onderzoek bij het gebruik van waterstofgas.
Wel
zou je meer vooruit kunnen denken, want als je eenmaal onderzoek hebt gedaan
voor één installatie zullen de daaropvolgende goedkoper worden.
Ook
is het helaas nog niet mogelijk duurzame energie ongesubsidieerd te laten
concurreren met fossiele energie. Hierdoor neemt men een nog te afwachtende
houding aan, wat zeer nadelig is voor ontwikkeling van installaties voor
duurzame energieopwekking, expertise en milieu. Mede door deze oorzaken staat
het gebruik van het medium waterstof daarom ook nog in de kinderschoenen. Er
wordt wel geëxperimenteerd met toepassingen die waterstof verbruiken, maar er
zijn weinig experimenten uitgevoerd met het ‘maken’ van waterstof door middel
van natuurlijke energiebronnen. Er zal een flinke installatie gebouwd moeten
worden (onder water!) waar het waterstofgas in wordt omgezet. Samen met de
voorzieningen voor het transport hiervan zal ook deze techniek aardig wat
kosten.
Veiligheid
Door
de vele toepassingen van kabel, is er al veel onderzoek gedaan naar de
veiligheid van dit transportmiddel. Er is relatief weinig bekend over de
resultaten van het onderzoek naar het transport en opslag van waterstofgas.
Bekend is echter wel dat waterstofgas zeer vluchtig en licht ontvlambaar is,
waardoor grondig aandacht besteed moet worden aan preventieve maatregelen. De
kosten van deze maatregelen zullen uiteraard het totaalbedrag van de
installatie flink omhoog schroeven als wij dit voor ons concept zouden
gebruiken.
Beleidsplan
Wat
betreft de route van het transport zullen we rekening moeten houden met het
regionale beleidsplan. Veiligheid speelt hier een belangrijke rol, zeker als we
een (dicht) bewoont gebied moeten doorkruisen.
Nu
het project zich in afrondende fase bevindt, zullen we toe moeten kunnen
lichten of we de doelstellingen, die gesteld zijn in het startdocument, naar
onze mening behaald zijn. Hieronder wordt direct beschreven of aan deze
doelstellingen voldaan is.
·
Er is kennis en inzicht
verkregen in de werking van een bestaande
energieomzettings-installatie, en gedeeltelijke
kennis gebruikt voor ons concept.
·
Het selecteren,
uitzoeken en documenteren van verzamelde informatie, om deze op een correcte
manier te verwerken, is goed gelukt, alhoewel het zeer moeilijk was om de
juiste informatie over dit onderwerp te verkrijgen.
·
Het bedenken en
uitwerken van nieuwe ideeën is verwerkt in ons concept.
Gedeeltelijk hebben wij hiervoor bestaande informatie
gebruikt om ons concept te ontwikkelen.
·
Verbetering van de
commutatieve vaardigheden is verbeterd. Dit is verbeterd
door:
-
hoofdzakelijk
onderlinge communicatie
-
vergaderingen
-
en ABV
·
Het analyseren van
ideeën en gedachtegangen van anderen en hierop
inspelen, dit is met name door de ABV-lessen sterk
verbeterd. Het blijkt nuttig iedereen aan het woord te laten, zo komen alle
mogelijke opties naar voren, wat weer belangrijk is om het project met goed
gevolg af te sluiten.
·
Om inzicht te kunnen
verkrijgen in de economische aspecten van het concept, hebben wij Nuon moeten
raadplegen om informatie te verkrijgen over de rendabiliteit van de
installatie.
Er is gebleken dat energieopwekking d.m.v.
stromingsenergie meer rendabel is als windenergie. Milieutechnische aspecten
zijn voor ons tot nu toe onbekend, omdat deze op langere termijn onderzocht
zullen moeten worden.
Uit het onderzoek dat wij verricht hebben naar deze
vorm van energiewinning komt duidelijk naar voren dat het niet eenvoudig is om
een installatie te realiseren waarmee zuivere natuurstroom opgewekt kan worden.
Om deze reden zal er diepgaand onderzoek verricht moeten worden naar alle
facetten waarmee we te maken krijgen als we een concept gaan bedenken en
ontwikkelen.
Uiteindelijk moeten we de voor- en nadelen van een
betreffende installatie tegen elkaar afwegen. Uit ons onderzoek kunnen we
concluderen dat er wel mogelijkheid is dat ons concept met overheidssubsidie
geplaatst kan worden.
43e
druk; Jaar: 2003; Uitgever: Elsevier.
1e
druk; Jaar: 1992 Auteur: R.J. Flink; Uitgever: Nijgh & van Ditmar.
Jaar:
1992; Uitgegeven door: Chef der Hydrografie.
9e
druk; Jaar: 1995; Uitgegeven door: BetonPrisma.
Senior
engineer / Consultant Nuon.
Kansen
voor energiewinning uit getijden in de Oosterschelde.
Internetsite
Nuon (transport van energie).
Internetsite
IT-power (informatie over axiale rotor).
Internetsite
provincie Zeeland (beleidsplan).
Internetsite
Lagerwey (informatie over generator).
Internetsite
Enercon (informatie over generator).
Encyclopedie (informatie over getijden).
Informatie
over energie leveren aan het net.
Informatie
over toepassing van energieopslag mbv waterstof
Grafiek van het opgewekt
vermogen uitgezet op verschillende tijdstippen (locatie 7).
Bovenstaande grafiek is
bepaald met behulp van de formules uit bijlage 2.
Tabel met berekeningen van
de stroomsnelheden.
Bijlage 3 is achter deze
pagina gevoegd. Het is een landkaart van de Westerschelde, waarin de
verschillende plaatsen die wij gekozen hebben (zie hoofdstuk 1) zijn aangegeven
(binnen de cirkel).