Prinses zocht
buitengewesten van christelijke spiritualiteit
door Ton Crijnen
2004-03-23
Prinses Juliana had tijdens haar leven een intense belangstelling voor
religie. En niet alleen voor de godsdienstige waarden die ze aantrof op het
eigen protestantse erf. Overzicht van een spirituele zoektocht.
Op 5 maart 1909, ruim een maand voor de geboorte van haar dochter Juliana, liet
koningin Wilhelmina in een 'Leidraad voor de opleiding van den Koning' - men
hoopte op een zoon als troonopvolger- weten: ,,Met het grootste en volste
vertrouwen laat Ik de godsdienstige opvoeding in de uitnemende handen van den
Prins.'' Zelf volstond ze met de suggestie bij de toekomstige telg 'een
verdraagzame geest aan te kweken tegenover andersdenkenden'.
Wilhelmina mocht dan de religieuze educatie van haar enig kind meer een
privé-zaak dan een staatsaangelegenheid vinden, de geestelijke vorming van de
prinses werd toch niet overgelaten aan echtgenoot prins Hendrik. In elk geval
tot het prinsesje veertien jaar was geworden, trok ze die naar zich toe. Dit wil
niet zeggen dat Hendrik helemaal buitenspel stond. Via hem leerde Wilhelmina de
esoterisch-spiritualistische denkbeelden kennen van de christelijke goeroe
Joseph Anton Schneiderfranken -hij noemde zich Bô Yin Râ en meldde zijn eigen
bovenzinnelijke ervaringen met de Ewige Heimat des Menschen. Zelf stond ze onder
invloed van een andere geestelijk leider, Soebar Singh uit India. Deze predikte
een ondogmatische, christocentrische heilsleer. Juliana's latere
spiritueel-mystieke inslag, wars van dogmatisme, vond bij beide ouders zijn
oorsprong.
Wilhelmina zorgde ervoor dat haar dochter via privé-lessen een breed inzicht
kreeg in het geloofsgoed van de andere wereldgodsdiensten. Zo maakte de befaamde
oriëntalist Snouck Hurgronje haar wegwijs in de geloven van haar toekomstige
Indische onderdanen. Juliana vroeg hem uit over de geheimen van de 'stille
kracht'. In 1924 vergezelde ze haar ouders bij een opzienbarend bezoek aan de
synagoge aan het Amsterdamse Jonas Daniël Meyerplein.
Dat nam niet weg dat Juliana protestants was en bleef. Ze vertoonde zeker geen
paapse neigingen. Het katholicisme was een geloofsovertuiging die Wilhelmina in
haar hart lange tijd verafschuwde, voortspruitend uit een opvatting die de
Oranjes als strijders tegen het rooms imperialisme zag. Het zou ook bij Juliana
lang duren voordat elk vooroordeel was verdwenen. Dat gebeurde pas nadat twee
van haar dochters -Irene en Christina- tot het katholicisme waren overgegaan.
In het najaar van 1923 nam hofpredikant ds. W.L. Welter de godsdienstlessen
over. Juliana kwam bij hem op catechisatie, ter voorbereiding op haar
belijdenis. Ze ontpopte zich, aldus Wilhelmina-biograaf Cees Fasseur, tot een
eigenzinnige figuur in geloofszaken. Zo liet ze haar ouders lang in onzekerheid
of ze wel belijdenis zou doen. In een brief aan haar moeder Emma schreef
Wilhelmina: ,,Het is mijns inziens meer het ons tot het laatst laten voelen dat
zíj beslist, plus wat afkeer van het oude.'' Uiteindelijk deed Juliana op 12
juni 1927 belijdenis. Ze wilde naar eigen zeggen het vermolmde instituut
Nederlandse Hervormde Kerk nieuw leven inblazen.
Juliana's grote religieuze interesse bleek ook uit het feit dat ze aan haar
korte studie aan de Leidse universiteit nog een semester fenomenologie van de
godsdiensten bij de Noorse hoogleraar Brede Kristensen vastknoopte (1929). Dit
gebeurde nadrukkelijk op eigen verzoek. Dat haar geestelijke leefwereld zich ook
buiten het kader van 'God, Nederland en Oranje' begon af te spelen bleek uit
haar belangstelling voor astrologie, opgedaan tijdens bezoeken aan de Duitse
keizer Wilhelm II, die sinds 1918 te Doorn in ballingschap leefde. Grote indruk
maakten ook de reïncarnatiegedachten van haar vader, resulterend in zijn
volkomen witte begrafenis in 1934. Nog in de Tweede Wereldoorlog had ze het met
haar moeder over de opvattingen van Hendrik, die het lichaam slechts zag als
'een etui' waaruit de ziel bij het overlijden ontsnapte om vervolgens een nieuw
leven te beginnen. Zelf vond Juliana het een troostrijke gedachte dat er een
mogelijkheid bestond je fouten uit dit leven in een volgend bestaan goed te
maken.
De oorlogsjaren met al hun verschrikkingen legden waarschijnlijk de basis voor
Juliana's pacifistische levensovertuiging. Deze werd nog versterkt door de
atoomaanvallen op Hirosjima en Nagasaki (1945) en de naoorlogse kernwapenwedloop
tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. In haar zoektocht naar de kern van
religiositeit raakte ze doortrokken van een intense afkeer van elke vorm van
geweld en ideologische polarisatie.
Het lijkt daarom niet terecht haar sociaal-ethische bevlogenheid en hang naar
vrede en gerechtigheid -zich uitend in religieus getinte conferenties die ze
tussen 1951 en 1956 hield op het Oude Loo, en de redevoeringen tijdens haar
bezoek aan de VS in april 1952- op het conto van Greet Hofmans te schrijven. Het
is eerder zo geweest dat Juliana zich door het gedachtegoed van de
theosofisch-esoterische gebedsgenezeres bevestigd heeft gevoeld. Dat had zijn
tijd nodig, want aanvankelijk toonde ze zich niet gecharmeerd van Bernhards idee
deze Jomanda avant la lettre in te schakelen bij pogingen de aangeboren
oogafwijking van Marijke (Christina) via bidden te herstellen.
Dat Hofmans tegenover haar de rol van Raspoetin speelde, zoals Bernhard en
anderen hebben gesuggereerd, valt te bezien. In elk geval hing een deel van de
huwelijksperikelen tussen koningin en prins samen met het feit dat de
mystiek-idealistische neigingen van de een botsten met het weinig religieus
geïnspireerde realisme van de ander.
Zonder het protestantisme achter zich te laten voelde Juliana zich in later
jaren steeds minder aangesproken door de strikt kerkelijke vormen ervan. Niet
voor niets kerkte ze na haar troonsafstand (april 1980) jarenlang in de
Vrijzinnige Geloofsgemeenschap van Baarn. Daar zat ze stilletjes achteraan en
probeerde ze zo min mogelijk op te vallen.
Net als haar moeder kreeg ze steeds meer aandacht voor de oecumenische beweging.
Niet zozeer voor de institutionele vormen waarin dit gestalte kreeg, maar meer
als geestelijke beweging. In 1964 was Juliana al zo ver dat ze geen moeite leek
te hebben met de overgang van dochter Irene naar de rooms-katholieke kerk. Ze
schijnt zich alleen geërgerd te hebben aan het feit dat aartsbisschop Alfrink,
zonder overleg met haar, besloot tot overdoop. Wat haar volgens kerkhistoricus
Ton van Schaik niet belette in de jaren tachtig een aantal indringende
geloofsgesprekken te voeren met de inmiddels geëmeriteerde kardinaal. In die
tijd, zo onthulde pater Gerard Oostvogel zondag in 'Kruispunt', ging Juliana al
ter communie -bij de eerste heilige communie van de kinderen van Irene. Dus lang
voor haar veelbesproken communiegang tijdens het huwelijk van kleinzoon Maurits
met Marilène van den Broek, in mei 1998.
Geleidelijk, zo meldt emeritus hoogleraar Gilles Quispel, peetvader van het
gnosisonderzoek in ons land, kwam Juliana tot het besef dat er ook buiten het
christendom sprake was van openbaring. ,,Vandaar haar belangstelling voor de
overeenkomsten tussen gnosis en oosterse filosofie. Daar sprak ze met de Indiase
ambassadeur over. In tegenstelling tot Wilhelmina die tot haar dood in 1962
vasthield aan een kerkelijk christendom, beleed Juliana een esoterisch
christendom. Ze was via haar hartsvriendin Nelleke van Osselen, lid van de
antroposofische vereniging, in aanraking gekomen met de esoterische wetenschap.
Die boeide haar zeer. Dat had ze van haar vader.''
Later volgde Juliana met interesse de spirituele Werdegang van Irene, maar zelf
is ze nooit betrapt op praten met bomen of dolfijnen. Juliana bleef binnen de
contouren van het christelijk geloof zoeken naar het geheim van een God die in
haar optiek ons begrip verre te boven gaat.
Ze was, aldus Quispel, 'een door en door religieus mens'.
2004-03-23
Trouw
Juliana bleef
zoekende, haar hele leven
Formeel is het hof Nederlands-hervormd, maar prinses Juliana geloofde in
reïncarnatie en had van huis uit een zeer brede spirituele belangstelling.
Door onze redacteur Jaco Alberts
ROTTERDAM, 27 MAART. Ook al heeft ze vier kinderen opgevoed, was ze
tweeëndertig jaar koningin van Nederland en voor velen een symbool van
menselijkheid, prinses Juliana vond dat haar taak op deze wereld nog niet was
volbracht. Vurig hoopte ze dat ze haar na haar dood nog een betekenisvolle rol
zou kunnen vervullen. In een nieuw leven.
Prinses Juliana geloofde in reïncarnatie, zo zeggen diverse theologen die de
afgelopen decennia een rol heben gespeeld bij haar geestelijk leven. ,,Ze liet
zich inspireren door een spirituele visie op het hiernamaals'', zegt Aart van
Lunteren, predikant bij de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap in Baarn. Op Soestdijk
sprak hij met haar over hiernamaals en reïncarnatie. ,,Ze bezon zich op de
eindigheid van het bestaan, maar niet uit angst. Ze had een levenshouding van
vertrouwen.''
Ze stapte buiten de grenzen van het christendom. De vraag is of dergelijke
esoterische gedachten een rol zullen spelen in de uitvaartdienst dinsdag in
Delft. Aan de remonstrantse predikante Welmet Hudig zal het niet liggen. Zij
staat ,,heel open voor nieuwe vormen van spiritualiteit'', aldus haar voormalige
collega Erik Cossée uit Rotterdam.
Juliana was zoekende, haar hele leven. Officieel zijn de Oranjes
Nederlands-hervormd. Maar ook haar ouders, koningin Wilhelmina en vooral prins
Hendrik, namen achter de façade van de officiële leer geen genoegen met de
protestantse dogma's. ,,Juliana had die trek naar esoterie van haar vader'',
zegt professor Gilles Quispel, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis, expert op
het gebied van de gnostiek en sinds de jaren vijftig een kennis van Juliana.
,,Hij vertelde haar over Bô Yin Râ,'' aldus Quispel. Hendrik had deze van
oorsprong Duitse mysticus in Zwitserland ontmoet en raakte zoals velen in diens
ban. Bô Yin Râ predikte een reïncarnatieleer en beweerde contacten te hebben met
andere planeten. Het geloof in reïncarnatie zou er bij Hendrik ook mede toe
hebben geleid dat hij in het wit begraven wilde worden, een voorbeeld dat door
Wilhelmina werd gevolgd. In het wit op weg naar een nieuw leven, een beeld dat
natuurlijk ook strikt christelijk kon worden geïnterpreteerd.
Voor de buitenwacht bleef het hof gewoon Nederlands-hervormd, met tot aan de
oorlog een officiële hofpredikant. Nadat Juliana in 1948 koningin was geworden,
liet ze de hervormde façade een beetje zakken en bezocht ze regelmatig de
doopsgezinde gemeente in Baarn. Een piepklein kerkje met honderd zitplaatsen.
Daar stond in die dagen de vrouwelijke predikante Ans Meerdink-van der Ban, die
zij kende uit het Leidse studentenleven. Soms kwam ook haar moeder Wilhelmina
mee. Behalve actief, enthousiast en sociaal voelend was Meerdink volgens Frits
Groeneveld - tegenwoordig predikant van die gemeente - net als vele andere
Doopsgezinden ook pacifistisch.
Bij het beeld dat Juliana pas in de jaren vijftig pacifistische ideeën
ontwikkelde onder invloed van de gebedgenezeres Greet Hofmans, stelt Groeneveld
dan ook vraagtekens. Ze had al kennis gemaakt met het pacifisme van de
doopsgezinden. Professor Quispel kan nog boos worden als hij denkt aan minister
Stikker van Buitenlandse Zaken en zijn ambtenaren die zich inhoudelijk bemoeiden
met de toespraak die Juliana in 1952 voor het Amerikaanse Congres hield over
coëxistentie en ontwapening. ,,Macho's en biermagnaten die zich vermeten aan de
heilige overtuiging van een zeer intelligente vrouw!''
Quispel zelf werd op 29 mei 1954 aan het Oude Loo in Apeldoorn uitgenodigd op
een bijeenkomst om een lezing te houden. Samen met zijn vrouw trof hij behalve
Juliana een gezelschap aan van bankier Pierson, een dokter Fentener van
Vlissingen, barones Van Heeckeren van Molecate. Onder de sprekers bevond zich
volgens Quispel luchtmaarschalk Lord Dowding die de Battle of Britain had
gewonnen en hier sprak over de landing van buitenaardse wezens in Californië.
Ook Greet Hofmans was aanwezig, maar die zei niets. Later organiseerde Quispel
op Soestdijk nog twee keer soortgelijke bijeenkomsten waar hij onder meer
Gershom Scholem, kenner van de joodse mystiek, uitnodigde om te spreken.
Aanwezig waren veel rijke mensen uit Baarn, vaak lid van de Vrijzinnige
Geloofsgemeenschap aldaar. Over politiek werd niet gesproken, aldus Quispel.
De uitkomst van de 'Greet Hofmans-affaire' betekende het einde van dergelijke
bijeenkomsten op Soestdijk. Het hof werd gereorganiseerd, Juliana verbrak het
contact met de gebedsgenezeres, en ze zocht weer toenadering tot prins Bernhard.
Toch was haar grote belangstelling voor het spirituele allerminst geknakt, zo
zou later blijken: ,,Je kunt een leeuwin wel in een kooi opsluiten, maar je kunt
haar niet temmen'', zegt Quispel.
Koningin Juliana bleef verkeren in kringen van doopsgezinden. Volgens Groeneveld
heeft ze in die jaren ook aanzienlijke giften overmaakt aan de landelijke
doopsgezinde vredesgroep met een radicaal pacifistische traditie. Van de kerk in
Baarn bleef ze bezoeker, ook toen dominee Meerdink werd opgevolgd door H.C.
Valeton ,,een beau garçon die in de smaak viel van Baarnse dames'', aldus
Groeneveld. Maar ook vrijzinnig, zo weet een vriendin van Juliana nog. Ze gingen
samen naar de kerk. ,,Ja, dat spraken we dan af. Gaan we morgen, of niet? Prins
Bernhard ging alleen met Kerstmis.'' Dominee Valeton had groot succes: ,,Omdat
hij gewone taal sprak, blij was als het mooi weer was en dat ook in het gebed
liet doorklinken'', aldus de vriendin.
Contacten waren er ook met de katholieke kerk, waar prinses Irene bij haar
huwelijk toe is overgegaan. Op een witte donderdag rond 1980 belde prinses Irene
hem op, herinnert de progressieve pater G. Oostvogel uit Bilthoven zich. Ze
vertelde hem dat ze in Baarn naar de mis was geweest en dat de pastoor haar bij
de communie had overgeslagen omdat ze een gescheiden vrouw was. Of pastor
Oostvogel dat ook zou doen als ze naar zijn kerk zou komen. Natuurlijk niet, was
zijn antwoord en er ontstond een hechte vriendschap tussen beiden. Een
vriendschap die Oostvogel ook op Soestdijk bracht. Daar had Juliana inmiddels
een tweewekelijks bijbelclubje op de dinsdagmiddag met een aantal
dispuutsvriendinnen uit Leiden en jeugdvriendin mevrouw De Kanter. ,,Juliana
wilde per se niet bij iets horen. Een dominee moest haar aanspreken, maar de
prinses moest er niet aan vastzitten'', aldus De Kanter. Oostvogel werd gevraagd
het clubje te leiden, hetgeen strikt geheim moest worden gehouden: ,,Denkt u
eens in, een hervormde bijbelclub met een katholieke priester'', zegt Oostvogel.
De priester leidde ook een dienst in zijn parochie in Bilthoven voor de Eerste
Communie van de drie kinderen van Irene. De hele koninklijke familie, behalve
Beatrix en Claus, ging mee ter communie. Toen Juliana in 1998 bij het huwelijk
van prins Maurits ter communie ging, leidde dat nog tot een rel. Maar toen was
er televisie bij. Oostvogel is boos op kardinaal Simonis die dat deze week
nogmaals aan de toenemende verwardheid van de prinses toeschreef. ,,Onzin, het
was een bewuste keuze.''
Met het bijbelclubje behandelde Oostvogel diverse boeken: Geliefd is de mens,
een boek over de joodse principes van vrijheid, vieren en vreugde. ,,Daar was ze
gek op.'' Of het werk van de 15de eeuwse bisschop Nicolaas van Cusa onder de
titel Docta Ignorantia, geleerde onwetendheid. ,,Dat sprak haar geweldig aan en
pastte ook erg bij haar denken: Je kunt niet de waarheid bezitten, dat was zo
wezenlijk voor haar.'' Maar de dames bespraken ook Lessen voor Levenden van
Elisabeth Kübler-Ross over het sterven. Daarin wordt beschreven dat mensen
vanuit agressief verzet tegen de dood in fases kunnen komen tot een soort
overgave. Oostvogel: ,,Ik kon daar niet in mee gaan, maar Juliana geloofde in
reïncarnatie. Dat was helemaal haar visie. Ze is altijd een zoekende vrouw
geweest. Ze was niet tevreden over welke dogmatische godsdienst dan ook. Ze vond
inspiratie ook uit het hindoeïsme en het boeddhisme. Daar wordt het eerste leven
meer gezien als een soort zuiveringsproces. Zo kun je een steeds volmaakter mens
worden.'' Het geloof in reïncarnatie wordt bevestigd door dominee Hetty de Groot
van de Evangelische Broedergemeente in Zeist die het bijbelclubje van Oostvogel
na twee jaren overnam en zondag in het tv-programma Kruispunt verklaarde: ,,Ze
hoopte met heel haar hart dat ze een echte taak zou krijgen na haar sterven.''
Juliana is nog tot diep in 2000 of 2001 kerken in de omgeving van Soestdijk
blijven bezoeken. Diverse kerkgenootschappen, vooral van vrijzinnig protestantse
signatuur. Bij Aart van Lunteren in de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap in Baarn:
,,Ze vond het leuk als je in de liturgie afweek van de gebaande paden. Bij een
doopdienst hielden we een soort processie door de kerk. Zij was de eerste die
zich aansloot. Ze nam deel aan meditatieve diensten en ik heb haar vaker een
sacrale dans zien maken.''
Ze kwam ook bij Willemien Van Veen-de Graeff, predikante van de remonstrantse
gemeente in Bussum, zeker nog tot 2000. ,,Veel mensen hebben het misschien niet
eens doorgehad dat de prinses er was. Ze ging graag achterin zitten, met een
hofdame, in het vak bij de kinderen. Toen ze wat minder zag, ging ze wat meer
naar voren en vroeg wel eens hulp aan iemand naast haar.'' Na afloop maakte ze
altijd even een praatje en reageerde op de preek: ,,Of over de uitleg van het
bijbelverhaal, dat moest bijbels verantwoord zijn. Of over de actualiteit. Ze
wilde dat de preek in volheid op die actualiteit betrokken was. Geen volstrekt
abstracte analyses.''
Professor Quispel kwam Juliana voor de laatste keer tegen bij een bijeenkomst
van de antroposofische vereniging over karma en reïncarnatie in 1995. Daar was
ze samen met een vriendin met wie ze kibbelde: ,,Je moet me niet zo
betuttelen'', zei ze. Ze bleven de hele dag, boterhammetje mee, banaantje.
Quispel herinnert zich dat Juliana doodsbang was voor de pers. Die moesten er
geen lucht van krijgen dat ze dit soort bijeenkomsten bijwoonde.
m.m.v. Jutta Chorus.
27 maart 2004
NRC-Handelsblad
Juliana / Begrafenis
doorbreekt oude mythe
door Ton Crijnen
2004-03-26
De keuze voor de remonstrantse predikante Welmet Hudig-Semeijns de Vries van
Doesburgh bij de uitvaart van prinses Juliana heeft orthodoxe protestanten
geschokt. Een eeuwenlange traditie lijkt doorbroken. De geschiedenis van een
mythe.
Orthodox-protestants Nederland is geschokt: een remonstrantse predikante leidt
dinsdag de uitvaartdienst van prinses Juliana. Voor het Reformatorisch Dagblad
was het woensdag zelfs opening krant. Begrijpelijk, want met het besluit om niet
een hervormde (mannelijke) dominee te laten voorgaan in de dienst wordt een
traditie van eeuwen 'ruw' doorbroken. En dat komt in die kringen hard aan.
Verdwenen is de toonzetting waarmee men ooit Juliana's geboorte begroette: ,,Een
betooning van Gods trouw aan Nederland'' (De Spiegel, 1909).
In één klap is het 'onverbrekelijk drievoudig snoer', gevormd door de schakels
God, Nederland en Oranje, van zijn historische glans beroofd. Althans zo wordt
dat in kringen van SGP en RD gezien. In deze mythische trits staat het begrip
'God' voor de hervormde kerk waarmee het Huis van Oranje eeuwenlang werd
geïdentificeerd. Het is een opgelegd, maar historisch nauwelijks te
rechtvaardigen symbool van nationale eenheid.
En al lijkt de tijd nog ver weg dat een katholiek, moslim of atheïst het ambt
van erfelijk staatshoofd bekleedt, toch heeft Juliana met de door haar gekozen
geestelijk voorgangster een belangrijke bijdrage geleverd aan een hoognodige
discussie.
Een geseculariseerd staatsbestel als het onze biedt geen plaats meer voor een
koningshuis waarvan de kroondrager, weliswaar niet grondwettelijk maar op grond
van traditie, exclusief gekoppeld is aan één bepaalde geloofsrichting. Zelfs kan
men de vraag stellen of een onder ministeriële verantwoordelijkheid vallende
vorstin, die, zoals Beatrix, in toespraken blijk geeft van protestantse
sympathieën, nog wel de nationale eenheid symboliseert die de enige legitimatie
vormt voor het voortbestaan van de monarchie.
Tradities liggen immers niet voor alle eeuwigheid vast, maar dienen -willen ze
de tand des tijds doorstaan- mee te evolueren met religieus-maatschappelijke
ontwikkelingen. Dat geldt ook voor het koningschap, functionerend in een land
waar de hervormde geloofstraditie binnenkort opgaat in een (protestants)
kerkgenootschap dat slechts een kleine minderheid van de bevolking
representeert. Een veelzeggend teken voor degenen die zich nu zo bedroefd
voelen, vormden twee jaar geleden peilingen die lieten zien dat vijf van de zes
Nederlandse protestanten uitstekend konden leven met een rooms-katholieke
koningin (lees: Máxima).
Wat dat 'snoer' betreft -een uitvinding van de joods-christelijke Réveildichter
Isaäc da Costa (1798-1860)- bleken zelfs de meest antipapistische Oranjes
verstandig genoeg zich niet te bezondigen aan religieus exclusivisme. Dat zou
ook gevaarlijk zijn geweest, want tot ver na 1700 vormden katholieken en andere
niet-calvinisten de meerderheid van de bevolking. Regelmatig grepen de
prinselijke stadhouders in ten gunste van religieuze gezindten die niet tot de
heersende hervormde (toen nog gereformeerd geheten) kerk behoorden.
Dat begon al met Willem van Oranje die keurig 'hervormd' werd begraven, maar op
religieus gebied bekendstond als superpragmaticus. Zoon Maurits greep weliswaar
in ten faveure van de steile contraremonstranten (1618/19), maar ook hij nam
roomsen en ander 'ketters' volk indien nodig in bescherming. Hij kerkte nog bij
de remonstrantse predikant Wtenbogaert op het moment dat de contraremonstranten
zich al hadden afgescheiden. En hij woonde samen met de rooms-katholieke
Margaretha van Mechelen die hem drie bastaards schonk. De stadhouders Willem II,
III en IV huwden anglicaanse prinsessen en richtten anglicaanse kapellen voor
hen in. Geen van de Willems blonk uit door grote religieuze devotie.
In al die eeuwen beleden de Oranje-vorsten weliswaar de hervormde godsdienst,
maar wettelijk vastgelegd was het nergens. Dat gebeurde pas bij de Grondwet van
1814. Een jaar later schrapte men die bepaling alweer omdat het katholieke
België aan het koninkrijk werd toegevoerd. Zestien jaar lang regeerde een
protestantse vorst (koning Willem I) over een land dat in meerderheid een ander
geloofsovertuiging aanhing. Het lijkt een voorafspiegeling van ons eigen tijd.
Overigens stond Willem op het punt het drievoudig snoer al te verbreken nog voor
dat het goed en wel door Da Costa (en Bilderdijk) geregen was. Nadat deze in
1831 had aangekondigd dat hij ,,de Kerk van Christus met Nederlands Volk en
Nassaus Prinsenstam'' wilde verbinden met een ,,onverbrekelijk drievoudig
snoer'', kondigde negen jaar later Willem -inmiddels weduwnaar geworden- aan dat
hij zou hertrouwen met de katholieke gravin Henriëtte d'Oultremont. Zoals haar
naam suggereert was ze Belgische. Door de ophef die dit besluit in
Noord-Nederland wekte, zag de koning af van het huwelijk. Nog datzelfde jaar
deed hij afstand van de troon en trouwde zijn geliefde alsnog.
Zoon Willem II mocht een minder grote cryptokatholiek zijn dan de volksmond
beweerde, een diepgelovige protestant was hij evenmin. En hij nam een vrouw van
Russisch-orthodoxen huize die ten paleize vrijelijk haar godsdienst mocht
belijden en die de hervormde kerk ,,een stijlloos instituut'' vond.
Opvolger Willem III (1849-1890) toonde zich ogenschijnlijk ontvankelijk voor het
protestantse protest tegen het herstel van de rooms-katholieke bisschoppelijke
hiërarchie. Toch had het slechts weinig gescheeld of hij had een remonstrantse
dominee (Abraham des Amorie van der Hoeven) bij zijn inhuldiging laten preken.
De regering stak er een stokje voor. En bij Willems uitvaart was het de
onvervalste hervormde hofpredikant Van Koetsveld die het laatste woord voerde.
Ook dochter Wilhelmina, bij haar leven eerder Waals dan hervormd aangelegd, werd
keurig volgens de Oranje-traditie begraven (1962).
Hoe komt het dat het 'drievoudig snoer' pas nu, bij de uitvaart van prinses
Juliana, is gebroken? Het wachten was op de secularisatie. In het nabije en
verdere verleden waren het weliswaar de regenten en niet de dominees die de
godsdienstpolitiek in dit land bepaalden, maar ze moesten terdege rekening
houden met de invloed van de hervormde predikanten op het gewone volk. Niet voor
niets laat onze geschiedenis regelmatig voorbeelden zien van monsterverbonden
tussen Oranjehuis en predikantendom tegenover de heersende burgerlijke elite.
Die tijd is definitief voorbij. De kerk heeft haar greep op het volk verloren.
Trouw
2004-03-26