Van Panhuis tot Torenhuis
Een
terugblik op een buitengewoon perceel in De Kampen
Deel 2 Het
testament
In
1668 verwerft Mr. Gosewinus Egxken nog een stukje land in de Moerbekerpolder
(Veldhuizen),
dat zowel aan de noord- als aan de oostkant aan zijn landerijen (Torenhuis) grenst.
‘Zo’n passende uitbreiding van je bezit blijft altijd aantrekkelijk’,
zal hij gedacht hebben.
De
namen van de schepenen Claes Cruijff, Jan Koeman en niet te vergeten onze
welbekende offtcier Herman Hertman van der Woude sieren de desbetreffende
akte.
Kennelijk begint langzamerhand de leeftijd van Gosewinus te spreken, want
hij laat in 1676 (hetzelfde jaar als waarin een zekere Michiel Adraensz. de
Ruijter in de Middellandse Zee sneuvelt) zijn testament opmaken. De broer
van Herman Hertman van der Woude, Adriaen, treedt hierbij op als de
Niedorper notaris.
Het
testament vangt aan ‘in den Naeme des Heeren Amen’ waarbij er verder
‘kond wordt gedaan en kennis wordt gegeven hoe dat in den jaeren nae de
geboorte onser heylants ende salichmaekers Jesú Christij 1676 op den 13en
dage in Junij des naermiddachs de clocke omtrent seven uijren d’heer
Gosewinus Egxken tegenwoordig alhier op zijn hoffstede residerende enz. enz.
zijne siele beveelende in den naeme Jesú Christij in den handen ende
goedertierentheden Godis enz. enz. sijne eenichste wettige dochter en kint
Hillegont Exken’ tot universeel erfgenaam verklaart van al zijn
goederen, geen uitgezonderd!
Zijn
huishoudster Maritgen Claes zal verder verblijd worden met een obligatie van
tweeduizend gulden (ten laste van de Gecommitteerde Raden van Westfriesland
en het Noorderkwartier) plus duizend gulden aan contant geld. Ook zijn
dienstknecht Theunis Willemsz. wordt niet vergeten. Deze krijgt een
obligatie van tweeduizend gulden (ten laste van de Enkhuizer kamer van de
Oostindische Compagnie), benevens honderd zilveren dukaten. En zijn
dienstmaagd Pietergen Pieters kan rekenen op honderd gulden.
Het
vaste personeel, kennelijk bestaande uit de drie bovengenoemde personen, mag
over deze legaten beschikken op de uitdrukkelijke voorwaarde dat ze tot zijn
dood in dienst blijven en vervolgens ook nog eens ‘behoorlijke rouw
betrachten’. Dat spreekt.
Zijn
dochters zoon, naar hem genaamd Gosewinus Egxken, zal de beschikking krijgen
over zijn bibliotheek met alle gebonden en ongebonden boeken en verder over
zijn geweer met alles wat daarbij hoort. Geheel passend bij zijn tijd
ondertekent hij als geleerde notabel op z’n Latijns: Gosúimús Egxcen.
De
twee getuigen blijken zijn buurlieden Pieter Lammert Huysman (wellicht zijn
pachter) en Symon Pietersz.
De
boeren op landgoederen worden in de akten vaak huisman genoemd en de
boerderij een huismanswoning. (De naam zijn we overigens ook al eens in het
zogenaamde Huijsmansdijkje tegengekomen).
Hillegonda Egxken blijkt getrouwd met Balthazar de Leeuw. Iemand van ‘zeer
gegoede’ familie. Dat zal ons niet verbazen. Stand trouwt met stand en geld
met geld. Zo hoort dat in die tijd.
Commissarissen en molenmeesters
Balthazar is uit Utrecht afkomstig en heeft zich als koopman aan de
Keizersgracht in Amsterdam gevestigd. Zijn eerste huwelijk met Christina van
Seller eindigt helaas bij de dood van moeder en kind in het kraambed. Zijn
tweede echtgenote wordt enkele jaren later haar volle nicht Hillegonda
Egxken uit Enkhuizen. Het huwelijk wordt gesloten in 1673. Niet in Enkhuizen,
wat je zou verwachten, maar in de dorpskerk van Westwoud. Daaruit zou men
kunnen afleiden dat vader Gosewinus mogelijk ook daar een buitenverblijf
bezit. Hij heeft een functie als Commissaris van Kleine Zaken en Schepen in
het Zuiderzeestadje. (Dat kan op zichzelf natuurlijk nooit de bron zijn
geweest voor zijn opmerkelijke welstand.)
Balthazar gaat met zijn vrouw ook in Enkhuizen wonen. Ze krijgen daar al
snel drie kinderen: Elisabeth in 1674, Gosewinus in 1675 en Theodora in
1678. Later zullen elders nog twee kinderen volgen: Diederik en Hillegonda
Catharina.
Balthazar zit een paar jaar in het stadsbestuur als Commissaris van de
Echtestant oftewel huwelijkszaken, wat dat ook moge inhouden. In 1681
vertrekt hij naar Alkmaar. We komen hem enkele jaren later tegen als
heemraad van de Zijpe, nadat hij daar al in 1679 zijn overleden vader Dirck
de Leeuw is opgevolgd als molenmeester van polder F. Deze z.g. polder F
bevindt zich tussen de Zijpersluis en Burgerbrug aan de westkant van de
Groote Sloot.
Voor
zijn functies in De Zijpe maakt het vast weinig uit of Balthazar in Alkmaar
woont. Zo vaak wordt er niet vergaderd.
De
Hofsteede Vierhuijsen
Van
veel meer belang is het feit dat Balthazar van zijn ouders de Zijper
Hofsteede Vierhuijsen erft, met zijn ‘huijsinge, stallinge en verder
getimmerte’ met zo’n 41 morgen land (ca. 35 ha). Deze Hofsteede heeft
zogenaamde ‘heerschapsvertrekken’ en dient dus ook als buitenverblijf voor
de eigenaar. Een oorspronkelijk apart staand herenhuis is al eerder
afgebroken. Wat dat betreft heeft ons Toornhuis het heel wat langer
uitgehouden. Onder een 17de eeuwse Hofsteede wordt in De Zijpe geen woonerf
verstaan maar een aanzienlijke boerderij met heerschapsvertrekken onder één
dak.
In
1692 sterft Balthazar nadat hij in zijn laatste jaren Vierhuijsen als
hereboer zelf beheerd heeft. Hij wordt merkwaardig genoeg ’bij avont’
bijgezet in de Grote Kerk van Alkmaar. Hillegonda bereikt een hoge ouderdom.
Ze is in Utrecht gaan wonen aan de Minrebroederstraat op een steenworp van
de Dom en overlijdt daar in ‘t jaar 1735.
Bij
het afwikkelen van de erfenis door een Utrechtse notaris in 1739 komen we
als belanghebbenden tegen de volgende kinderen en kindskinderen: Elisabeth
de Leeuw, weduwe van Mr. Cogius, haar zuster Hillegonda Catharina de Leeuw,
weduwe van Bruno van Cleeff, eertijds raad in de vroedschap van Utrecht,
Sara Hinlopen, weduwe van Diederik de Leeuw, na de dood van zijn broer
Gosewinus, Heer van Schalkwijk.
En
verder nog de zoon van Diederik en Sara, Mr. Balthazar de Leeuw. We hebben
hier te maken met een van de meest vooraanstaande regentenfamilies van
Utrecht.
Maar, naar men zegt, geen huisje zonder kruisje: Er is ook nog de
krankzinnige dochter van Hillegonda: juffrouw Theodora de Leeuw, die hier
vertegenwoordigd wordt door de Momboircamer oftewel Weeskamer van Utrecht.
Hofsteeden
Jacob Adriaansz. Neef, bode van de Zijpe, krijgt volmacht om allerlei
bezittingen in de verkoop te brengen. In de eerste plaats de hierboven
genoemde ‘Hofsteede met zijn huijzen’ aan de Grote Sloot bij Burgerbrug, dan
een boerderij met ca. 24 ha land aan de Belkmerweg en verder de Hofsteede
‘De Vijver’ met een boerenhuis te Egmond aan de Hoef en nog diverse
percelen, zowel in De Zijpe als bij Bakkum en Castricum.
Vervolgens onze Hofsteede ‘Het Toornhuis’ met zo’n 18 morgen lands (ca. 15½
ha) gelegen ‘onder den geregte van Nieue Niedorp’.
Verder een Hofsteede genaamd ‘De Morrebeek’ en nog een klein stukje land dat
‘Het oude Hoffsteedje’ wordt genoemd, gelegen aan de Nieroper wegh.
De
veiling vindt plaats in De Oude Schuttersdoelen in Alkmaar. Zo gaat in 1740
de ‘huismanswoning’ met 33 geersen (een kleine 9½ ha) in de Oostermoerbeek
naar oudburgemeester Jan Jansz. Koeman. We hebben hier dus te doen met
Hofsteede ‘De Morrebeek’, het latere Veldhuizen.

Het laat zich aanzien, dat ook ‘De Morrebeek’ oorspronkelijk tot de
buitenhuizen met heerschapsvertrekken kan worden gerekend! Waarom Jan Jansz.
Koeman uit de bekende Niedorper Koeman-familie er belangstelling voor heeft?
Ach, een en ander grenst al aan zijn bezittingen. Misschien vandaar.
De
vierschaar of de gerechte
Omstreeks 1740 wordt ‘Het Toornhuis’ ook wel toepasselijk ‘Het Leeuwhuis’
genoemd en blijft het nog geruime tijd in de familie.
Hillegonda Catharina de Leeuw, de weduwe van Bruno van Cleeff blijkt nu de
eigenares.
Als zij sterft is haar dochter universeel erfgenaam. Dat is Catharina
Elisabeth van Cleeff, ‘douairiere’ oftewel adellijke weduwe van ene Mr.
Arnoud Ram.
In
1776 is het zover: Het landgoed van Gosewinus heeft hier dan precies een
eeuw onder de Leeuwen geressorteerd. Het Toornhuis wordt te koop aangeboden.
Pieter Stroomer, meestertimmerman uit Lutjewinkel, wordt belast met de
algehele afhandeling. Dat houdt ook in dat hij de nog verschuldigde
huurpenningen van Homfredus Denman dient te ontvangen van zowel ‘huijsinge
en hofsteede genaamd Het Toornhuis’ als de bijbehorende landerijen.
Bovendien moeten alle nodige reparaties door Homfredus worden uitgevoerd en
nog diverse belastingen betaald. Zo niet: dan krijgt hij te maken met ‘de
vierschaar of de gerechte!’
Twee
secreten
Er
wordt in de akte, die weer in Utrecht door Mr. Lobbrecht wordt opgemaakt
gesproken over een ‘Heere Huijsinge met de boerewooninge en al het geene
daar op aard- en nagelvast is als ‘de boet, het schuijtehuijs, twee secreten
(plees), de gelderij (galerij), thuijnhuijs plus alle landerijen’.
In
hetzelfde jaar wordt door Pieter Stroomer alles verkocht aan Pieter Aariensz
Schuijt onder Oude Niedorp ‘op de Zijdewind’ waarbij gesproken wordt van
‘een huijs genaamd het Toornhuijs met desselves Erve, Thuijn, Boomgaard en
Boed met wat daaronder depenteert mitsgaders verscheijde Perceelen zoo Groed-
als Zaadland (gras als bouwland) tezamen voor 4620 gulden. Daarbij komt dan
nog zo’n 270 gulden aan kerkegeld , armengeld, en de zogenaamde 40ste
penning. Over een boerenwoning wordt niet gesproken. Waarschijnlijk is die
hier (nog) onderdeel van de heerehuijsinge.
Vandaar dan ook de twee aparte secreten. ..
Op
de 24ste oktober 1776 eindigt het aristocratische bezit met als
getuigen de schepenen Jasper Koeman en Jan Kant en als bezegelende schout
Comelis Denman (die waarschijnlijk wel familie zal zijn geweest van
Homfredus).
Alles wordt ‘publiek’ verkocht. Op de negen uitgebreide inventarislijsten
worden de volgende locaties genoemd:
‘de boed, de vijver, ‘t tuijnhuijs, de galderij, de houten kamer, de
bedsteed, ‘t portaal, de eetkeuken, de vaste kas(t) naast genoemde bedsteede
(verdeeld naar onder en boven), de solder boven de eetkeuken, de kookkeuken,
de solder boven deze keuken, het vaatenhuijs, de inreede op de darsch, ‘t
trapkamertje, ‘t portaal op solder, de vlieringsolder, de solder aan het end
van de darsch, de koperen tinkas(t) op voornoemde solder (waarbij koper,
blik en houtwaren apart zijn vermeld), de slaapkamer, de bedsteede in de
slaapkamer, de beddekas(t) ook weer verdeeld in onder en boven.
De
diverse meubelen en ‘huijssieraden’ verraden een zeer aanzienlijke
inrichting! Het lijkt misschien een beetje te veel van het goede om hier
alle genoemde voorwerpen uitgebreid weer te geven en daar ook af en toe het
nodige commentaar op te geven. Aan
de andere kant is het misschien juist aardig om zo’n aristocratische
inboedel uit die tijd en uit onze gemeente eens in z’n geheel ten tonele te
voeren. Zie daarom de bijlage “De inventaris van het Toornhuis”.
Van
kleingoed tot onroerend goed
Wat
voor conclusies kunnen we hieruit trekken? In de eerste plaats natuurlijk
dat er ontzettend veel kleingoed aanwezig blijkt. Wat dat betreft lijkt zo’n
huishouden toch al behoorlijk op ‘t onze. .. Alleen is het aantal koperen en
tinnen voorwerpen en duur Delfts aardewerk bij de familie de Leeuw
waarschijnlijk van een iets andere orde.
De
fijne stoelen in de zogenaamde houten kamer en de slaapkamer zijn ook
tamelijk veelzeggend. En niet te vergeten zo’n rood scharlaken mantel in de
beddenkast.
Het
buitenhuis zelf valt met onze gegevens uiteraard niet echt te reconstrueren.
Beneden treffen we een kamer met bedstee, een eetkeuken met bedstee, een
kookkeuken, een vatenhuis, een portaal, een trapkamertje en een dorsruimte.
Kamers en andere ruimten van de pachter worden hier logischerwijs niet of
nauwelijks genoemd.
Boven bevinden zich tenminste een portaal en een slaapkamer met bedstee. En
dan is er nog sprake van een vliering. De toren wordt al helemaal niet
genoemd, waarschijnlijk omdat er zich helemaal geen voorwerpen in bevinden.
Wat betreft eventuele kelderruimten tasten we volledig in het duister.
De
galerij is trouwens ook een tamelijk raadselachtige aangelegenheid. De daar
aanwezige notenhouten stoelen en een schilderij maken het haast onmogelijk
om aan een (half) open ruimte te denken, iets met pilaren, zoals we dat
bijvoorbeeld kennen bij het Hofje van Splinter, vlak bij de Grote Kerk in
Alkmaar. Mogelijk is deze aanbouw(?) zelfs na 1776 gesloopt en daarom op het
kadasterkaartje uit 1819 niet meer aanwijsbaar. Wie zal het zeggen.

Wisselende
eigenaars
Pieter Aariensz. Schuijt blijkt nu de nieuwe eigenaar, maar naar het zich
laat aanzien voor korte tijd. Want in 1780 overlijdt er ene Antje Corn.
Luijt in het Toornhuis, niet als weduwe van Pieter, maar van Gerrit Jansz.
Bakker. En ze is daar kennelijk geen logé, want in 1825 verkopen de erven
Arién Bakker en Trijntje Koning ‘de boerenplaats genaamd het Torenhuis’ aan
drie personen: Frederik Pluis, broodbakker aan de Hoogzijde, Cornelis Wit,
landman en Abraham van Exter, eveneens landman. Het voormalige buitenhuis is
intussen bezwaard met een hypotheek van 2000 gulden (ten laste van de
Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen). De ruim 19 bunders en de
behuizing worden voor 2688 gulden verkocht.
Het
Torenhuis gaat een paar maanden later al naar Arién Groot, landman en wonend
te Nieuwe Niedorp. Volgens het kadaster bezit hij dan in 1832 het huis met
boomgaard en tuin plus twee zogenaamde ‘rietsloten’. Die rietsloten zijn de
restanten van de vijver(s) uit 1776 en de mogelijke singelgracht uit nog
vroegere tijden. (Een boomgaard met tuin bij de buitenverblijven werd
meestal een ‘plantagie’ genoemd).
Een
op het z.g. ‘buitenterrein’ gelegen boerenhuis is met tuin in 1832 in handen
van Sijvert Bakker. Maar in 1833 blijken Simon Bak en Jan Langedijk de
eigenaars te zijn die het op hun beurt weer verkopen aan Jan Cornelis Bakker
die het trouwens in 1834 alweer overdoet aan ene Thijs Groot. Het
verhandelen van de landerijen laten we hier maar buiten beschouwing omdat
het ons natuurlijk in de eerste plaats om het erf met de gebouwen te doen
is. Wanneer het boerenhuis of zijn eventuele voorganger op het buitenterrein
gebouwd is blijft helaas nog volstrekt onduidelijk. Nieuwe gegevens en
antwoorden leveren nu eenmaal altijd weer nieuwe vragen op. Dat houdt ‘t
spannend.
Het
einde
We
stellen ons voor dat de tand des tijds intussen behoorlijk aan het Torenhuis
heeft geknaagd. Dat het misschien ietswat bouwvallig is geworden, zo zelfs,
dat er ergens in de 19de eeuw maar tot afbraak is besloten. Deze eeuw is
toch al berucht om wat er aan vroegere bouwcultuur teniet is gegaan. Men
heeft het geld niet meer om fraaie land- en buitenhuizen uit de 17de en 18de
eeuw te onderhouden en men heeft het er ook niet meer voor over. Wat dat betreft past de ondergang van ons grote buitenhuis
precies in de tijd.
Het Torenhuis wordt uiteindelijk de Torenwurf en zelfs dat moet bij de grote verkaveling in de 20ste eeuw worden uitgewist. De sloop van het
huis dateren we, op basis van enkele topografische kaarten, grofweg tussen
1869 en 1877. Daar willen we voorlopig even niemand persoonlijk op
aanspreken.
Maar
je wordt soms wel een beetje treurig van al dat verdwenen culturele erfgoed.
Misschien, heel misschien zijn de leeuwenkoppen op de toegangspoort van een
voormalige kwekerij tussen de nummers 35 en 37 aan de Dorpsstraat in Nieuwe
Niedorp oorspronkelijk afkomstig van het Torenhuis alias het Leeuwhuis. Ze
zouden naar verluidt van een ‘gesloopt herenhuis’ afkomstig zijn. Dat zou
dus heel aardig kunnen kloppen, maar het is natuurlijk een wel zeer schrale
herinnering…
Wat Jan en Annet Keuken
nog niet wisten.
(Gebruikte gegevens zijn vnl. afkomstig uit diverse akten van zowel het
Regionale Archief Alkmaar als het Prov. Archief Haarlem. Verder uit ‘Oude
boerderijen en buitenverblijven langs de Zijper Grotesloot’ door P. Dekker
en van mevr. H. Dibbits van het Meertensinstituut).
Jan
Keuken en Annet Klomp-Keuken
Bijlage: De Inventaris van het Toornhuis
In
de boet:
Een speelwagentje met een lange stok en lamoen, een kruiwagen, een
gerieftrap (een losse trap?), een teervaatje, teerpotten en kwast.
In
de vijver:
een modderpraam.
In
‘t tuinhuis:
2 schildwachten (?), 1 snoeibeitel, 1 kapper (rietkapper) en moddernet (om
te baggeren), 1 hanenhok, (kippenhok?) 1 hijsblok met touw, 2 muizenvallen,
1 trekstok met een lijn, 1 heinhaak (voor verwijderen van riet), 1 schoffel,
1 klauw, 1 kloet, 4 roeiriemen v.e. schuitje, 1 roer, 1 helmstok, 1 marsbank
(?), 1 spaatje, 1 paal v.e. zonnewijzer met 1 zonnewijzer van steen, 30 á 40
tuinstokken, 1 stokdweil, 1 luiwagen, 2 schrobbers met stokken.
In
de galerij:
1 pedestal met een pot, 1 geschilderd houtje (paneeltje?), 1 gladde plaat
met koperen poten, 1 dito staander(soort kapstok?), 1 schilderij, 8
notenhouten stoelen met leren zitting, 2 dito sokkerdanen (kostbare
houtsoort), 1 bank blauw geverfd, 4 ijzeren gordijnroeden, 2 hengelstokken.
In
de houten kamer:
1
eiken kabinet met een pot daarop, 6 gladde stoelen, 5 schilderijen van
verschillende grootte, 4 prenten met lijsten, 2 gerridons (ronde
penanttafeltjes), 1 vierkante tafel met vier poten, 1 kleed, 1 achtkantig
theeblad, 1 stofbezem, 1 stoffer, 1 trap voor de bedstee, 1 vierkant
theetafeltje met vier poten, 1 driepotige ronde tafel, 1 dito kleiner.
In
de bedstee:
4 schilderijtjes met een oude spiegel, 1 kapotte schilderijlijst, 2
schraagjes, 1 doos met kranten,1 vuurmand (voor het drogen v. kindergoed in
de kraamkamer), 1 ronde vloermat.
In
’t portaal:
1 tafelblad en 1 rond theeblaadje.
In
de eetkeuken:
1 flessenrek, 1 bierstelling (onderstel voor een bierton), 1 ronde tafel met
een geschilderd Ieren kleed, 2 Keulse kannetjes, 3 achtkantige flessen met 1
dito rond, 23 botellen (flesjes?), 1 fonteintje met een blikken bak, 3
stoelen, 3 stoven, 1 luierrek, 1 ijzeren gordijnroede, 2 wit kwastjes.
In
de bedstee in dezelfde keuken:
1
vierkant tafeltje met een uithaal (laatje), 1 schutje (haardscherm), 1
boterbak met een mandje, 1 achtkantig theeblaadje, 1 blikken kaarsenblaker,
1 platte boender, 1 ijzeren klauwhamer, 1 ijzeren theekomfoor met een
koperen bakje, 1 sportladder.
Onder in de vaste kast naast de bedstee: 1
tinnen inktkoker, 1 houten nap met wat tafelbordjes en boven in de kast: 3
Delftse kwispedoren , 2 witte potjes, 2 dito Keulse met een flesje, 2 dito
bierkannetjes waarvan een met een tinnen deksel, 33 Delftse tafelborden, 9
dito schaaltjes, 4 dito schuttelen , 3 dito slaschotels met een witte kom, 1
porseleinen spoelkom, 1 dito Delftse kop, 4 dubbele theeschotels met 1
melkpotje, 6 wit ‘theegoed’, 2 dito schoteltjes met een kopje, 1
inktkannetje, 4 Delftse trekpotjes, 1 Keulse kom, 1 tuitpotje, 2
mosterdpannetjes, 2 groene potjes, 2 beschilderde dito met 2 lange flesjes,
5 witte brandewijnkoppen, 2 stenen kistjes(?) met 1 dito vijzeltje, 8 kleine
flesjes, 1 kelk met houten voet, 1 roemertje (wijn- of jeneverglas), 3
bierglaasjes, 1 bokaaltje, 12 kelken.
Op de zolder boven voornoemde keuken: 23 nieuwe muurtegeltjes, 1 partij
oude dito, 1 klein mandje met turf, 1 Keuls kannetje, 1 houten schut, 1
hennezeunis (voerbak), 1 muizenval, 2 bloempotten, 1 dito met oud ijzer, een
weinig ‘rommeling’.
In
de kookkeuken:
1 braadspit met toebehoren, 1 pottenkast, 1 schotelrek, 1 kransje
(onderzetter), 1 spiegeltje met een handblaker, 1 oude tafel, 4 kannetjes
met 1 matten flesje, 1 ijzeren vuurpot, 1 dito blaker, 1 dito komfoor, 1
dito asschop, 1 doofpot van aardewerk, 1 asbezem, 1 Ieren schoorsteenkleed,
1 schutje (haardscherm), 1 laddertje.
Op
zolder boven deze keuken:
1 kastje of tresoor, 2 koperen stolpen, 1 pot, 1 boender, 1 schuimspaan, 1
kussen en peul (peluw), 1 Keulse waterpot.
In
‘t vatenhuis:
1 vliegenkastje, een pottenkast en daarin: 1 gaatjesbak, 1 dievenlantaarn, 1
aardewerken blaker, 1 boterspaan, 1 platte boender, 1 gatenkom, 3 aardewerk
braadpannen met deksel, 1 handenwassers kommetje, 1 stroopkan, 1 dito
kleiner, 1 pot, 2 schoteltjes, 1 komfoortje met nog 2 potten, 1 braadpan met
een schoteltje, 3 kleine potjes met een kommetje, 1 vatenbank. In ‘t zelfde
vatenhuis: 1 driekante pottenkast en daarin 1 spijker-lade, 1 schraag aan de
muur, 1 Keulse zeeppot, 1 hakblok, 1 slijpbord, 1 kaarsenlade, 1 turfvaatje,
1 houtkist, 1 tinnen waterpot, 1 kerfbordje (voorsnijschotel?), 2 emmers.
In
de ‘inreede’ op de dars:
2
deelen (planken), 1 ijzeren staander (mogelijk standaard voor vuurpot), 1
rijper (?), 1 schudhaak (waarschijnlijk voor fruit). .
In
’t trapkamertje:
een stilletje (po-stoel) met een voetenbankje, een bezem.
In
‘t portaal op zolder:
3 ronde matten met een kapstok.
Op
de vlieringzolder:
9 klerenstokken, 2 zakken om ze in te leggen, 1 ‘schuitkaartje’(wellicht een
viskaar v.e.bootje), 2 bierstokken (roerstokken voor het bier), 2 stapels
gekloofd brandhout, 1 partij oud hout.
Op
de zonder aan het eind van de dars:
1 partij brandhout, 1 partij oud lood, 1 partij tegels, 1 partij kleine
tegeltjes, 1 weinig huistegels, 1 tuinpot met glansen(?) 1 vierpotig
tafeltje, 2 kannetjes, een partij oud ijzer, enige ronde pannen en wat
‘rommeling’. Een stapel gekloofd brandhout op de ...achterzolder.
In
de koper en tinkast op voornoemde zolder:
1 vierkant theeblaadje, 6 hondjes (?) zowel groot als klein, 1 rager,1
tuingieter, 1 kleerebakje (om wasgoed te dragen), 1 stofbezem, 1 glazenspuit
(voor de ramen), 2 ronde houten deksels, 1 wafelijzer, 1 rustbank met
toebehoren, 1 gordijnroe, 1 hangijzer, 1 treeft, 2 roosters, 1 beugel v.e.
schepnet, 1 ijzeren tang, 1 bijl, 1 hengsel, 1 platte rager, (ragebol) 1
schoolbordje, 1 paardenkleed, 5 eiken tobbetjes, 6 lege mandjes, 6 blikken
hartjes, 1 ijzeren troftel, 2 koperen gordijnroedjes , 1 huisschel, 1 mandje
met wat rommeling, 1 houten doos, 1 blikken sla-emmer, 1 koffiemolentje, 1
mosterdkarn, 1 hengselmandje met twee matten flesjes, 1 urinaal in een mat,
2 houten bakken, 1 emmer, 1 hakbord, 1 blikken waskom, 1 Ioden tabaksdoos, 3
mandjes, 1 cijferlei, 1 pan met deksel, 1 rode kom, 1 gaatjesbak, 1 rode
schuttel, 1 roomkom, 1 klein wastobbetje, 1 rodestroopkan, 2 dito kannen , 5
schuttels, 1 braadpan met zijn deksel, 2 melkpotten, 1 dito kleiner, 1
komfoor, 1 gatenkom, 4 braadpannen, 1 pot v.e. stilletje, 5 stoven, 2
ijzeren ..., 1 bollebuisjespan (poffertjespan), 2 koperen theeketels, 2 dito
ketels met driepoten, 1 dito zonder poten, 2 blikken zalmbraders, 1 rode
koperen schenkketel, 1 geelkoperen aker, 1 dito dik koekspannetje, 1 dito
bedpan, 2 dito grote ringen, 1 clito tang, 1 dito asbezem, 1 dito kleiner, 1
dito setter (?), 1 dito kannetje, 1 paar dito schalen, 1 dito klein
tangetje, 1 dito dikkekoekspan met zijn deksel, 1 dito koffiekan, 1 dito
schenkketel met zijn komfoor, 1 dito peperstrooier, 1 dito snuiter (kaarsenpit-schaar),
2 dompertjes (kaarsendovers) met 1 zuinigje (kokertje op een blaker om
eindjes kaars op af te branden), 1 strijkijzer, 1 vijzel met zijn stamper.
Tin
in dezelfde kast:
1 schotel met zijn doorslag (gatenplateel, soort plat vergiet), 16
tafelborden, 6 teljoren (ook soort tafelborden), 1 schenkblaadje, 2
waterpotten, 1 viskom met zijn doorslag, 2 grotere teljoren, 5 schotels, 1
bierkan, 1 dito wat kleiner, 2 brandewijnkoppen, 1 trechter, een zoutvat, 1
trekpot (om bijv. thee te trekken), 7 lepels, 1 vork, 1 mengspatel, 1 olie-
en azijnstelletje met twee glazen flesjes.
Blik:
1 blikken karntje, 1 dito zalmbrader, 2 setters (onderzetters?), 1
zoutvaatje, 1 peperdoos, 1 worstenstopper, 1 dekseltje, 1 hakmes, 1 rooster
v.e. strijkijzer.
Houtwaren:
4 kaaskopjes, 2 kaasertjes (?) met een ‘melkmaat’ (?), melknap met een teems
(zeef), 1 melknap, 1 dito maatje, 1 karntje met zijn lid en stok, 2 houten
vaatjes met een dito doos, 1 stremselvat en een koekrolder (deegroller).
In
de slaapkamer:
16 notenhouten stoelen met hoge ruggen, 1 dito kleinere, glad, 2
wagenkussens, 8 rode stoelkussens met twee witte kleden, 1 eiken latafel met
een naailaadje, een klein stoffertje en een matje, 1 kapstok, 4
schilderijen, 1 spiegel, 1 vierpotige tafel, 2 bedbankjes, 1 klerenpers, 1
klerenstok.
In
de bedstee op de slaapkamer:
Een eiken lessenaar en een schilderij.
In
de beddenkast:
een bed in de bovenste beddenkast. Onder in deze kast: een naaikussen in een
sloop, 1 watten deken, 1 groene wollen dito, 1 witte wollen dito, 1 rood
scharlaken mantel, 1 bed en peluw, 1 wollen deken in een sloop, 6
lendenkussentjes, 2 stukjes linnen, 6 hoofdkussens, 1 groene deken, 1 witte
wollen dito, 6 stoelmatrassen (losse zittingen) en verder nog in ‘t
achtereind 2 schragen met borden.
Aldus op 1 oktober 1776 geinventariseerd door Jan Koog, secretaris van
Nieuwe Niedorp in aanwezigheid van Pieter Stroomer. (de puntjes geven
slechte leesbaarheid aan, de vraagtekens spreken voor zich).
|